ECLI:NL:PHR:2025:1237

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
23/04424
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen recht op vervolging door tijdsverloop in valsheid in geschrift zaak

In deze zaak gaat het om de verdachte die op 16 november 2007 door het gerechtshof te 's-Gravenhage is veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en hiervoor een gevangenisstraf van zes weken heeft gekregen. De verdachte heeft via zijn advocaat, J. Boksem, drie middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel stelt dat het recht op strafvordering door tijdsverloop is vervallen sinds de uitspraak van het hof. De feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld, vonden plaats tussen 4 maart 1997 en 1 december 1999. Volgens de wet verjaren de feiten na twaalf jaar, en er is geen enkele daad van vervolging ondernomen in deze periode. Dit betekent dat het recht tot strafvordering eind 2019 is vervallen. De conclusie van de procureur-generaal is dat het eerste middel slaagt, wat leidt tot de vernietiging van de uitspraak van het hof. De overige middelen behoeven geen bespreking, en er zijn geen ambtshalve gronden gevonden die tot vernietiging van de uitspraak zouden moeten leiden. De conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04424
Zitting18 november 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 16 november 2007 door het gerechtshof te 's-Gravenhage [1] wegens “valsheid in geschrift, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken.
1.2
Namens de verdachte heeft J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, drie middelen van cassatie voorgesteld.

2.Het eerste middel

2.1
Het eerste middel klaagt dat het recht op strafvordering van de bewezenverklaarde feiten door tijdsverloop sinds de uitspraak van het hof is vervallen.
2.2
Ten laste van de verdachte is – kort gezegd – bewezenverklaard dat hij zich in de periode van 4 maart 1997 tot en met 1 december 1999 meermalen heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. De maximum gevangenisstraf waarmee ten tijde van deze feiten valsheid in geschrift in art. 225 Sr werd bedreigd, bedroeg zes jaren. Ingevolge art. 70 lid 1 aanhef en onder 3 Sr verjaren in dat geval de door de verdachte begane feiten na twaalf jaren. Hierbij dient te worden opgemerkt dat elke daad van vervolging ingevolge art. 72 Sr de verjaring stuit, waarna de verjaringstermijn opnieuw begint te lopen, zij het dat sinds 1 januari 2006 een absolute verjaringstermijn geldt die voor misdrijven twee maal de wettelijke verjaringstermijn betreft.
2.3
Het arrest van het hof dateert van 16 november 2007. Uit het dossier blijkt in de periode van twaalf jaren na het uitspreken van het arrest niet van enige daad van vervolging, zodat het recht tot strafvordering eind 2019 door verjaring is vervallen.
2.4
Het middel slaagt. Dit zal dienen te leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Gelet daarop behoeven de overige middelen geen bespreking.

3.Slotsom

3.1
Het eerste middel slaagt. De overige middelen behoeven in verband daarmee geen bespreking.
3.2
Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
3.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Parketnummer: 22-001245-07.