2.3Tot het bewijs zijn gebezigd:
“
1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2020, dossierpagina’s 29-30, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
(dossierpagina 29)
Op 13 maart 2020, omstreeks 03.00 uur, was ik in Café [A] (
het hof begrijpt: Café [A] te [plaats]) samen met mijn vriend [getuige 1] . Omstreeks 03.30 uur hebben we het laatste rondje besteld om deze buiten op te gaan drinken en daarna naar huis te gaan. Onderweg naar buiten kwamen wij in contact met een jongen. Ineens sloeg de jongen met een voorwerp tegen de rechterzijde van mijn voorhoofd. Ik voelde een harde klap tegen mijn hoofd en ik ben naar achteren gestapt.
In het ziekenhuis ben ik behandeld aan mijn verwondingen. Ik had een snee in mijn voorhoofd en op mijn rechterwenkbrauw. Mijn wenkbrauw is gehecht en op mijn voorhoofd zit een pleister over de wond.
(dossierpagina 30)
De volgende dag vertelde mijn vriend [getuige 1] dat de jongen agressief was tegen mij en dat hij mij geslagen heeft.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 maart 2020, dossierpagina 10, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Vandaag was ik samen met mijn vriend genaamd [aangever] in het café genaamd [A] [aangever] en ik liepen voorbij een jongen en die jongen sloeg [aangever] vanuit het niets op zijn gezicht. Ik zag direct dat [aangever] begon te bloeden.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2020, dossierpagina 13, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
Op vrijdag 13 maart 2020 was ik werkzaam voor het Team [plaats] Centrum en was belast met horecatoezicht. Naar aanleiding van een telefoontje op de horecatelefoon omstreeks 03.10 uur ter plaatse gegaan bij de [A] . Aldaar zou binnen in de zaak een vechtpartij hebben plaatsgevonden. Men had ter plaatse de veroorzaker nog en iemand die onder het bloed zat. Ter plaatse werd ik aangesproken door [getuige 1] deze zei dat zijn vriend [aangever] geslagen was en gewond was. Ik zag een man op een stoel zitten waarvan het gezicht onder het bloed zat. Ik zag dat hij een snee op zijn voorhoofd en een snee bij zijn linker wenkbrauw had. Hij overhandigde mij een legitimatiebewijs op naam van [aangever] . Door mij is een foto van zijn verwondingen genomen en toegevoegd aan dit pv bevindingen.
Ik vroeg zijn vriend [getuige 1] of hij had gezien wat er was gebeurd. Hij gaf aan dat hij alles vanaf het begin tot het eind had gezien. Ik vroeg hem wie zijn vriend geslagen had en hij zei die jongen in het witte T-shirt en wees toen naar de jongen bij wie de collega's van de 4102 stonden. Ik deelde de collega's van de 4102 mede dat dit de verdachte van de mishandeling was van de man die bij mij op een stoel zat.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2020 , dossierpagina’s 14-15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Ik, [verbalisant 3] , zag dat politiecollega [verbalisant 1] op het terras stond met een man die gewond was aan zijn gezicht. Ik hoorde dat politiecollega [verbalisant 1] zei tegen mij dat deze man verklaarde dat hij was mishandeld door de man waarmee [verbalisant 2] in gesprek was.
Ik, [verbalisant 2] , ben in gesprek gegaan met de man die was staande gehouden door de beveiliging en beschuldigd werd van de mishandeling. Ik hoorde dat hij zei ik heb hem niet mishandeld. Ik werd in een keer aangevallen door iemand en toen heb ik teruggeslagen. Hierna heb ik mijn glazen flesje weggegooid, zodat ik mijn vuisten vrij had, maar ik weet niet precies waar ik dit flesje naartoe heb gegooid. Ik, [verbalisant 2] , vorderde van de man inzage van zijn identiteitsbewijs. De man overhandigde mij een geldig rijbewijs en bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1996.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 maart 2020, dossierpagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(dossierpagina 22)
Op 13 maart 2020 was ik samen met mijn vriendengroep op stap in [A] te [plaats] (
het hof begrijpt: Café [A]). Omstreeks 03.00 uur stond ik samen met de vriendengroep in het midden van de [A] toen een heel erg dronken jongen, voor mij onbekend wie deze jongen was, [verdachte] (
het hof begrijpt hier en telkens hierna: de verdachte), een vriend uit de vriendengroep, begon lastig te vallen. Ik dacht dat hij erg dronken was omdat hij zijn arm bijna niet kon optillen. Hij heeft vervolgens ruzie gekregen met [verdachte] . Ik heb wel gezien dat er geslagen en geduwd werd onderling. Vervolgens werden ze uit elkaar gehouden door vrienden. Ik kan die dronken jongen als volgt omschrijven: Hij had een beige/licht roze T-shirt aan en wat me opviel, was dat zijn linkerarm vol met tatoeages zat, een sleeve.