Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/03502
Zitting25 juni 2024
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 13 september 2022 door het gerechtshof Den Haag wegens ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft voorts een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, en bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Het hof heeft de onttrekking aan het verkeer van een telefoontoestel bevolen. En het hof heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen.
Er bestaat samenhang met de zaken 22/03526 en 22/03489. In de zaak met nummer 22/03526 zal ik vandaag ook concluderen. In de zaak met nummer 22/03489 heeft Uw Raad het cassatieberoep op 23 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. L.E.G. van der Hut, advocaat in Den Haag, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
De eerste twee middelen betreffen de bewijsvoering. Voordat ik deze middelen bespreek, geef ik de bewezenverklaring en de bewijsvoering weer.
Bewezenverklaring en bewijsvoering
5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 11 december 2020 tot en met 13 december 2020 te Maasvlakte Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 208,3 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet.’
6. De bijlage bij het arrest houdt in dat het hof voor het bewijs bezigt ‘de in bijlage II bij het vonnis waarvan beroep onder 1 tot en met 17 uitgewerkte bewijsmiddelen’. Deze bewijsmiddelen houden (onder meer) het volgende in:
1. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de [verbalisant 1]:
Op 13 december 2020 te Maasvlakte-Rotterdam zag politiemedewerker [verbalisant 2] in stack 129 op laag 2 een open container staan. Ik zag dat er een persoon uit de container kwam. Hij rende weg over de containers.
Ik zag dat de container voorzien was van het containernummer: [containernummer 1]. Vervolgens zag ik dat er een persoon uit de container kwam. De verdachte bleek na zijn aanhouding te zijn genaamd: [betrokkene 1].
2. Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven (…), inhoudende als relaas van de [verbalisant 3]:
Datum: 13 december 2020
Tijdstip: Omstreeks 08:04
Locatie: ECT-Delta kraan AC 130 DDN laan 31
Ik heb de man medegedeeld dat hij is aangehouden wegens vermoedelijke overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. De man gaf op te zijn: [betrokkene 2].
3. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de [verbalisant 2]:
Tijdens het debriefen hoorde ik over de portofoon dat douanier [verbalisant 3], één verdachte heeft aangehouden in stack 130. Ik herkende deze verdachte als dezelfde persoon die ik eerder uit de container heb zien klimmen.
4. Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven (…), inhoudende als relaas van de [verbalisant 4]:
13 december 2020 omstreeks 08:00 uur hield ik als verdachte aan: NN. Ik zag dat de deuren van een container open stonden in stack genummerd met 129. De container was voorzien van een uniek nummer [containernummer 2]. Tijdens het betreden van de genoemde container, zag ik, een manspersoon in de genoemde container. De verdachte droeg zichtbaar betonschaar zwart van kleur met zich mee. De verdachte is overgenomen door de collega’s van de zeehavenpolitie.
5. Het algemeen proces-verbaal (relaas) zaak Camber, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5] op 22 januari 2021 (…):
Aanpassing proces-verbaal aanhouding [verdachte]:
Door de douane-ambtenaar die de aanhouding verrichte van de [verdachte] (op dat moment een NN-man) werden enkele aanpassingen verricht in het aanhoudingsproces-verbaal. Deze aanhouding vond plaats in een container in stacklaan 130, genummerd [containernummer 3] (in plaats van [containernummer 2]), en hij had de melding gekregen op zondag 13 december 2020, omstreeks 06.00 uur (in plaats van 27 juli 2020, omstreeks 06.00 uur). Bij deze man werden een betonschaar en een Samsung mobiele telefoon aangetroffen en in beslag genomen (in plaats van een Iphone).
6. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de [verbalisant 6]:
Aan ons werd overgeleverd door de douane de op 13 december 2020, omstreeks 08:00 uur te Europaweg 875, 3199 LD Maasvlakte Rotterdam op heterdaad aangehouden verdachte: [verdachte].
7. Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten 3154 en 6242 of één van hen:
Op 13 december 2020 omstreeks 07:50 uur, hielden wij op het terrein van de ECT Delta Maasvlakte in het container stack 124 ter hoogte van laan 15 als verdachte aan: N.N. Tijdens het schonen van het container stack 124 zagen wij een manspersoon op een container op 2 hoog liggen. De verdachte is overgenomen door de collega’s van de zeehavenpolitie.
8. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6]:
Aan ons werd overgeleverd de op 13 december 2020 omstreeks 07:50 uur te Europaweg 875, 3199 LD Maasvlakte Rotterdam op heterdaad aangehouden verdachte: [betrokkene 3]. Douanier 6242 maakte van zijn bevindingen zelf proces-verbaal op.
9. Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten 2201, 9631, 4325, 7596, 4876, 3154, 1823 en [verbalisant 7] of één van hen:
Wij zagen dat de container uniek nummer [containernummer 1] had. In totaal hebben wij 208 pakketten inhoudende vermoedelijk verdovende middelen verwijderd. Van de 208 pakketten, heb ik 23 willekeurige pakketten geselecteerd. Van de pakketten genummerd 1 t/m 21 nam ik circa 3 gram van de witte poederachtige substantie voor analyse door het Douanelaboratorium.
Netto gewicht 208 pakketten = 1001,4 x 208 = 208,30 kilogram
(…)
10. Een geschrift, te weten een rapport van het Douane Laboratorium (…), inhoudende:
Ik ontving een verzegelde plastic zak met daarin:
(…)
Het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers bevat cocaïne.
11. Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten 4876 en 4325 of één van hen:
In container met uniek nummer [containernummer 1] hebben wij diverse goederen aangetroffen:
• Een jas van het merk The North Face
• Een jas van het merk Levi’s
• Vier slaapzakken
• Vier rugzakken van het merk Kaytan
• Twee betonscharen van het merk Gamma
• Twee paar werkhandschoenen
• Drie stanleymessen
• Drie zaklampen
• Drie powerbanks met diverse laadkabels
• Vier pakjes sigaretten van het merk Marlboro
• Vier rollen toiletpapier
• Diverse levensmiddelen
• Een zak met afval.
12. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] of één van hen:
Op zondag 13 september 2020 omstreeks 10.00 werden wij verbalisanten verzocht naar Rotterdam te gaan, voor een sporenonderzoek in een zeecontainer. Het onderzoek vond plaats in een zeecontainer met opschrift “[containernummer 1]”. De hierna omschreven sporen en sporendragers werden veiliggesteld.
Aan de achterzijde van de container zagen wij een rugzak met daarin gereedschap, zaklampen, snoep, koekjes, brood en andere etenswaar.
