Conclusie
“Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van bedrieglijke bankbreuk”en 5.
“feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een ontzetting van het recht om een beroep als statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van een rechtspersoon uit te oefenen voor de duur van drie jaren.
niet voldaan heeft aan de op haar, [A] B.V., rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
onverschuldigd geldbedragen van een bankrekening die te naam was gesteld van [B] B.V. heeft overgeboekt naar een bankrekening die te naam was gesteld aan [C] B.V. en een ander aan hem, verdachte, gelieerde rechtspersoon en aan hem, verdachte, privé; en
geldbedragen contant heeft opgenomen; en
niet voldaan heeft aan de op haar, [B] B.V., rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
weergegeven overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
”
Project [naam]
In 2007 is verdachte met [betrokkene 3] en [betrokkene 4] mondeling een aannemingsovereenkomst overeengekomen voor de ontwikkeling van het appartementencomplex [naam] aan de [a-straat] te [plaats] . [betrokkene 4] en [betrokkene 3] vertegenwoordigden [betrokkene 5] en verdachte vertegenwoordigde [A] . Daarbij is de afspraak gemaakt dat de verkoopopbrengst van de appartementen boven de kostprijs fifty-fifty verdeeld zou worden tussen [betrokkene 5] en [A] .
Crediteuren
In de periode van 1 januari 2009 tot 3 september 2009 is in totaal € 1.461.187,97 aan crediteuren bij [A] ingeboekt. In die periode is voor in totaal € 1.454.074,99 aan crediteuren betaald. Het totaal aan niet betaalde crediteuren bedroeg in deze periode € 7.112,98.
Administratie
Uit het dossier blijkt dat een schriftelijke vastlegging van de overeenkomst tussen [A] en [betrokkene 5] ontbreekt, terwijl de overeenkomst met [betrokkene 5] een belang vertegenwoordigde van enkele miljoenen. Verdachte heeft verklaart dat dit niet is vastgelegd omdat in het verleden vaker zaken met elkaar is gedaan en partijen vertrouwen in elkaar hadden. Met betrekking tot de aanneemsom heeft verdachte verklaard dat hij de hoogte van de aanneemsom niet heeft gecalculeerd of laten calculeren, maar dat hij die op basis van zijn ervaringen heeft begroot. Hij heeft die bewust op een te laag bedrag gesteld vanwege de afspraak die hij stelt te hebben gemaakt met [betrokkene 5] inhoudende dat de winst bij verkoop van de appartementen zou worden gedeeld. Het was de bedoeling dat de voor de financiering van de bouw benodigde geldstromen niet zozeer uit de aanneemsom, maar vooral uit de verkopen van de appartementen diende te komen.
Er zijn zogenoemde audit-files ontvangen van de jaren 2008-2010;
Niet alle gegevens zijn in de audit-files vermeld, zoals die van de debiteuren en crediteuren;
De aangeleverde audit-files zijn niet afgesloten aan het einde van het boekjaar;
Er is geen administratie aangetroffen van bestuurs- en beheersdaden, de interne organisatie in het algemeen en van intern en extern berichtenverkeer;
Er zijn onder meer geen overeenkomsten, bestellingen, contracten, bestekken, notulen van vergaderingen en kasboeken aangetroffen;
Ook ontbreken onder meer (fiscale) jaarstukken, inkoop- en/of verkoopadministratie, administratie van geldleningen (rekening-courant verhoudingen).
Vervolgens wordt opgemerkt dat de boekhouding moeilijk toegankelijk is en niet goed controleerbaar is.
Overwegingen met betrekking tot feit 1
In hoger beroep wordt verdachte verweten dat hij schuldeisers van [A] heeft benadeeld door onttrekking van goederen uit de boedel. Hij zou de geldbedragen die ten goede behoorden te komen aan [A] hebben overgeboekt naar andere aan verdachte gelieerde vennootschappen dan wel ten behoeve van hem privé. Voorts wordt verdachte verweten en dat hij niet heeft voldaan aan de administratieverplichting op grond van artikel 3:15i van het Burgerlijk Wetboek.
Overwegingen met betrekking tot feit 5
In hoger beroep wordt verdachte verweten dat hij schuldeisers van [B] heeft, benadeeld door onttrekking van goederen uit de boedel. Hij zou de geldbedragen die ten goede behoorden te komen aan [B] hebben overgeboekt naar andere aan verdachte gelieerde vennootschappen dan wel ten behoeve van hem privé en geldbedragen contant hebben opgenomen. Voorts wordt verdachte verweten en dat hij niet heeft voldaan aan de administratieverplichting op grond van artikel 3:15i van het Burgerlijk Wetboek.
dat in 2012 per saldo een bedrag van € 31.577,64 is overgeboekt van de bankrekening van [B] BV naar de bankrekening van [C] BV;
dat in 2011 per saldo een bedrag van € 9.511,81 is overgeboekt van de bankrekening van [B] BV naar de bankrekening van [E] BV;
dat in 2011 per saldo een bedrag van € 24.749,69 door [B] B.V. is overgeboekt naar of vergoed aan, dan wel namens [verdachte] voldaan. Van dit bedrag heeft verdachte per saldo € 21.020,-- contant opgenomen;
dat in 2012 per saldo een bedrag van € 1.550,- is overgeboekt van de bankrekening van [B] BV naar de bankrekening van [E] BV;
dat in 2012 per saldo een bedrag van € 7.492,37 door [B] BV is overgeboekt naar of vergoed aan, dan wel namens [verdachte] voldaan. Van dit bedrag is € 4.105,04 contant opgenomen door [verdachte] .
"
“feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van bedrieglijke bankbreuk”in de zin van artikel 341, aanhef en onder a, (oud) Sr. In 2016 zijn de strafbepalingen ten aanzien van faillissementsfraude – waaronder ook artikel 341 (oud) Sr – gewijzigd bij de Wet herziening strafbaarstelling faillissementsfraude (
Stb.2016/154). [6] Gedragingen van vóór de inwerkingtreding ervan op 1 juli 2016 vallen nog onder de oude wetgeving. Nu de thans voorliggende feiten zich volgens de tenlastelegging hebben afgespeeld in de periode van 11 september 2009 tot 6 april 2010 (feit 1) en van 7 april 2010 tot en met 27 augustus 2013 (feit 5), is in deze zaak de oude wetgeving van toepassing.
die in staat van faillissement is verklaard, indien hij ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers:
opzetom de rechten van schuldeisers te verkorten’. [8] Voorwaardelijk opzet is in dat verband voldoende. [9] Het gaat dus om het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op de rechtenverkorting. [10]
nietde vaststelling dat er door de verdachte niet of onvoldoende administratie is gevoerd. Dit doet namelijk niet zonder meer de aanmerkelijke kans op ‘verkorting van de rechten van schuldeisers’ ontstaan en laat bovendien de mogelijkheid open dat de verdachte – indien een dergelijke aanmerkelijke kans zich toch zou hebben voorgedaan – zich van die aanmerkelijke kans niet bewust is geweest. [11]
“bewust de aanmerkelijke kans (heeft) aanvaard dat rechten van schuldeisers van [B] werden verkort”.Ook dat oordeel acht ik echter niet (zonder meer) begrijpelijk. Ik wijs nogmaals op het door mij geschetste juridische kader, onder randnummers 9-12, het laatste randnummer in het bijzonder.