Conclusie
Nummer22/01399
Inleiding
Het middel
Oordeel van het hof
ik begrijp de rechter rijstrook, D.P.], om die bus die op de 1e rijstrook [
ik begrijp de linker rijstrook, D.P.] reed de gelegenheid te geven mij te passeren. Op het moment van insturen naar de 2e rijstrook (rechts) hoorde ik links achter mijn dienstvoertuig een harde knal en voelde mij dienstvoertuig schudden. Ik schrok enorm en hield mijn stuur stevig vast, omdat ik bang was dat ik de controle over mijn voertuig kwijt zou raken op de flyover. Ik realiseerde mij direct dat de bus bij gewoon ramde. Ik merkte direct dat ik een lekke band had en wilde mijn voertuigen zo snel mogelijk tot stilstand brengen.
ik begrijp dus: de linker rijstrook, D.P.) reed en vlak voor de botsing wilde uitwijken naar de tweede rijstrook aan de rechterkant. Op het moment dat hij naar de tweede rijstrook – naar rechts – instuurde zou verdachte hem hebben geramd. In bewijsmiddel 6 verklaart een andere verbalisant die achter de verdachte en [verbalisant 4] aanreed dat de verdachte en [verbalisant 4] op verschillende rijbanen reden. [verbalisant 4] zou vervolgens voor de verdachte zijn gaan rijden. Vlak voor de botsing zou volgens deze [verbalisant 4] naar links – in plaats van naar rechts – hebben gestuurd. Uit de verklaring van [verbalisant 4] volgt derhalve dat hij wilde uitwijken en teneinde daartoe naar rechts ging, terwijl de andere verklaring erop wijst dat [verbalisant 4] juist naar links stuurde vlak voordat de verdachte zijn dienstauto linksachter raakte. Deze bewijsmiddelen zijn daarmee innerlijk tegenstrijdig. Daaruit volgt in ieder geval niet dat de verdachte scherp zou hebben ingestuurd op het politievoertuig.