In een zwarte jas van het merk The North Face, troffen wij een bos (huis)sleutels en een mobiele telefoon van het merk Nokia aan.
SIN: AAOI1307NL
Plaats veiligstellen: Bemonstering blikje bullit az container
SIN: AAOI1305NL
Plaats veiligstellen: Bemonstering blikje coca cola az container
SIN: AAOI1314NL
Plaats veiligstellen; Bemonstering spaflesje az container
SIN: AAOI1304NL
Plaats veiligstellen: Jas levi’s vloer az container
13. Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 maart 2021 (…), opgemaakt door K. Steensma, MSc, inhoudende:
SIN DNA kan afkomstig zijn van Bewijskracht
AAOI1304NL#01 afgeleid DNA-Hoofdprofiel meer dan 1 miljard
[verdachte]
AAOI1305NL#0i verdachte [betrokkene 3] meer dan 1 miljard
AAOI1307NL#01 verdachte [betrokkene 2] meer dan 1 miljard
AAOI1314NL#01 verdachte [betrokkene 1] meer dan 1 miljard
14. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] of één van hen:
In container [containernummer 1] werd in de jaszak van een jas een sleutelbos met daaraan twee vermoedelijk huissleutels aangetroffen. Wij kwamen aan in de [a-straat] te [plaats], alwaar verdachte [betrokkene 2] woonachtig is op [a-straat 1]. Deze portiekdeur gaf toegang tot de gemeenschappelijke ruimte vanwaar de huisnummers […] tot en met […] konden worden betreden. Ik heb een van de twee sleutels in het slot gestoken en hier aan gedraaid. Vervolgens zagen wij dat de deur kon worden geopend.
15. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 5]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] behoorde bij een Nokia 105, welke op 13 december 2020 in de container [containernummer 1] werd aangetroffen. Het telefoonnummer bleek met een beperkt aantal telefoonnummers in contact, te weten:
[telefoonnummer 2];
[telefoonnummer 3];
[telefoonnummer 4];
[telefoonnummer 5];
[telefoonnummer 6].
Het laatstgenoemd telefoonnummer, [telefoonnummer 6], blijkt volgens CIOT gegevens op naam te staan van de moeder van de verdachte [verdachte].
Opmerkelijk is dat op 12 december 2020 middels het telefoonnummer [telefoonnummer 1] een uitgaand sms bericht was verstuurd naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] met de tekst "[verdachte]_west‘.
16. Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 12]:
Goedcode [verdachte].01
Merk: Samsung
Type: Galaxy A20
Omdat er een machine 2 machine simkaart in het toestel zat en de telefoon direct opstartte in een ’secure start up’ modus waarbij in het scherm staat: ‘dit toestel wordt beheerd door je organisatie’, kan het niet anders dan dat deze Samsung gebruikt werd als een PGP telefoon.
17. Het proces-verbaal van politie (…), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 5]:
De simkaarten van beide Samsung PGP telefoons, respectievelijk voorzien van de simkaarten [sim-kaart 1] (aangetroffen bij de [verdachte]) en [sim-kaart 2] (aangetroffen in de container [containernummer 1] werden alleen maar gebruikt voor (ge-encrypt) dataverkeer.’
7. Het hof heeft voorts het volgende overwogen:
‘
Nadere bewijsoverwegingen
Nadere bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnotities op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, aangezien niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment in de container is geweest. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat op grond van het aangetroffen DNA van de verdachte op de jas, niet kan worden aangenomen dat de verdachte de jas heeft gedragen en heeft achtergelaten in de container. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het opzet niet kan worden bewezenverklaard, nu de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de in de container aangetroffen cocaïne. Daarnaast is geen sprake van medeplegen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt het volgende
Feitenvaststelling
Op 13 december 2020 omstreeks 05:00 uur ontving de politie een melding van de beveiliging van de ECT Delta Terminal op de Maasvlakte dat een onbekende man was gezien in stack 129-130. In stack 129 is vervolgens een container ([containernummer 1]), te weten een EU container, afkomstig uit Haugesund, Noorwegen, aangetroffen waarvan de deuren openstonden. In deze container bevond zich [betrokkene 1], die hierop meteen is aangehouden. Een andere man kwam uit de container en ging ervandoor op het moment dat hij werd aangeroepen door de verbalisanten.
Ongeveer twee uur later werden drie andere mannen aangetroffen in de nabijheid van voornoemde container. [betrokkene 2] bevond zich tussen de containers in stack 130 en is door verbalisanten herkend als de man die eerder die ochtend uit de container ([containernummer 1]) kwam en ervandoor was gegaan. [verdachte] bevond zich in een lege container in stack 130 en had bij zich een betonschaar en een Samsung A20 telefoon (nr. -[telefoonnummer 7]). [betrokkene 3] lag bovenop een container in stack 124.
In de container ([containernummer 1]) bleken na onderzoek door de politie 208 pakketten cocaïne te liggen met een totaalgewicht van 208,3 kilo. Daarnaast lagen in deze container vier slaapzakken, vier rugtassen, twee betonscharen, twee paar werkhandschoenen, drie stanleymessen, drie zaklampen, drie powerbanks met diverse laadkabels, vier pakjes sigaretten, vier rollen toiletpapier, een Nokia 105 telefoon (nr. -[telefoonnummer 1]), een door midden gebroken Samsung A20 telefoon (nr. -[telefoonnummer 8]) en diverse gebruikte en ongebruikte flesjes en blikjes frisdrank. In een rugzak zat proviand. Tevens lagen in de container een jas van het merk The North Face en een jas van het merk Levi’s.
De Samsung telefoons die in de container ([containernummer 1]) en bij [verdachte] zijn aangetroffen betroffen Pretty Good Privacy telefoons. De gebruiker van de Nokia 105 telefoon heeft slechts contact gehad met vijf telefoonnummers. Een van die nummers stond op naam van de moeder van [verdachte]. Op 12 december 2020 is met de Nokia 105 telefoon een bericht verzonden met de tekst: “[verdachte]_west”. [verdachte] is de voornaam van [verdachte].
Het DNA van [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 1] is aangetroffen op blikjes dan wel flesjes frisdrank die in de container lagen. Het DNA van [verdachte] is aangetroffen op de Levi’s jas die in de container lag. In de jaszak van één van de in de container ([containernummer 1]) inbeslaggenomen jassen is een sleutelbos aangetroffen. Eén van die sleutels paste op de portiekdeur van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats], in welk pand [betrokkene 2] woont.
