Conclusie
Nummer24/01248
Inleiding
De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Het middel
Subsidiair
Bewijsoverweging subsidiair ten laste gelegde
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1977, door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een taakstraf wegens poging tot dwang. De verdachte heeft geprobeerd medewerkers van Hotel [A] te dwingen geld aan hem te betalen door hen te bedreigen met geweld. Het cassatieberoep is ingesteld door de advocaat van de verdachte, S.N. de Jager, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. Een belangrijk punt van discussie is de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, aangezien de volmacht tot het instellen van cassatie niet was ondertekend. De advocaat heeft een dubbele volmacht gebruikt, wat niet expliciet is geregeld in de wet. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat een advocaat ook zonder handtekening een volmacht kan indienen, mits de later ingediende cassatieschriftuur aan de eisen voldoet. In deze zaak ontbrak echter de handtekening op zowel de volmacht als de cassatieschriftuur, wat de ontvankelijkheid in twijfel trok. De conclusie van de advocaat-generaal is dat de verdachte in zijn cassatieberoep moet worden ontvangen, ondanks het ontbreken van de handtekening. Het middel dat klaagt over de uitleg van het bestanddeel 'wederrechtelijk' faalt, omdat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid heeft overschreden door meerdere bedreigende berichten te sturen. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden, maar er zijn geen gronden voor vernietiging van de uitspraak. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.