3.2Het arrest bevat de volgende bewijsoverweging:
“De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep - op gronden als vermeld in de pleitnota - op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd - kort gezegd - dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte de persoon is geweest die de verwijtbare handelingen heeft verricht met zijn account User-ID ‘ [verdachte] ’ en dat niet kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte dit account heeft gebruikt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, met de rechtbank van oordeel dat de volgende feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan.
Op 13 februari 2019 is bij onderzoek in een container ( [nummer 1] ) ruim 1516 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen. Nader onderzoek heeft laten zien dat met betrekking tot deze container, die eerder was geselecteerd voor onderzoek door de Douane, meldingen zijn gedaan die niet kunnen kloppen. Met name de vrijgave van 12 februari 2019 om 12:13 uur is afwijkend, omdat de container is vrijgegeven terwijl deze op het moment van vrijgave nog onderweg was naar Rotterdam. Fysieke controle van de container kan dan ook niet hebben plaatsgehad, aangezien op het in de systemen genoteerde tijdstip van de uitvoering van de controle de container nog niet op de kade stond en nog niet gelost was. Daarmee staat vast dat feitelijk onjuiste wijzigingen zijn aangebracht in het bedrijfsprocessen-systeem van de Douane genaamd Plato en/of, en al dan niet afgeleid daarvan, in het inspectieportaal van het informatievoorzieningsprogramma Portbase.
Eveneens staat vast dat opzettelijk onjuiste gegevens zijn ingevoerd ter zake van de controle van een container waarvan eerder een vorm van controle was bepaald.
Op 8 december 2018 heeft zich een soortgelijk incident voorgedaan. Nader onderzoek heeft laten zien dat ook toen met betrekking tot een container ( [nummer 2] ) meldingen zijn gedaan die niet kunnen kloppen.
Over de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden bestaat geen discussie. De centrale vraag in dit dossier is wie is of zijn de persoon/personen die de gegevens heeft/hebben ingevoerd die aanleiding zijn geweest voor dit strafrechtelijk onderzoek.
Verder staat vast dat in een poef in de slaapkamer van de verdachte en zijn partner een Blackberry-toestel, een zogenaamd PGP-telefoontoestel, is gevonden. Deze Blackberry bevatte versleutelde informatie, waarvan een gedeelte alsnog leesbaar is gemaakt. Dit leidt tot een tweede, deels afgeleide vraag: van wie is de aangetroffen Blackberry?
Het hof stelt vast dat uit het dossier volgt dat in de systemen van de douane is vastgelegd vanaf welk account de registraties/wijzigingen zijn uitgevoerd, wanneer de medewerkers aanwezig zijn geweest en vanaf welk account bepaalde registraties/ handelingen in de computersystemen zijn verricht.
Voor de gegevens van 12 en 13 februari 2019 is tevens vastgesteld vanaf welke computerconfiguratie deze zijn gedaan.
Ook staat vast dat de gegevens zijn ingevoerd met gebruikmaking van de accountgegevens van gebruikersnaam ` [verdachte] ', welke gebruikersnaam is uitgegeven aan de verdachte, die op die momenten als douanier (scanmedewerker, C-functionaris) in de werkruimten op/bij de haven werkzaam was.
Op grond van het dossier staat vast dat de meldingen in december 2018 en februari 2019 zijn uitgevoerd met het account van de verdachte. Dit betekent dat op die momenten iemand met het account van verdachte is ingelogd op zowel Windows, beveiligd met een separaat wachtwoord, als de programma’s Plato en Portbase, ieder ook weer beveiligd met een eigen wachtwoord. Ook is vastgelegd op welke momenten de verdachte aanwezig is geweest in het kantoorgebouw waar de (werk)ruimtes zijn gelegen waar de meldingen in de systemen zijn vastgelegd.
De raadsman heeft op zeer gedetailleerd niveau op (beperkte) onnauwkeurigheden in data en systemen gewezen, waardoor zijns inziens niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld vanuit welke ruimte en/of op welke tijdstippen de betreffende registraties zijn verricht. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat een ander dan de verdachte de User-ID ’ [verdachte] ' heeft gebruikt en de betreffende registraties heeft verricht, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat hoewel uit onderzoek is gebleken dat de diverse registraties een onderling tijdsverschil bleken te (kunnen) hebben gehad van enkele minuten, dit niets afdoet aan de conclusie dat de verdachte op de betreffende cruciale momenten steeds de gelegenheid heeft gehad om deze registraties in te voeren. Het hof is vervolgens van oordeel dat de inconsistenties worden weggenomen door de combinatie van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen met de diverse getuigenverklaringen in het dossier. Dit leidt tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die de betreffende registraties heeft verricht. De mogelijkheid dat een ander dan de verdachte op die momenten de User-ID ’ [verdachte] ' heeft gebruikt, kan naar het oordeel van het hof op basis van de bewijsmiddelen – en bij gebrek aan enig aanknopingspunt daarvoor in het dossier, anders dan de verklaring van de verdachte zelf – redelijkerwijs worden uitgesloten.
Het hof zal ten slotte nog kort ingaan op de in de woning van de verdachte gevonden Blackberry, nu dit heeft bijgedragen aan de overtuiging van het hof dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
De Blackberry is aangetroffen in een poef in de slaapkamer van de verdachte.
De drie wachtwoorden van de Blackberry hebben raakvlakken met de verdachte. In dit verband is de voornaam van zijn moeder, die lijkt te zijn verwerkt in één van de drie wachtwoorden, het meest sprekende voorbeeld.
Uit de inhoud van de gesprekken blijkt verder ondubbelzinnig dat de persoon die de tekstberichten heeft ontvangen en verstuurd een medewerker moet zijn van de Douane, en meer in het bijzonder iemand die werkzaam is in de haven bij de scanafdeling waar de verdachte toentertijd al werkzaam was. Details in de gesprekken wijzen daarbij zeer sterk in de richting van de verdachte.
Het hof wijst hierbij met name naar het bericht omtrent de geboorte van een kind en het - in weer andere berichten - vermelden van de [(voor)naam], blijkbaar een persoon die verdachte goed kent en eveneens werkzaam is of is geweest bij de Douane.
De verdachte heeft ter terechtzitting tot slot verklaard dat hij in zijn woning geen bezoek van collega's van de Douane heeft gehad. Dit alles tezamen leidt het hof tot de conclusie dat de verdachte de gebruiker is geweest van deze Blackberry, en dat hij de persoon is die in de berichten wordt aangeduid met ‘Self’ en (door de anderen) met ‘Scan’.
Het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde acht het hof dan ook op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien - wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof dat de verdachte in het logistieke proces een sleutelrol in de haven vervulde en zodoende een belangrijke schakel in de keten voor de invoer van de container met 1516 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne was.
Het hof is dan ook van oordeel dat zijn bijdrage zonder meer van voldoende gewicht is om hem aan te merken als medepleger van die invoer. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde geldt dat er in het dossier geen enkele aanwijzing naar voren is gekomen die er op wijst dat zich meer dan één persoon schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk onjuist invoeren van data met als doel het (ongecontroleerd) doorlaten van de betreffende container, waardoor het hof hier niet bewezen acht dat er ten aanzien van de bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen sprake is geweest van medeplegen.
Tot slot overweegt het hof ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde dat uit vaste rechtspraak volgt dat het opzettelijk onjuist vermelden van gegevens in een digitaal bestand - wat in onderhavig geval een systeem betreft dat bedoeld is om containers en hun inhoud te controleren en hetgeen in dat kader plaatsvindt te registeren - valsheid in geschrift oplevert.”