De iPhone van [betrokkene 1] (nr. -[telefoonnummer 9]) straalde op 11 december 2020 om 22:30 uur aan op een zendmast aan de Breukelseweg 79 te Rotterdam. De bij [verdachte] aangetroffen Samsung A20 telefoon (nr. -[telefoonnummer 7]) straalde op 11 december 2020 om 22:30 uur aan op een zendmast aan de Spartastraat 7 te Rotterdam. Om 22:32 uur straalde op deze zendmast ook aan de in de container aangetroffen Samsung A20 telefoon (nr. -[telefoonnummer 8]). De in de container aangetroffen Nokia 105 telefoon (-[telefoonnummer 1]) straalde deze zendmast aan om 23:16 uur. De Beukelsweg ligt nabij de Spartastraat te Rotterdam. Later die avond, op 12 december 2020 om 00:06 uur straalde de iPhone van [betrokkene 1] aan op de zendmast aan de Wieldijk/Kanaaldijk te Zwartewaal, terwijl de beide Samsung A20 telefoons aanstralen op een zendmast aan de Smalleweg 2 te Zwartewaal en de Prinsenweg te Vierpolders. Vanaf 02:06 uur op 12 december 2020 straalden voornoemde telefoons alleen nog aan op zendmasten op de Maasvlakte. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij met een andere man naar de Maasvlakte is gereden. De auto van [betrokkene 1], een Range Rover met het kenteken [kenteken] is aangetroffen in de buurt van de Spartastraat, te weten op de parkeerplaats van Mevlanaplein te Rotterdam.
Aanwezigheid verdachten op de Maasvlakte en in de container
Op grond van het vorengaande stelt het hof vast dat [betrokkene 1] vanaf 12 december 2020 omstreeks 02:00 uur tot 13 december omstreeks 05:00 uur aanwezig is geweest op de Maasvlakte. Uit de zendmastgegevens en de telecomgegevens en het gegeven dat de auto van [betrokkene 1] is aangetroffen in de buurt van de Spartastraat leidt het hof af dat [betrokkene 1] met [verdachte] naar de Maasvlakte is (mee)gereden. Zij zijn aldus meer dan 27 uren aanwezig geweest op het haventerrein, voordat zij werden aangehouden.
[betrokkene 1] is aangehouden in de container. Daarnaast is zijn DNA aangetroffen op een flesje frisdrank in de container. Het hof gaat ervanuit dat ook [verdachte] in de container aanwezig is geweest, gelet op de in de container aangetroffen Nokia 105 telefoon, waarmee contact is gezocht met het telefoonnummer van de moeder van [verdachte] en een tekstbericht is verzonden met daarin voornaam van [verdachte]. Het hof wordt gesterkt in dit oordeel door de in de container aangetroffen Levi’s jas, waarop het DNA van [verdachte] is aangetroffen.
Het hof stelt daarnaast vast dat ook [betrokkene 2] in de container aanwezig is geweest, nu de verbalisanten hem uit de container hebben zien komen, zijn DNA op een blikje frisdrank in die container is aangetroffen en in één van de inbeslaggenomen jassen een sleutel is aangetroffen die op de portiekdeur van het pand van de woning van [betrokkene 2] past. Het hof is van oordeel dat ook [betrokkene 3] in die container aanwezig is geweest, omdat ook zijn DNA is aangetroffen op één blikje en twee flesjes frisdrank in de container en ook hij is aangehouden in de nabijheid van de container.
Het hof wordt gesterkt in deze overtuiging door hef aantreffen van nu juist vier slaapzakken, vier rugzakken, vier pakjes sigaretten en vier wc-rollen in de desbetreffende container. Het hof is derhalve van oordeel dat alle vier de medeverdachten op enig moment in de container met de cocaïne aanwezig zijn geweest. De slaapzakken, de powerbanks, het wc-papier en de proviand duiden daarbij bovendien op een aanwezigheid van langere duur. Gelet hierop is het hof van oordeel dat, ook al kan het exacte tijdstip van aankomst van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op het haventerrein niet worden vastgesteld, alle vier verdachten in ieder geval een aanzienlijke periode hebben doorgebracht op het haventerrein.
Het is het hof ambtshalve bekend dat in het DDN stack van de ECT terminal, waarin de onderhavige container zich bevond, met grote regelmaat cocaïne uit de zich daar bevindende containers wordt gehaald. De zogenaamde “uithalers" halen de cocaïne uit de uit Zuid-Amerika afkomstige containers en brengen deze in eerste instantie naar een andere container, die minder aanleiding geeft voor een controle, zoals een container afkomstig uit de EU. Deze uithalers hebben dan zaken bij zich voor een langer verblijf, zoals slaapzakken, proviand en wc papier.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van het hof de aanwezigheid van de vier verdachten voor een aanzienlijke periode op het haventerrein en op het moment van aanhouding in of in de omgeving van een container, die enkele weken eerder uit Noorwegen was aangekomen, en waarin een grote hoeveelheid (overgepakte) cocaïne werd aangetroffen, waarbij tevens is komen vast te staan dat deze vier verdachten in die container hebben verbleven, niet anders te verklaren dan dat de verdachten in die periode de cocaïne hebben verplaatst uit de "broncontainer" naar de container waarin de cocaïne is aangetroffen. Van concrete aanwijzingen die zouden moeten leiden tot een ander oordeel is het hof niet gebleken.
Medeplegen
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De verdachten hebben de cocaïne verplaatst uit de "broncontainer" naar de container waarin de cocaïne is aangetroffen, van waaruit de cocaïne verder moest worden vervoerd. Naar het oordeel van het hof is derhalve sprake van handelingen gericht op de invoer van cocaïne en hebben de verdachten in onderhavige zaak meer betrokkenheid gehad bij de invoer dan enkel het veiligstellen van de cocaïne ten behoeve van het verdere vervoer. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Dat de verdachten hebben verklaard elkaar niet te kennen, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Voor medeplegen is immers niet vereist dat de betrokken daders elkaar kennen.
Opzet
Het hof is daarnaast van oordeel dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de cocaïne. De pakketten met cocaïne waren voor een deel gescheurd, waardoor wit poeder zichtbaar was. Bovendien waren de pakketten (deels) overgepakt in de zich in de container bevindende slaapzakken en rugzakken. Het kan dan ook niet anders dan dat de verdachte bij het uithalen en/of zijn latere aanwezigheid in de container heeft gezien dat het om cocaïne ging.
