Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
5.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag en bedreiging. De Hoge Raad behandelt drie cassatiemiddelen. Het eerste middel betreft de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen van de zus, neef en nichtje van de verdachte, die hem op videobeelden herkenden. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de verklaringen van de getuigen op begrijpelijke en toereikende wijze heeft gemotiveerd en dat het gebruik van deze verklaringen voor bewijs niet onbegrijpelijk is.
Het tweede middel betreft de vraag of de bewezenverklaring van opzet op doodslag voldoende is gemotiveerd. De Hoge Raad concludeert dat het hof op basis van het letselonderzoek en de dynamische situatie tijdens het voorval heeft kunnen oordelen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer. Het derde middel betreft de redelijke termijn in cassatie. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte zich ten tijde van het instellen van het cassatieberoep niet in voorlopige hechtenis bevond, waardoor de inzendtermijn niet was overschreden. Echter, de uitspraaktermijn was wel overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren naar vijf jaren en elf maanden.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak is gedaan op 19 december 2023 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.