ECLI:NL:RBALK:2001:AF0038

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
54142/FT-EA
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan verblijfsvergunning en slechte trouw

Op 30 augustus 2001 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker had op 4 juli 2001 een verzoekschrift ingediend, maar werd gehoord ter zitting op de genoemde datum. Uit de overgelegde stukken bleek dat de verzoeker eerder, op 14 juli 1994, in staat van faillissement was verklaard, wat op 6 juli 1995 was opgeheven vanwege de toestand van de boedel. Volgens artikel 288, lid 2, sub a van de Faillissementswet kan een verzoek om schuldsanering worden afgewezen indien de verzoeker eerder in faillissement is verklaard.

Daarnaast bleek uit de stukken en de toelichting van de verzoeker dat er aanzienlijke schulden waren, waaronder een schuld aan de gemeente Alkmaar van f.11.110,38, ontstaan door onterecht genoten uitkeringen op basis van de Algemene Bijstandswet in de jaren 1990/1991, 1993/1994 en 1999/2000. Ook was er een schuld van f.3.707,96 aan het CJIB wegens verkeersovertredingen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet te goeder trouw was geweest met betrekking tot het ontstaan van deze schulden, wat in strijd is met artikel 288, lid 2, sub b van de Faillissementswet.

Bovendien gaf de verzoeker tijdens de zitting aan geen geldige verblijfsvergunning te hebben, wat leidde tot de conclusie dat er onvoldoende vooruitzichten waren dat hij aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zou kunnen voldoen. Dit vormde een extra grond voor afwijzing op basis van artikel 288, lid 1 sub b (slot) van de Faillissementswet. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Alkmaar
Enkelvoudige kamer
X.,
Wonende te P.,
geboeren op Q,
verzoeker,
heeft op 4 juli 2001 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 30 augustus 2001.
Uit de overgelgde stukken is gebleken dat verzoeker reeds eerder, namelijk op 14 juli 1994 in staat van faillissement werd verklaard. Dit faillissement is op 6 juli 1995 in verband met de toestand van de boedel opgeheven. Ingevolge artikel 288, lid 2, sub a Faillissementswet kan het verzoek om deze reden worden afgewezen.
Voorts bleek uit de overgelegde stukken en de door verzoeker ter zitting gegeven toelichting dat de schuld aan de gemeente Alkmaar ad. f.11.110,38 is ontstaan door in de jaren 1990/1991, 1993/1994 en 1999/2000 onterecht genoten uitrekening op grond van de Algemene Bijstandswet. Verder is gebleken dat één van de schulden bestaat uit een bedrag van f.3.707,96 aan het CJIB in verband met diverse verkeersovertredingen.
Gezien de aard van voormelde schulden acht de rechtbank het aannemelijk dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan daarvan niet te goeder trouw is geweest in de zin van artikel 288, lid 2, sub b Faillissementswet. Bedoelde schulden maken een aanzienlijk gedeelte uit van de totale schuldenpositie.
Ter zitting gaf verzoeker aan thans niet over een geldige verblijfsvergunning te beschikken. Op grond daarvan bestaan onvoldoende vooruitzichten dat verzoeker uitvoering zal kunnen geven aan de verplichtingen, verbonden aan de schuldsaneringsregeling. derhalve is naast vorengenoemde afwijzingsgronden ook die van artikel 288, lid 1 sub b (slot) van de Faillissementswet van toepassing.
Het vorenstaande is aanleiding het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. L. Janse, lid van de genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2001 in tegenwoordigheid van mr. V.P. Schulze als griffier.