Het hof is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de invoer van cocaïne gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is het hof niet gebleken.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij op het haventerrein aanwezig was voor luxe producten en horloges uit het Midden-Oosten. Het hof overweegt in dit verband dat de terminal bestaat uit drie verschillende gebieden. De verdachte is aangehouden in het gebied DDN (Delta Dedicated North). Hier komen schepen met goederen vanuit Zuid-Amerika aan de kade. Op de DDN bevinden zich vooral containers met laagwaardige goederen, zoals fruit. De goederen waarnaar de verdachte volgens zijn verklaring naar op zoek was, bevinden zich in een ander gebied van de terminal. Gelet op de indeling van de terminal en de aard van de goederen die aankomen in het gebied waar de verdachte is aangehouden, acht het hof de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig.
Aangetroffen DNA
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat uit het aangetroffen DNA van de verdachte op de jas niet kan worden afgeleid of de verdachte de jas heeft gedragen en/of in de container heeft achtergelaten en dus in de container is geweest, overweegt het hof het volgende. De aanwezigheid van verdachte in de container leidt het hof af uit meerdere feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, zoals hiervoor reeds overwogen. Dat niet duidelijk is op welke plek op de jas het DNA is aangetroffen, doet daaraan niet af.
De verweren van de verdediging worden verworpen.’
Bespreking van het eerste middel
8. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof bij zijn oordeel omtrent de bewezenverklaring heeft betrokken dat ‘het hof ambtshalve bekend (is) dat in het DDN stack van de ECT terminal, waarin de onderhavige container zich bevond, met grote regelmaat cocaïne uit de zich daar bevindende containers wordt gehaald. De zogenaamde “uithalers” halen de cocaïne uit de uit Zuid-Amerika afkomstige containers en brengen deze in eerste instantie naar een andere container, die minder aanleiding geeft voor controle, zoals een container afkomstig uit de EU. Deze uithalers hebben dan zaken bij zich voor een langer verblijf, zoals slaapzakken, proviand en wc papier.’ Het behoort, aldus het middel, tot de taak van de rechter die heeft te beslissen omtrent de in de art. 348 en 350 Sv vermelde vragen, daarbij slechts te oordelen op de grondslag van hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in zijn zaak.
9. Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, kan door de rechter slechts worden aangenomen indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen (art. 338 Sv). Als wettige bewijsmiddelen worden erkend de eigen waarneming van de rechter, verklaringen van de verdachte, van een getuige en van een deskundige, en schriftelijke bescheiden. Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs (art. 339 Sv). Voor feiten die het hof ambtshalve bekend zijn, is in het wettelijk bewijsrecht geen zelfstandige plaats ingeruimd.
10. Dat behoeft naar het mij voorkomt evenwel (in ieder geval) niet tot cassatie te leiden in zoverre de feiten waarvan het hof heeft aangegeven dat zij het hof ambtshalve bekend zijn tevens als feiten of omstandigheden van algemene bekendheid kunnen worden aangemerkt. Uw Raad heeft overwogen dat van algemene bekendheid zijn ‘die gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen’. [1] Borgers en Kooijmans wijzen er in verband met deze eis op dat de (externe) openbaarheid en de controleerbaarheid van rechterlijke beslissingen vergen dat het oordeel ‘ook voor anderen dan de procesdeelnemers begrijpelijk’ is. [2] Maar dat onder omstandigheden ook ‘plaatselijke’ algemene bekendheid of algemene bekendheid in bepaalde kring toereikend kan zijn.
11. Het begrip ‘uithaler’ geniet inmiddels een zekere bekendheid. Op een informatiepagina van de Douane (‘Uithalers en de Douane: wie doet wat’) worden uithalers omschreven als ‘mensen die in opdracht van criminelen drugs uit containers halen’. [3] Uithalers komen volgens deze informatiepagina ‘op twee plekken: waar de volle containers liggen, en waar vervoersbedrijven lege containers inleveren’. De informatiepagina wijst op de ‘uithalerswet’. [4] Het door die wet ingevoerde art. 138aa Sr stelt strafbaar hij die ‘wederrechtelijk verblijft op een in een haven, luchthaven of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen’. Dat deze wet wel aldus wordt genoemd, dat met het oog op uithalers een specifieke strafbaarstelling is ingevoerd, en dat de Douane er een speciale informatiepagina aan wijdt waarop een gestandaardiseerde werkwijze wordt uiteengezet, maakt al duidelijk dat regelmatig uithalers worden gesignaleerd.
12. Op een informatiepagina van ECT, gedateerd 22 juni 2023, is te vinden dat DDN staat voor Delta Dedicated North Terminal, dat deze (op dat moment) 30 jaar oud was, en dat het de eerste
‘automated terminal in the world’was. [5] Op een andere informatiepagina van ECT is te vinden dat met ‘
stack’wordt aangeduid ‘
That part of the company site that is used for the storage and transport of containers. The stack is a secured area which is almost fully surrounded by fencing, concrete enclosures or crash barriers. At places where the fencing has been interrupted, secured openings have been created which offer access to the stack’. [6] Op een informatiepagina van de politie is te vinden dat cocaïne ‘wordt gehaald uit de bladeren van de cocaplant, die in Zuid-Amerika groeit’. [7]
‘automated terminal in the world’was. [5] Op een andere informatiepagina van ECT is te vinden dat met ‘
stack’wordt aangeduid ‘
That part of the company site that is used for the storage and transport of containers. The stack is a secured area which is almost fully surrounded by fencing, concrete enclosures or crash barriers. At places where the fencing has been interrupted, secured openings have been created which offer access to the stack’. [6] Op een informatiepagina van de politie is te vinden dat cocaïne ‘wordt gehaald uit de bladeren van de cocaplant, die in Zuid-Amerika groeit’. [7]
13. Tegen deze achtergrond kan – meen ik – worden aangenomen dat de overweging waarin het hof feiten en omstandigheden uiteenzet die het hof ambtshalve bekend zijn, feiten van algemene bekendheid bevat voor zover het gaat om de vaststelling dat ‘in het DDN stack van de ECT terminal, waarin de onderhavige container zich bevond, met grote regelmaat cocaïne uit de zich daar bevindende containers wordt gehaald’ en dat de ‘uithalers’ de cocaïne halen uit de uit Zuid-Amerika afkomstige containers.
14. Het hof was ook niet gehouden deze feiten van algemene bekendheid tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde te stellen. Ik wijs er daarbij op dat de advocaat-generaal in het (kennelijk overgelegde) requisitoir heeft uiteengezet ‘hoe dat uithalen van cocaïne uit de Rotterdamse haven er vandaag de dag uitziet. Dat uithalen geschiedt meestal op de ECT-terminal in het DDN-stack, waar de meeste containers uit Zuid-Amerika aankomen’. De situatie waarin de rechter ‘zijn beslissing doet steunen op mededelingen of waarnemingen die die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven, zodat zij niet in staat zijn geweest zich daarover uit te laten’ doet zich derhalve niet voor. [8] Ik merk op dat de raadsman blijkens het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep en de overgelegde pleitnota ook niet heeft gesteld dat een en ander hem en de verdachte onbekend zou zijn.
