ECLI:NL:RBALK:2002:AD9632

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/060091-01
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ambtenaar wegens verduistering in Den Helder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar, is de verdachte, een ambtenaar van de gemeente Den Helder, beschuldigd van verduistering van gemeentelijke gelden. De tenlastelegging betrof een periode van 1 juni 1996 tot en met 31 december 1997, waarin de verdachte, in zijn functie als wethouder financiën en grondbedrijf, zou hebben opzettelijk een geldbedrag van ongeveer f 9.045,- verduisterd. De rechtbank heeft op 14 februari 2002 uitspraak gedaan na het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2002.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschuldigingen voornamelijk zijn gebaseerd op de interpretatie van een getuige, die een gesprek met de verdachte heeft gehad over het asfalteren van een particulier terrein. De rechtbank oordeelt dat het niet eenduidig is komen vast te staan dat de verdachte opdracht heeft gegeven tot het asfalteren van het terrein ten laste van de gemeentelijke begroting. Hierdoor is er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. A. van der Perk, en de rechters mr. R.C. Stam en mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad, in aanwezigheid van griffier W. Veenstra.

Uitspraak

De RECHTBANK van het arrondissement ALKMAAR
Parketnummer : 14/060091-01
Datum uitspraak: 14 februari 2002
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank van het arrondissement Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2002.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1996 tot en met 31 december 1997 in de gemeente Den Helder, althans in Nederland, terwijl verdachte ambtenaar, als bedoeld in artikel 84 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, was in dienst van de gemeente Den Helder, opzettelijk een geldbedrag van ongeveer f 9.045,-, althans een geldbedrag van ongeveer f 6.700,-, in ieder geval een of meer geldbedragen, welk(e) geldbedrag(en) verdachte in zijn bediening (als wethouder financiën en
grondbedrijf) onder zich had, heeft verduisterd en/of heeft toegelaten dat het door een ander werd weggenomen en/of verduisterd, door opdracht te geven tot asfaltering (geheel of gedeeltelijk voor rekening van de gemeentekas van Den Helder) van het binnenterrein van manege Bruin en aldus genoemd(e) geldbedrag(en) aan de gemeentekas van Den Helder te
onttrekken;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, aangezien het tenlastegelegde feit overwegend is gebaseerd op de interpretatie die de [getu[getuige] heeft gegeven van een gesprek dat hij met verdachte heeft gehad met betrekking tot het - doen - asfalteren van een deel van een particulier terrein. Niet eenduidig is komen vast te staan dat door verdachte opdracht is gegeven aan genoemde [getuige] tot het doen asfalteren van genoemd terrein geheel of ten dele ten laste van een gemeentelijke begrotingspost.
De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr. R.C. Stam en mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2002.