ECLI:NL:PHR:2025:1373
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Rolconclusie A-G over schorsing van de behandeling van het cassatieberoep in verband met hoger beroep
In deze zaak gaat het om een rolconclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, P.M. Frielink, met betrekking tot de schorsing van de behandeling van een cassatieberoep. De verdachte was eerder vrijgesproken door de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, op 11 oktober 2024, van het voorhanden hebben van onveraccijnsde rooktabak. De rechtbank verklaarde daarbij de op de beslaglijst vermelde tabak en gereedschappen onttrokken aan het verkeer. Tegen deze vrijspraak heeft de officier van justitie op 24 oktober 2024 hoger beroep ingesteld, terwijl de verdachte op 25 oktober 2024 cassatie heeft aangetekend. Gezien de gelijktijdige aanhangigheid van het cassatieberoep van de verdachte en het hoger beroep van het openbaar ministerie, is artikel 427 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing. Dit artikel bepaalt dat de rechtsgevolgen van het cassatieberoep zijn geschorst door het hoger beroep. De rolconclusie van de procureur-generaal strekt er dan ook toe om de behandeling van het cassatieberoep te schorsen. De beslissing tot schorsing kan door de enkelvoudige kamer van de Hoge Raad worden genomen, zoals ook is aangegeven in artikel 438 van het Wetboek van Strafvordering. De rolconclusie is een belangrijke stap in de procedure, aangezien het de voortgang van het cassatieberoep beïnvloedt en de rechtsgang in deze zaak verder vormgeeft.