ECLI:NL:PHR:2025:222

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
16 februari 2025
Zaaknummer
24/00459
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen van beklag na overlijden van klager in strafzaak met verschoningsrecht

In deze zaak betreft het een aanvullende conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden in een beklagprocedure. De klager, een verschoningsgerechtigde advocaat, is op 24 juni 2024 overleden. De procureur-generaal had eerder op 17 december 2024 een conclusie genomen waarin werd geadviseerd het cassatieberoep van de klager te verwerpen. Na het overlijden van de klager is er een uittreksel uit een overlijdensakte van 13 februari 2025 overgelegd. De wet biedt geen regeling voor de verdere behandeling van een beklag ex art. 552a Sv na het overlijden van de klager. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat in dergelijke gevallen het beklag vervalt en de bestreden beschikking vernietigd moet worden. De procureur-generaal overweegt dat deze lijn ook in deze zaak gevolgd moet worden, ondanks de bijzondere aard van het verschoningsrecht van de advocaat. Er zijn geen voorbeelden bekend waarin de Hoge Raad van deze lijn is afgeweken. De conclusie van de procureur-generaal is dat de Hoge Raad de bestreden beschikking moet vernietigen en moet vaststellen dat het beklag is vervallen. Dit heeft geen gevolgen voor de teruggave van schriftelijke geheimhouderstukken en digitale gegevensdragers aan de cliënt van de klager, waarvoor een opvolgend advocaat actie kan ondernemen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer24/00459 Bv
Zitting18 februari 2025

AANVULLENDE CONCLUSIE

P.M. Frielink
In de zaak
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de klager
1. Op 17 december 2024 heb ik een conclusie genomen in deze beklagzaak. [1] In die conclusie adviseerde ik de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager, een verschoningsgerechtigde advocaat, te verwerpen en de zaak af te doen met een op art. 81 RO gebaseerde overweging.
2. Inmiddels is uit een door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam gewaarmerkt ‘uittreksel uit een overlijdensakte’ van 13 februari 2025 gebleken dat de klager op 24 juni 2024 in die gemeente is overleden.
3. De wet bevat geen voorziening voor de verdere behandeling van een beklag ex art. 552a Sv na het overlijden van de klager. [2] De Hoge Raad heeft echter uitgemaakt dat in een dergelijk geval het beklag moet worden geacht te zijn vervallen en de bestreden beschikking moet worden vernietigd. [3] Het middel behoeft om die reden geen bespreking meer. [4]
4. Op zichzelf ligt het voor de hand deze lijn ook in de onderhavige zaak te volgen. Desalniettemin heb ik mij de vraag gesteld of deze lijn ook is aangewezen in beklagzaken waarin het verschoningsrecht van de advocaat speelt. Het verschoningsrecht is immers een groot goed, waarvoor in de wet en de jurisprudentie bijzondere voorzieningen zijn getroffen ter waarborging van dit recht. Ik zie echter niet in waarom de bijzondere aard van het verschoningsrecht ertoe zou moeten leiden, dat wanneer de klager een verschoningsgerechtigde advocaat is en deze gedurende de beklagprocedure komt te overlijden, het functionele verschoningsrecht zou dwingen tot een andere afdoening dan de vernietiging van de bestreden beschikking en het verval van het beklag. Mij zijn ook geen voorbeelden bekend van zaken waarin de Hoge Raad om bijzondere redenen van deze lijn is afgeweken en anders heeft geoordeeld.
5. Ten overvloede merk ik nog op dat de vernietiging van de bestreden beschikking en het verval van het beklag in de onderhavige zaak geen gevolgen heeft voor de in het klaagschrift verzochte en kennelijk reeds in 2016/2017 gerealiseerde teruggave van schriftelijke geheimhouderstukken en digitale gegevensdragers aan de cliënt van de klager. Voor zover op de server van de opsporingsautoriteiten nog kopieën van die teruggegeven digitale gegevensdragers staan – met daarop onder het verschoningsrecht van de advocaat vallend materiaal –, dan is het aan een eventueel opvolgend advocaat om ook hierop actie te ondernemen. Afhankelijk van de stand van zaken in de strafzaak kan worden gedacht aan een nieuw, specifiek hierop gericht beklag ex art. 552a Sv in verband met art. 98 Sv [5] of aan een civiele procedure. [6]
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en zal verstaan dat het beklag is vervallen.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

A-G

Voetnoten

1.Op dezelfde dag concludeerde ik ook in de twee samenhangende zaken 24/00461 en 24/00463.
2.Als ik het goed zie is dat in het wetsvoorstel voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering (kamerstukken 36327) evenmin het geval.
3.Vgl. HR 15 januari 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC8700,
4.Aldus expliciet overwogen in HR 2 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD2114,
5.Zie voor de voorwaarden HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128,
6.Zie HR 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:273,