ECLI:NL:PHR:2024:816
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en cassatie
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1987, door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 maart 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 184 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De verdachte is veroordeeld voor meerdere misdrijven, waaronder opzettelijke beschadiging van andermans goed, bedreiging, smaadschrift, belaging en mishandeling. Het hof heeft ook een contactverbod opgelegd en schadevergoedingsmaatregelen getroffen voor benadeelde partijen.
Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat M.E. van der Werf, die twee middelen van cassatie heeft voorgesteld. Het eerste middel betreft de klacht dat het hof niet heeft onderzocht of er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De conclusie is dat het hof deze klacht niet als een verweer heeft opgevat dat een beslissing vereiste, wat niet onbegrijpelijk is.
Het tweede middel betreft de overschrijding van de inzendtermijn in de cassatiefase. Het cassatieberoep is op 10 maart 2023 ingesteld, maar de stukken zijn pas op 13 december 2023 ontvangen, wat betekent dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Dit leidt tot de conclusie dat de zaak in aanmerking komt voor strafvermindering.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het eerste middel faalt, maar het tweede middel slaagt. De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.