Conclusie
eiser tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep
(hierna: de man)
verweersters in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep
(hierna: de vrouw)
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak betreft het de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding tussen de man en de vrouw. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, F. Ibili, heeft op 11 oktober 2024 geconcludeerd tot vernietiging van het principale cassatieberoep van de man. Het incidentele cassatieberoep van de vrouw is onbehandeld gelaten, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde. Op verzoek van de Hoge Raad wordt nu een aanvullende conclusie genomen in het voorwaardelijk ingestelde incidentele cassatieberoep. De zaak draait om de vraag of de man recht heeft op een vergoedingsrecht jegens de vrouw, naar aanleiding van investeringen die hij heeft gedaan in de woning van de vrouw. Het hof heeft eerder geoordeeld dat de investeringen ten bate zijn gekomen van het vermogen van de moeder van de vrouw en niet van de vrouw zelf. De Hoge Raad heeft in een eerder arrest geoordeeld dat het hof niet alle relevante stellingen van de man in zijn overwegingen heeft betrokken. De Procureur-Generaal bespreekt de klachten van de man over de beoordeling van het hof en concludeert dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de man een vergoedingsrecht kan hebben, maar dat de vrouw zich met succes kan beroepen op een dringende morele verplichting van de man om bij te dragen aan de kosten van de gezamenlijk bewoonde woning. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep van de vrouw moet worden verworpen.