15. Ik laat daarbij nog in het midden in hoeverre de bewezenverklaring daadwerkelijk (mede) op deze door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden van algemene bekendheid steunt.
16. Geen feit van algemene bekendheid is, meen ik, dat ‘uithalers’ de cocaïne ‘in eerste instantie brengen naar een andere container, die minder aanleiding geeft voor een controle, zoals een container afkomstig uit de EU’ en dat de uithalers dan zaken bij zich hebben ‘voor een langer verblijf, zoals slaapzakken, proviand en wc papier’. [9] Dat de verdachten de cocaïne hebben gebracht naar een container die uit een ander land afkomstig is en dat de verdachten de genoemde zaken bij zich hadden, heeft het hof evenwel niet afgeleid uit een feit van algemene bekendheid, maar uit de bewijsmiddelen.
17. Daaruit blijkt dat politiemedewerker [verbalisant 2] op 13 december 2020 heeft gezien dat een persoon uit de container met nummer [containernummer 1] in stack 129 kwam en wegrende, en dat uit die container een verdachte kwam die [betrokkene 1] bleek te heten (bewijsmiddel 1). Ook de andere verdachte is aangehouden en bleek [betrokkene 2] te heten (bewijsmiddelen 2 en 3). Om 8:00 uur is diezelfde dag de verdachte aangehouden in stack 130 in een container met nummer [containernummer 3], die een betonschaar droeg en een Samsung mobiele telefoon bij zich had (bewijsmiddelen 4 en 5). Op dezelfde dag werd om 7:50 uur een vierde verdachte aangehouden, geheten [betrokkene 3], in container stack 124 (bewijsmiddelen 7 en 8).
18. In de container met nummer [containernummer 1] zijn 208 pakketten met cocaïne aangetroffen (bewijsmiddelen 9 en 10). In dezelfde container zijn onder meer twee jassen, vier slaapzakken, vier rugzakken, twee betonscharen, diverse levensmiddelen, vier rollen toiletpapier en een zak met afval aangetroffen (bewijsmiddel 11). In een rugzak zaten onder meer gereedschap, zaklampen, snoep, koekjes, brood en andere etenswaar. In de jas van het merk The North Face troffen verbalisanten een bos huissleutels en een mobiele telefoon van het merk Nokia aan. Een blikje bullit, een blikje coca cola, een spaflesje en een Levi’s jas, aangetroffen aan (kennelijk) de achterzijde van de container, zijn bemonsterd. Het in de monsters aangetroffen DNA is volgens een deskundigenverslag van het NFI met een bewijskracht van ‘meer dan 1 miljard’ afkomstig van respectievelijk de medeverdachten [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 1] alsmede de verdachte (bewijsmiddelen 12 en 13). Met één van de huissleutels aan de aangetroffen bos kon (zo begrijp ik) de portiekdeur worden geopend die toegang gaf tot de gemeenschappelijke ruimte vanwaar het appartement van medeverdachte [betrokkene 2] kon worden betreden (bewijsmiddel 14).
19. Het telefoonnummer van de Nokia die in de container met nummer [containernummer 1] is aangetroffen bleek onder meer in contact te staan met een telefoonnummer dat op naam stond van de moeder van verdachte (bewijsmiddel 15). De Samsung die bij de verdachte in beslag is genomen, werd gebruikt als een PGP telefoon (bewijsmiddel 16). En de simkaarten van deze Samsung telefoon en een andere in de container aangetroffen Samsung PGP telefoon werden alleen maar gebruikt voor (ge-encrypt) dataverkeer (bewijsmiddel 17)
20. Het hof heeft uit die feiten en omstandigheden kennelijk afgeleid en kunnen afleiden dat de vier verdachten de beschreven werkwijze hebben gevolgd. Dat het hof bij het waarderen van de aanwijzingen die uit de bewijsmiddelen volgen in het achterhoofd heeft gehad welke werkwijze uithalers in andere zaken die het hof heeft berecht hebben gevolgd en daar in de bewijsoverwegingen (ten overvloede) uitdrukking aan heeft gegeven doet naar het mij voorkomt niet af aan de begrijpelijkheid en toereikendheid van de bewijsmotivering.
21. Het middel faalt.
Bespreking van het tweede middel
22. Het tweede middel behelst in de eerste plaats de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, althans ontoereikend en/of onbegrijpelijk is gemotiveerd, onder meer doordat het hof zich heeft beroepen op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, terwijl het heeft nagelaten met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. In de toelichting wordt in de eerste plaats aangevoerd dat het hof het in zijn nadere bewijsoverweging telkens heeft over een container met het kenmerk [containernummer 1], terwijl de door het hof gebruikte bewijsmiddelen spreken over een container met nummer [containernummer 1].
23. In de bewijsmiddelen wordt gesproken over een container met nummer [containernummer 1] (bewijsmiddelen 1, 9, 11), [containernummer 1] (bewijsmiddel 12) en [containernummer 1] (bewijsmiddelen 15 en 17), terwijl het hof in de bewijsoverwegingen – consequent - spreekt over een container met nummer [containernummer 1]. Tot cassatie behoeft dit niet te leiden, nu het (bij de vermelding van een extra 9) gaat om een kennelijke verschrijving in de bewijsoverwegingen.
24. De steller van het middel klaagt voorts dat het hof zich in de bewijsoverwegingen op een veelheid van gegevens heeft beroepen die redengevend zijn geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde zonder die feiten of omstandigheden in die overwegingen met voldoende nauwkeurigheid aan te duiden en zonder de wettige bewijsmiddelen op te nemen waaraan het hof die redengevende feiten en omstandigheden heeft ontleend. Ik loop de passages in ’s hofs overwegingen die de steller van het middel heeft onderstreept stuk voor stuk bij langs.
25. De eerste passage betreft de eerste zin van de bewijsoverwegingen. Daarin memoreert het hof dat de politie om 5:00 uur een melding kreeg van de beveiliging van de ECT Delta Terminal dat een onbekende man was gezien in stack 129-130. Het gaat hier – meen ik – niet om een redengevend feit. Het hof geeft aan wat de aanleiding tot de opsporingsactiviteiten was.
