In deze zaak is de verdachte, geboren in 2000, veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft in eerste aanleg een integrale vrijspraak gekregen, maar is in hoger beroep veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J.H. Rump, die één middel van cassatie heeft voorgesteld. Dit middel bevat de klacht dat het hof het verweer tot vrijspraak ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.
De bewezenverklaring houdt in dat de verdachte op 9 oktober 2021 in [plaats] de aangever, [slachtoffer], heeft mishandeld door met een bierpul tegen zijn gezicht te slaan, wat resulteerde in een diepe snee in het gezicht van de aangever. De bewijsvoering steunt op acht bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. Het hof heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte niet degene was die de mishandeling heeft gepleegd, verworpen op basis van de verklaringen van de getuigen en de inhoud van het dossier. De verdachte ontkent de mishandeling, maar het hof acht de verklaringen van de getuigen overtuigend en heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen.
De conclusie van de procureur-generaal is dat het cassatieberoep moet worden verworpen, omdat het hof toereikend heeft gemotiveerd waarom het verweer van de verdediging niet kan slagen. De uitspraak van het hof wordt als voldoende gemotiveerd beschouwd, en er zijn geen gronden gevonden die tot vernietiging van de uitspraak zouden leiden.