Conclusie
1.[eiser 1]
[eiseres 2]
1.[verweerder 1]
[verweerster 2]
advocaat: mr. A.C. van Schaick
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten
een voorgenomen oprichting van een varkenshouderij” van [de familie] .
Bijzondere uitgangspunten” het volgende: "
Bij de waardering is[...]
uitgegaan van het feit dat op de waardepeildatum bekend was dat er een milieuvergunning is verstrekt voor het houden van 19.008 gespeende biggen aan [a-straat 2] te [gemeente] .”
3.Procesverloop
tegen een lagere prijszouden hebben gesloten (rov. 5.20). Verder heeft het hof overwogen dat de rechter alle relevante omstandigheden van het geval moet meewegen bij de vaststelling – of in voorkomende gevallen: schatting – van nadeel.
4.Bespreking van het principale cassatiemiddel
ex nunc,zoals het hof kennelijk meent, onjuist is.
ex turpi causa non oritur actio").
aanvankelijkschade heeft veroorzaakt, omdat de Kopers ten tijde van de (ver)koop tegen een te hoog bedrag de woning hebben gekocht. De woning was op dat moment minder waard dan werd verondersteld, omdat in de prijs van de woning niet was verdisconteerd dat er een risico op realisatie van een megastal bestond (wat de Verkopers hadden moeten mededelen). Met de ‘aanvankelijke schade’ doelt het hof kennelijk op het verlies van vermogen door het aanschaffen van de woning tegen een (gebleken) te hoge prijs.
onderdeel B.6is het oordeel van het hof onjuist en/of onbegrijpelijk, omdat het beroep van de Kopers op de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 BW [3] niet (kenbaar) is meegewogen. De procesinleiding verwijst in dit verband naar de memorie van grieven van de Kopers, randnummer 25. [4] Randnummer 25 van de memorie van grieven van de Kopers is onderdeel van de toelichting op grief 2 van de Kopers (“
Ten onrechte, ongegrond, althans onvoldoende gemotiveerd heeft de rechtbank in haar vonnis van 5 oktober 2022 in rechtsoverweging 3.12 en 3.13 geoordeeld dat niet aannemelijk is dat [eiser 1] schade heeft geleden of zal lijden door het (gestelde) onrechtmatige handelen”), en luidt als volgt:
5.Het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep
Aan de voorwaarden van het incidenteel cassatieberoep is voldaan
het uitgangspunt– niet het vereiste – geformuleerd dat zonder dwaling in ieder geval een (koop)overeenkomst met een lagere prijs tot stand zou zijn gekomen. Het hof heeft in het verlengde hiervan overwogen dat het hof de Kopers (veronderstellenderwijs) volgt in zijn stelling dat partijen zonder de dwaling een koopovereenkomst tegen een lagere prijs zouden hebben gesloten (rov. 5.20). Vergelijk ook rov. 5.8, eerste en laatste volzin, van het bestreden arrest.
naar welk momenthet nadeel van de vernietigingsbevoegde moet worden beoordeeld. Is dat het moment waarop de onder invloed van dwaling tot stand gekomen overeenkomst is aangegaan? Of is dat het moment waarop de rechter (in de woorden van de klacht) “in plaats van de vernietiging uit te spreken, de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van dit nadeel wijzigt”? Dat laatste moment lig in deze zaak vele jaren later dan het eerste moment, en – cruciaal – ná het intreden van externe omstandigheden (namelijk het ongebruikt laten van de vergunningen voor de megastal in juni 2022).
in abstractonaar het nadeel moet worden gekeken, maar naar het nadeel dat de dwalende heeft geleden als gevolg van de rechtshandeling die onder dwaling is aangegaan. Daarmee moet het nadeel van de Kopers in beginsel worden ‘bevroren’ op het nadeel dat volgt uit de onder invloed van dwaling gesloten koopovereenkomst.
positief contractsbelang(zie schriftelijke toelichting Van Schaick namens Kopers onder punt 5). Dat zou inderdaad een onbegaanbare weg zijn. Algemeen wordt aangenomen dat art. 6:230 BW geen grondslag biedt voor andere schade dan het bedoelde nadeel; voor andere schade is de vernietigingsbevoegde aangewezen op een vordering uit onrechtmatige daad. [8] In de woorden van W.L. Valk & J.J. Valk: [9]