26. De tweede passage betreft de overweging dat container [containernummer 1] een EU container afkomstig uit Haugesund, Noorwegen was. Ook hier gaat het – meen ik – niet om een redengevend feit. Dat het om een EU container uit Noorwegen ging, past bij de opmerking die het hof maakt over de werkwijze van uithalers. Maar de bewezenverklaring, inhoudend dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk 208,3 kg cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, en de vaststelling dat hij deze cocaïne in dat kader in bedoelde container aanwezig heeft gehad, berust niet op de aldus vastgestelde achtergrond van de container. Voor zover al sprake is van een redengevend feit, doet het ontbreken van een nadere aanduiding van het land waaruit de container afkomstig is niet af aan de toereikendheid van de bewijsvoering. [10]
27. De derde passage betreft de vaststelling dat de ‘andere man’ die uit de container kwam ervandoor ging ‘op het moment dat hij werd aangeroepen door de verbalisanten’. Ook hier geldt dat voor zover het al gaat om een redengevend feit, het ontbreken van deze passage niet afdoet aan de toereikendheid van de bewijsvoering. .
28. De vierde passage betreft de overweging dat drie andere mannen ‘(o)ngeveer twee uur later’ werden aangetroffen in de nabijheid van voornoemde container. Het tijdsverloop tussen de melding, het aantreffen van twee mannen in de container en het aantreffen van twee andere mannen in de nabijheid van de container volgt niet in alle opzichten uit de bewijsmiddelen. Maar uit de bewijsmiddelen volgt wel dat de douane-ambtenaar die de verdachte later aanhield op 13 december 2020 omstreeks 6:00 uur een melding had gekregen, dat een politiemedewerker op die dag een persoon uit de container zag komen die wegrende en daarna een andere man uit de container zag komen die werd aangehouden, en dat de andere verdachten op dezelfde dag om 7:50 uur, 8:00 uur en 8:04 uur zijn aangehouden (bewijsmiddelen 1, 2, 4, 5, 7 en 8). Tegen die achtergrond meen ik dat het ontbreken van een nadere precisering van het tijdsverloop tussen de eerste aanhouding en de latere aanhoudingen in de bewijsmiddelen niet afdoet aan de toereikendheid van de bewijsvoering.
29. De vijfde passage betreft de overweging dat [betrokkene 2] zich tussen de containers in stack 130 bevond. De zesde passage betreft de overweging dat verdachte zich in een lege container in stack 130 bevond. Deze passages heeft het hof kunnen afleiden uit de bewijsmiddelen 3, 5 en 9-12).
30. In de zevende passage geeft het hof zendmastgegevens weer. Het hof vermeldt dat de iPhone van [betrokkene 1] op 11 december 2020 om 22:30 uur aanstraalde op een zendmast aan (kennelijk) de Beukelsweg 79 te Rotterdam. De bij verdachte aangetroffen Samsung telefoon straalde op dat tijdstip aan op een zendmast aan de Spartastraat 7 te Rotterdam. Om 22:32 uur straalde ook de andere in de container aangetroffen Samsung telefoon op deze zendmast aan. En de in de container aangetroffen Nokia straalde om 23:16 uur deze zendmast aan. De Beukelsweg ligt, aldus het hof, nabij de Spartastraat te Rotterdam. Op 12 december 2020 om 00:06 uur straalde de iPhone van [betrokkene 1] aan op de zendmast aan de Wieldijk/Kanaaldijk te Zwartewaal, terwijl beide Samsung telefoons aanstralen op een zendmast aan de Smalleweg 2 te Zwartewaal en de Prinsenweg te Vierpolders. Vanaf 02:06 uur straalden deze telefoons alleen nog aan op zendmasten op de Maasvlakte. Het hof overweegt voorts dat [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij met een andere man naar de Maasvlakte is gereden en dat de auto van [betrokkene 1] is aangetroffen in de buurt van de Spartastraat.
31. Het hof stelt vervolgens op grond van ‘het vorengaande’ vast ‘dat [betrokkene 1] vanaf 12 december 2020 omstreeks 02:00 uur tot 13 december omstreeks 05:00 uur aanwezig is geweest op de Maasvlakte’. Het hof leidt uit ‘de zendmastgegevens en de telecomgegevens en het gegeven dat de auto van [betrokkene 1] is aangetroffen in de buurt van de Spartastraat’ af dat [betrokkene 1] met verdachte naar de Maasvlakte is (mee)gereden en dat zij aldus ‘meer dan 27 uren aanwezig (zijn) geweest op het haventerrein, voordat zij werden aangehouden’. Bij deze gegevens staat buiten twijfel dat het om redengevende feiten en omstandigheden gaat. Voor de aanhouding moet de cocaïne uit een andere container zijn gehaald en naar de container met nummer [containernummer 1] zijn gebracht. De vermelde gegevens ondersteunen de vaststelling dat de verdachte en de medeverdachten daarvoor tijd en gelegenheid hadden.
32. Uit een arrest van Uw Raad van 23 oktober 2007 volgt dat indien de rechter zich in een bewijsoverweging beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens die door hem redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, hij in zijn overweging die feiten of omstandigheden met voldoende mate van nauwkeurigheid dient aan te duiden en het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. [11] Uit het arrest kan worden afgeleid dat een expliciete verwijzing naar een wettig bewijsmiddel en de vindplaats daarvan niet per definitie vereist is. Een verwijzing in de bewijsoverwegingen naar het ‘bagagelabel’ was voldoende nauwkeurig; Uw Raad vermeldde daarbij dat dit bagagelabel zich bij de aan de verdachte voorgehouden stukken van het geding bevond. Een verwijzing naar een verklaring van de verdachte was voldoende nauwkeurig omdat ‘zonder meer duidelijk’ was dat het hof daarmee heeft gedoeld ‘op de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring’.
33. In het onderhavige geval gaat het om een verwijzing naar zendmastgegevens, een verklaring van medeverdachte [betrokkene 1] en (kennelijk) een schriftelijk bescheid waaruit blijkt waar de auto van [betrokkene 1] is aangetroffen.
