3.6Het hof heeft in het bestreden arrest onder meer het volgende overwogen:
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 236.452,88 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 236.452,88.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat pp € 67.728,30 en dat aan betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van €67.728,30.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zicht primair op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van de verklaring van betrokkene dat hij € 750,00 per oogst heeft ontvangen als vergoeding voor zijn werkzaamheden en dat er tweemaal is geoogst. Dit is een totaalbedrag van € 1.500,00.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het ontnemingsbedrag moet worden gebaseerd op de berekening zoals die is aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte] , waarbij moet worden uitgegaan van twee oogsten. Van het, totaalbedrag moeten de kosten van Liander nog worden afgetrokken. Uit deze berekening volgt dat het bedrag moet worden gedeeld door 10. Dit komt neer op een totaalbedrag van € 43.418,00 x 2 - € 20.483,64: 10 = € 6.635,24.
Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het bedrag van € 86.836,00 door drie gedeeld moet worden in plaats van door tien.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij vonnis van rechtbank Overijssel van 24 januari 2022 (parketnummer 08-003161-21) veroordeeld tot straf ter zake van medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid het middel.
Krachtens artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht kan de betrokkene de verplichting tot betaling aan de Staat worden opgelegd indien voordeel is verkregen door middel van of uit baten van andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkenen zijn begaan.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit één ander strafbaar feit dan het bewezenverklaarde verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten, te weten eerdere oogsten van de aangetroffen kwekerij.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 48.740,62. Het hof komt als volgt tot deze schatting:
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof acht de verklaring van betrokkene dat hij slechts € 750,00 per oogst heeft ontvangen als vergoeding voor zijn werkzaamheden niet aannemelijk, nu dit door verdachte niet op objectieve wijze is onderbouwd.
Het hof zal bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel evenmin acht slaan op de notitie, die is aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte] , nu naar het oordeel van het hof niet aannemelijk is geworden dat deze berekening betrekking heeft op de aangetroffen hennepkwekerij.
Het hof zal bij de berekening van het wederechtelijk verkregen voordeel het ontnemingsrapport van 4 januari 2021 en in het rapport Functioneel Parket Afpakken(hierna het FPA-rapport) ‘wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlucht’, standaardberekeningen en normen van 1 juni 2016 als uitgangspunt nemen, maar zal daar met betrekking tot de ontnemingsperiode, het aantal oogsten en de opbrengst van afwijken.
Ontnemingsperiode en aantal oogsten
In voornoemde rapportage is de ontnemingsperiode vastgesteld van 20 februari 2020 tot en met 17 december 2020. Nu in de strafzaak ter zake van de diefstal van de stroom/elektriciteit een kortere pleegperiode is bewezenverklaard, te weten de periode van 18 maart 2020 tot en met 17 december 2020 zal het hof van deze periode uitgaan. Dit is een periode van 39 weken. Nu het hof komt tot een kortere ontnemingsperiode, gaat het hof bij de berekening uit van drie eerdere oogsten in plaats van de vier oogsten.
Opbrengst
In de rapportage wordt bij de berekening van de totale bruto opbrengst aan hennep per oogst met toepassing van CO2 het totaal gewicht verhoogd met 20%. Nu de hoogte van dit percentage niet nader wordt onderbouwd, zal het hof deze verhoging niet meenemen in de berekening.
Kweekruimte 1
245 planten x 27,7 gram = 6,7865 kilogram
6,7865 kilogram x € 4.0700,00 = € 27.621,06 (opbrengst per oogst)
Uitgaande van 3 oogsten is de totale opbrengst van kweekruimte 1: 3 x € 27.621,06 = €82.863,18
Kweekruimte 2
244 planten x 27,7 gram = 6,7588 kilogram
6,7588 kilogram x €4.070,00 = € 27.508,32 (opbrengst per oogst)
Uitgaande van 3 oogsten is de totale opbrengst van kweekruimte 2: 3 x 27.508,32 = € 82.524,96
Kosten
De kosten voor elektriciteit zullen niet op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering worden gebracht, nu de door Liander NV in rekening gebrachte elektriciteitskosten nog niet zijn voldaan.
Voor de overige kosten gaat het hof uit van de kosten zoals opgenomen in de rapportage wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof gaat daarbij uit van een totaal bedrag van € 19.166,28.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande zal het hof het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op een bedrag van € 82.863,18 + € 82.524,96 = € 165.388,14 minus € 19.166,28 = € 146.221,86.
Het hof gaat ervan uit dat de veroordeelde met ten minste twee anderen heeft samengewerkt. Nu er geen objectieve onderbouwing is gegeven van de verdeling van het genoten voordeel zal het hof voornoemd bedrag door drie delen. Het hof schat op grond van het voorgaande het wederrechtelijk verkregen voordeel dat betrokkene heeft genoten in totaal op een bedrag van € 146.221,86: 3 =
€ 48.740,62.”