34. Bij de stukken van het geding bevindt zich een ‘proces-verbaal van bevindingen’ betreffend ‘onderzoek historische gegevens [telefoonnummer 9]’ (het telefoonnummer in gebruik bij [betrokkene 1]), een ‘proces-verbaal van bevindingen’ betreffend ‘onderzoek historische gegevens beide PGP-telefoons’ (aangetroffen bij verdachte en in de container) en een ‘proces-verbaal van bevindingen’ betreffend ‘onderzoek historische gegevens [telefoonnummer 1]’ (de Nokia). De in de bewijsoverweging vermelde zendmastgegevens kunnen eenvoudig uit deze processen-verbaal worden afgeleid, behoudens dat daaruit blijkt dat de Iphone van [betrokkene 1] op 11 december 2020 pas om 23.04 uur (en niet om 22.30 uur) aanstraalde op een zendmast aan de Beukelsweg 79. Nu het hof de aard van de gegevens helder heeft omschreven en de bescheiden waar deze aan kunnen worden ontleend duidelijk zijn, meen ik dat de aanduiding van de wettige bewijsmiddelen voldoende nauwkeurig is. Dat de Beukelsweg nabij de Spartastraat ligt, wordt in het eerste van deze processen-verbaal gerelateerd en kan tevens als een feit van algemene bekendheid worden aangemerkt.
35. Meer aarzelingen heb ik bij de verwijzing naar de verklaring van [betrokkene 1] ‘dat hij met een andere man naar de Maasvlakte is gereden’. [betrokkene 1] is twee keer door de politie gehoord. In een op 21 januari 2021 om 11:53 uur afgenomen verhoor heeft hij verklaard dat hij met een ‘Marokkaanse bestuurder’ in de auto zat. Nu sprake is van meer verklaringen meen ik dat de aanduiding van dit wettig bewijsmiddel onvoldoende nauwkeurig is. Als deze zin uit de bewijsmotivering wordt weggedacht doet dat evenwel niet af aan de toereikendheid van de bewijsvoering. Ook uit de zendmastgegevens volgt dat [betrokkene 1] die avond uit Rotterdam naar de Maasvlakte is gegaan. Uit een ‘proces-verbaal van bevindingen’ betreffend ‘Doorzoeking voertuig [kenteken]’ volgt dat op 15 december 2020 op de parkeerplaats Mevlanaplein een Range Rover met dit kenteken is aangetroffen die in gebruik was bij [betrokkene 1]. Nu de aard van het gegeven helder is omschreven en door de omschrijving van het onderwerp voldoende duidelijk is dat het gegeven in dit proces-verbaal te vinden is, meen ik dat het wettig bewijsmiddel voldoende nauwkeurig is aangeduid. Dat het Mevlanaplein in de buurt van de Spartastraat ligt, kan weer als een feit van algemene bekendheid worden aangemerkt.
36. Ik merk voorts op dat de advocaat-generaal in het requisitoir melding maakt van de mastgegevens. Vermeld wordt dat beide Samsungs ‘voor het eerst (zijn) gebruikt op 9 december 2020 rond 14:45, waarbij gebruik werd gemaakt van dezelfde zendmast’, dat de Nokia aanstraalde met zendmasten aan de Spartastraat, en dat je gelet op de mastgegevens ‘zou kunnen concluderen dat [verdachte] en [betrokkene 1] elkaar in Spangen hebben ontmoet en samen naar de Maasvlakte zijn gereisd’ waarbij zij ‘de PGP telefoons bij elkaar gehad hebben’. De verdediging kan zo bezien niet door het gebruik voor het bewijs van deze gegevens zijn overvallen. De raadsman maakt in de pleitnota voorts zelf melding van de omstandigheid dat de Range Rover van [betrokkene 1] op de parkeerplaats Mevlanaplein stond.
37. De vraag rijst nog of de bewijsvoering als de zendmastgegevens, de verklaring van [betrokkene 1] en het schriftelijk bescheid waaruit blijkt van het aantreffen van diens auto daaruit worden weggedacht, als ‘zonder meer toereikend’ kan worden aangemerkt. In de container zijn vier slaapzakken, vier rugzakken, vier rollen toiletpapier, diverse levensmiddelen en een zak met afval aangetroffen. Ook daaruit heeft het hof kennelijk afgeleid en kunnen afleiden dat de verdachte en de medeverdachten ‘een aanwezigheid van langere duur’ voor ogen stond, en dat van een nauwe en bewuste samenwerking sprake was. Uit de zak met afval en uit de omstandigheid dat al meer dan 200 kg cocaïne was overgebracht heeft het hof voorts kunnen afleiden dat één of meer van de verdachten op het moment van de aanhouding al langere tijd aanwezig was dan wel waren. Dat de aanwijzingen voor de duur van de aan de aanhouding voorafgaande aanwezigheid van de verdachte minder sterk zijn als de zendmastgegevens worden weggelaten, doet er – meen ik – niet aan af dat de bewijsvoering ook in dat geval zonder meer toereikend zou zijn geweest.
38. Ik wijs er in dat verband nog op dat door de verdediging niet een – ontlastend – alternatief scenario is geschetst. Verdachte heeft, zo vermeldt de raadsman in de pleitnota, verklaard dat hij op het terrein was omdat hij op zoek was naar horloges en luxe producten uit het Midden-Oosten, dat hij verdwaald raakte op het zeer grote terrein en heeft liggen slapen in een container. Daarin ligt besloten dat de verdachte erkent dat hij geruime tijd voorafgaand aan de aanhouding al op het terrein was.
39. De achtste passage waar de steller van het middel de aandacht op vestigt, betreft de alinea waar ook het eerste middel zich tegen richt. Uit de bespreking van dat middel volgt dat en waarom in deze passage naar het mij voorkomt geen redengevende feiten of omstandigheden zijn vermeld die het hof niet op de bewijsmiddelen en feiten van algemene bekendheid heeft kunnen baseren.
40. De negende passage betreft de daaropvolgende alinea, waarin het hof wijst op ‘de aanwezigheid van de vier verdachten voor een aanzienlijke periode op het haventerrein’. Deze vaststelling is deels gebaseerd op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vermeld en deels op de feiten en omstandigheden die uit de zendmastgegevens, de verklaring van [betrokkene 1] en het aantreffen van diens auto volgen. Ik verwijs in dit verband naar de bespreking van de zevende passage.
41. De tiende passage betreft de vaststelling dat de container ‘enkele weken eerder uit Noorwegen was aangekomen’. Ik verwijs in dit verband naar de bespreking van de tweede passage.
42. De elfde passage ziet op de overweging waarin het hof concludeert dat de vastgestelde feiten niet anders te verklaren zijn ‘dan dat de verdachten in die periode de cocaïne hebben verplaatst uit de “broncontainer” naar de container waarin de cocaïne is aangetroffen’. Het hof baseert hier een gevolgtrekking van feitelijke aard op vastgestelde redengevende feiten en omstandigheden. En dat geldt ook voor de twaalfde passage, inhoudend dat de verdachten de cocaïne hebben ‘verplaatst uit de “broncontainer” naar de container waarin de cocaïne is aangetroffen, van waaruit de cocaïne verder moest worden vervoerd’. Het gaat hier niet om zelfstandige, aanvullende redengevende feiten.
43. De dertiende en laatste passage waar de steller van het middel op wijst, betreft ’s hofs overweging inhoudend dat de pakketten met cocaïne ‘voor een deel gescheurd (waren), waardoor wit poeder zichtbaar was. Bovendien waren de pakketten (deels) overgepakt in de zich, in de container bevindende slaapzakken en rugzakken’.
44. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de 208 pakketten met cocaïne zich in de container met nummer [containernummer 1] bevonden. Dat deze pakketten voor een deel gescheurd waren en deels in de slaapzakken en rugzakken waren overgepakt, blijkt daar niet uit. De vaststelling dat de pakketten met cocaïne gescheurd waren is in de bewijsoverwegingen van het hof van belang omdat het hof daar – bij de onderbouwing van de bewezenverklaring van het vereiste opzet – uit afleidt ‘dat de verdachte bij het uithalen en/of zijn latere aanwezigheid in de container heeft gezien dat het om cocaïne ging’.
45. Daaraan voorafgaand heeft het hof in het kader van een bewijsoverweging die aan het medeplegen is gewijd evenwel reeds overwogen dat het op grond van ‘het voorgaande’ (waarin het gescheurd zijn van de pakketten niet is vermeld) van oordeel is ‘dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering’ waarbij zij ‘de cocaïne (hebben) verplaatst uit de “broncontainer” naar de container waarin de cocaïne is aangetroffen’. In die vaststellingen en in de bewijsvoering die daaraan ten grondslag is gelegd, ligt naar het mij voorkomt ook reeds besloten dat de verdachte (minst genomen) voorwaardelijk opzet had op de omstandigheid dat de pakketten cocaïne bevatten. Dat het hof expliciet melding maakt van het gescheurd zijn van de pakketten, ligt zo bezien slechts ten grondslag aan de – voor een bewezenverklaring overbodige – vaststelling dat het opzet van de verdachte de vorm van ‘wetenschap’ had. Tegen die achtergrond meen ik dat de omstandigheid dat het gescheurd zijn van de pakketten niet uit de bewijsmiddelen volgt niet afdoet aan de toereikendheid van de bewijsvoering.
46. Daarmee faalt de eerste deelklacht.
47. Het middel behelst voorts de klacht dat ’s hofs oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij op het haventerrein aanwezig was voor luxe producten en horloges uit het Midden-Oosten niet geloofwaardig is, ontoereikend en/of onbegrijpelijk is gemotiveerd. De gegevens waar het hof zich in dat verband op heeft beroepen kunnen, aldus de steller van het middel, niet worden afgeleid uit het verhandelde ter terechtzitting of de gebezigde bewijsmiddelen. Daarnaast zou door het hof niet zijn vastgesteld dat de verdachte van de door het hof vermelde feiten en omstandigheden wist.
48. Het hof heeft in de bewijsoverwegingen vastgesteld ‘dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering’ waarbij zij ‘de cocaïne (hebben) verplaatst uit de “broncontainer” naar de container waarin de cocaïne is aangetroffen’. Daarin ligt reeds besloten dat en waarom het hof de verklaring van de verdachte inhoudend dat hij op het haventerrein aanwezig was voor luxe producten en horloges uit het Midden-Oosten niet geloofwaardig heeft geoordeeld. Het hof wijst er voorts (onder het kopje ‘Verklaring verdachte’) op dat de terminal bestaat uit drie verschillende gebieden, dat de verdachte is aangehouden in het gebied DDN (Delta Dedicated North) waar schepen met goederen vanuit Zuid-Amerika aan de kade komen, en dat de goederen waar de verdachte volgens zijn verklaring naar op zoek was zich in een ander gebied van de terminal bevinden.
49. Het hof heeft deze feiten en omstandigheden kennelijk van algemene bekendheid geacht. Uw Raad heeft in het eerder genoemde arrest van 11 januari 2011 overwogen dat geen rechtsregel de rechter dwingt een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek ter terechtzitting ter sprake te brengen. Maar indien niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven, behoort de rechter dat gegeven aan de orde te stellen bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting. [12] Dat uitgangspunt geldt, meen ik, ook als de rechter zich bij de verwerping van een bewijsverweer beroept op gegevens die hij van algemene bekendheid acht. Bij de door het hof vermelde gegevens gaat het, meen ik, om gegevens waarvan de algemene bekendheid niet zonder meer duidelijk is.
50. Tot cassatie behoeft dat evenwel niet te leiden. Van een voldoende aannemelijk alternatief scenario is in het licht van de bewijsvoering naar het mij voorkomt geen sprake. [13] Daarbij blijft, ook als de door het hof vermelde feiten inzake de indeling van de terminal buiten beschouwing worden gelaten, als ’s hofs kennelijk oordeel overeind dat de verdachte geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt, en ook overigens niet aannemelijk is geworden dat, de verdachte op het betreffende deel van de terminal de goederen kon vinden die hij daar volgens hem zocht. Reeds op die grond heeft het hof de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig kunnen oordelen.
51. Ook de tweede deelklacht faalt.
52. Daarmee faalt het middel.
Bespreking van het derde middel
53. Het derde middel behelst de klacht dat de inzendtermijn in cassatie is overschreden.
54. Namens de verdachte is op 20 september 2022 cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 24 juli 2023 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. Het hof heeft in het bestreden arrest de gevangenneming van de verdachte bevolen. Uit de historische detentiegegevens blijkt dat de verdachte tot en met 3 oktober 2021 gedetineerd is geweest en daarna weer vanaf 10 januari 2023. Dat betekent dat de verdachte ten tijde van het instellen van het cassatieberoep niet in voorlopige hechtenis zat en dat de termijn van 8 maanden van toepassing is. [14] Die termijn is met iets meer dan 2 maanden overschreden. Dat moet tot strafvermindering leiden.
55. Het middel slaagt.
Afronding
56. De eerste twee middelen falen en lenen zich voor afdoening met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Het derde middel slaagt.
57. Ambtshalve merk ik inzake het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn het volgende op. Uit de historische detentiegegevens blijkt dat de verdachte sinds 10 januari 2023 gedetineerd is met als titel gevangenneming. Ten tijde van de aanzegging als bedoeld in art. 435 Sv bevond de verdachte zich, zo volgt ook uit de akte van uitreiking, in voorlopige hechtenis. Uw Raad doet uitspraak nadat meer dan 16 maanden verstreken zijn na het instellen van het cassatieberoep. Ook dat dient tot strafvermindering te leiden. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
58. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG