ECLI:NL:PHR:2024:231

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
22/00648
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conclusie van de Advocaat-Generaal inzake de overtreding van de Wet op de Economische Delicten door het inzamelen van afvalstoffen in strijd met een voorlopige maatregel

In deze zaak gaat het om de verdachte, geboren in 1970, die in de periode van 15 januari 2018 tot en met 26 januari 2018 in de gemeente Stadskanaal afvalstoffen heeft ingezameld, terwijl er een voorlopige maatregel was opgelegd die hem verbood dit te doen. De voorlopige maatregel was op 13 januari 2018 aan de verdachte betekend door de Officier van Justitie, mr. S. Buist, en hield in dat hij zich moest onthouden van het inzamelen en/of in ontvangst nemen van afvalstoffen op het terrein van zijn inrichting. De verdachte heeft echter in deze periode verschillende soorten afvalstoffen ingezameld, waaronder papier, folie, accu's, koper, en ijzer.

De economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de verdachte eerder ontslagen van alle rechtsvervolging voor een aantal van de tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld voor andere feiten. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij met toestemming van de controleurs van de Omgevingsdienst Groningen handelde. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de voorlopige maatregel, en dat zijn verweer niet aannemelijk is geworden.

De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep moet worden verworpen, omdat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de voorlopige maatregel. De uitspraak van het hof wordt ondersteund door de bewijsmiddelen, waaronder de rapporten van de controleurs en de verklaringen van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bekend was met de inhoud van de voorlopige maatregel en dat hij opzettelijk afvalstoffen heeft ingezameld, ondanks het verbod.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/00648 E
Zitting23 januari 2024
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte
De economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de verdachte bij arrest van 16 februari 2022 ter zake van het onder 2, zesde gedachtestreepje, bewezenverklaarde ontslagen van alle rechtsvervolging, en de verdachte wegens het onder 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje, gekwalificeerd als ‘overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet op de economische delicten’ veroordeeld tot 60 uren taakstraf subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr.
Namens de verdachte en namens het openbaar ministerie is cassatieberoep ingesteld. Het door het openbaar ministerie ingestelde cassatieberoep is op 14 oktober 2022 ingetrokken. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft namens de verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelkeert zich tegen de bewijsvoering, in het bijzonder van het opzet op handelen en nalaten in strijd met de opgelegde voorlopige maatregel. Voordat ik het middel bespreek, geef ik de bewezenverklaring en de bewijsvoering weer, alsmede een passage uit het proces-verbaal van de terechtzitting en uit de pleitnota.
Bewezenverklaring en bewijsvoering
4. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘2.
verdachte in de periode van 15 januari 2018 tot en met 26 januari 2018, in de gemeente Stadskanaal - nadat aan verdachte, vanwege de Officier van Justitie bij het Functioneel Parket, ingevolge artikel 28 van de Wet op de economische delicten, als voorlopige maatregel was bevolen dat verdachte zich onthoudt van het inzamelen en/of in ontvangst nemen van afvalstoffen op het terrein van de inrichting aan de [a-straat 1] te Stadskanaal welke voorlopige maatregel aan verdachte op 13 januari 2018 in persoon was betekend, opzettelijk heeft gehandeld en opzettelijk heeft nagelaten in strijd met die bevolen voorlopige maatregel, immers heeft verdachte daar opzettelijk afvalstoffen te weten:
- op omstreeks 15 januari 2018 een hoeveelheid papier en een hoeveelheid folie en meer accu's en een hoeveelheid koper en twee katalysatoren en
- op omstreeks 17 januari 2018 een hoeveelheid oud ijzer en koper en kabel en
- op 18 januari 2018 een hoeveelheid zink en roestvrij staal en ijzer en aluminium en
- op 19 januari 2018 een hoeveelheid ijzer en een of meer accu's en een hoeveelheid koper en aluminium en RVS en kabel en een of meer velgen en
- op 20 januari 2018 een hoeveelheid ijzer en koper en aluminium en zink en RVS en lood en kabel en
- op 26 januari 2018 papier en folie
ingezameld of in ontvangst genomen op het terrein van de hiervoor bedoelde inrichting’
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
‘1.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan politie Eenheid Noord-Nederland, (…), d.d. 23 april 2018, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1], brigadier en buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, en [verbalisant 2], brigadier en buitengewoon opsporingsambtenaar van politie (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van verbalisanten:

In dit proces-verbaal wordt verslag gedaan van strafbare gedragingen, welke betrekking hebben op onderstaande verdachte:
Naam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1970
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
en zijn eenmanszaak, genaamd [A] gevestigd [a-straat 1] te Stadskanaal, [postcode], Kamer van Koophandel nummer [KvK-nummer].
Inrichting
De activiteiten van [A] bestaan uit het opslaan en verwerken van afvalstoffen. [A] is een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wet milieubeheer. De activiteiten vallen onder categorie 28.1 b, 28.5, 28.4.a 5 en 28.4.a 6 van Bijlage 1 onderdeel C van het Besluit Omgevingsrecht. Voor het uitvoeren van deze activiteiten is op 14 november 2016 een omgevingsvergunning milieu, kenmerk 2006-20.495/46, MV verleend. Voor het naleven van voorschriften zijn de regels genoemd in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer van toepassing. Op grond van artikel 18.1b van de Wet milieubeheer, artikel 5.2 in samenhang met artikel 2.4 lid 1 beiden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 3.3 van het Besluit omgevingsrecht is de Omgevingsdienst Groningen het bevoegd gezag ten aanzien van de bestuurlijke handhaving.
(...)
Voorlopige maatregel ex artikel 28 Wet op de Economische delicten
Naar aanleiding van het bovengenoemde proces-verbaal (…) heeft de officier van justitie, mr. S. Buist van het Functioneel Parket een bevel voorlopige maatregel ex artikel 28 Wet op de economische delicten (…) opgelegd. Hierbij wordt [verdachte] bevolen:
• zich te onthouden van het inzamelen en/of in ontvangst nemen van afvalstoffen op het terrein van de inrichting aan de [a-straat 1] te Stadskanaal;
• zich te onthouden van het beletten of verhinderen van het onderzoek van de opsporingsambtenaren, toezichthouder en overig bevoegd gezag;
• zich voor het overige te onthouden van strafbare feiten.
Het niet nakomen van dit bevel, gelet op artikel 1, 2 en 33 van de Wet op de economische delicten, een misdrijf oplevert, zal leiden tot strafvervolging.
Op zaterdag 13 januari 2018 om 11.44 uur is de voorlopige maatregel uitgereikt aan [verdachte]. Een kopie van de akte van uitreiking is bij dit proces-verbaal gevoegd. Op de akte is per abuis het jaartal 2017 vermeld in plaats van 2018. Van deze vergissing is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Bevindingen
Ter controle op de naleving van de last onder bestuursdwang hebben toezichthouders van de Omgevingsdienst Groningen de inrichting [A] gecontroleerd. De bevindingen werden vastgelegd in een controlerapport. In dit proces-verbaal zijn alleen de controlerapporten opgenomen waaruit blijkt dat er werd gehandeld in strijd met de voorschriften van de Last onder bestuursdwang .
15 januari 2018
Die dag waren de volgende afvalstoffen ingezameld en/of in ontvangst genomen binnen de inrichting van [A], gevestigd [a-straat 1] te Stadskanaal:
• Partij 1, bestaande uit 1.750 kg papier, afkomstig uit Slagharen;
• Partij 2, bestaande uit 7.500 kg folie, afkomstig uit Meppel;
• Partij 3, bestaande uit 13 kg accu, 3 kg koper en 2 katalysatoren, afkomstig van derden.
Van deze constatering is een controlerapport opgemaakt, dat als bijlage nummer 8 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Het betroffen 3 verschillende innames.
17 januari 2018
Door toezichthouders werd op 17 januari 2018 geconstateerd, dat na het bezoek op 16 januari 2018, nog die dag de volgende afvalstoffen waren ingezameld en/of in ontvangst genomen binnen de inrichting van [A], gevestigd [a-straat 1] te Stadskanaal:
• 1.040 kg oud ijzer
• 2 kg rood koper
• 8 kg kabel.
Van deze constatering is een controlerapport opgemaakt dat als bijlage nummer 10 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Het betrof hier de inname van één (1) partij.
18 januari 2018
Op 18 januari 2018 werden binnen de inrichting van [A], gevestigd [a-straat 1] te Stadskanaal, onderstaande afvalstoffen aangetroffen, die op 17 januari 2018 bleken te zijn ingezameld en/of in ontvangst genomen:
• 9 kg zink
• 10 kg RVS
• 130 kg ijzer
• 39,5 kg aluminium
Van deze constatering is een controlerapport opgemaakt dat als bijlage nummer 11 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Het betrof hier de inname van één (1) partij.
19 januari 2018 13.05 uur
De volgende afvalstoffen bleken op 19 januari 2018 in 3 verschillende partijen te zijn ingezameld en/of in ontvangst genomen binnen de inrichting van [A], gevestigd [a-straat 1] te Stadskanaal:
Partij 1, bestaande uit
• 810 kg ijzer
• 135 kg accu
• 44 kg rood koper
• 17,5 kg geel koper
• 111,5 kg aluminium
• 9 kg RVS
• 31,5 kg kabel
Partij 2, bestaande uit
• 1.260 kg ijzer
• 147 kg accu
Partij 3, bestaande uit
• 16 kg velg
Volgens een aangetroffen begeleidingsbrief was afvalwater vanaf de inrichting afgevoerd naar Milieustraat Meppel B.V. door [B] B.V. Van deze constatering is een controlerapport opgemaakt dat als bijlage nummer 12 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Het betroffen 3 verschillende innames.
20 januari 2018
De volgende afvalstoffen bleken op 20 januari 2018 te zijn ingezameld en/of in ontvangst genomen binnen de inrichting van [A], gevestigd [a-straat 1] te Stadskanaal:
 300 kg ijzer
 26 kg rood koper
 12 kg geel koper
 7 kg aluminium
 2 kg zink
 3 kg RVS
 4 kg lood
 5 kg kabel
 2 kg HP rood
 3 kg printplaten
Van deze constatering is een controlerapport opgemaakt dat als bijlage nummer 13 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Het betrof hier één (1) inname.
29 januari 2018
Door toezichthouders bleek dat volgens de aanwezige documenten op 26 januari 2018 de volgende afvalstoffen waren ingezameld en/of in ontvangst genomen binnen de inrichting van [A], gevestigd [a-straat 1] te Stadskanaal:
 1.330 kg gemengd papier en folie
Volgens een aangetroffen begeleidingsbrief was op 26 januari 2018 afvalwater vanaf de inrichting afgevoerd naar Milieustraat Meppel door [B] B.V.
Van deze constatering is een controlerapport opgemaakt dat als bijlage nummer 14 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Het betrof hier één (1) inname.
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
een bevel voorlopige maatregel ex artikel 28 Wet op de Economische Delicten, getekend door S. Buist, officier van justitie(…), voor zover — zakelijk weergegeven - inhoudende:
Bijlage 6
Functioneel Parket Eenheid Zwolle
BEVEL VOORLOPIGE MAATREGEL EX ARTIKEL 28 WET OP DE ECONOMISCHE DELICTEN
Parketnummer (…)
De Officier van Justitie bij het Functioneel Parket Eenheid Zwolle,
Gelet op
 een proces-verbaal van bevindingen (…) d.d. 9 januari 2018 opgemaakt door [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst bij de Omgevingsdienst Groningen waaruit blijkt dat [verdachte] - nadat op het terrein van zijn inrichting, althans de door hem gedreven inrichting, aan de [a-straat 1] te Stadskanaal een brand heeft gewoed waarna die [verdachte] onvoldoende maatregelen heeft genomen / heeft laten nemen om de verontreiniging ten gevolge van die brand en het blussen van die brand ongedaan te maken – afvalstoffen in ontvangst heeft genomen;

Van oordeel dat

[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1970,
wonende te [postcode] [plaats], [b-straat 1]
Ervan wordt verdacht zich schuldig te maken aan overtreding van art. 10.1 lid 3 Wet milieubeheer, art. 17.1 lid 1 Wet milieubeheer en art. 2.9 lid 1 en/of lid 2 Activiteitenbesluit Wet milieubeheer;
Dat tegen [verdachte] voornoemd ernstige bezwaren zijn gerezen en dat de belangen welke door de vermoedelijk overtreden voorschriften worden beschermd, te weten de milieubelangen, een onmiddellijk ingrijpen vereisen;
Gelet op artikel 28 van de Wet op de economische delicten;
Beveelt dat:
– [verdachte] voornoemd zich onthoudt van het inzamelen en/of in ontvangst nemen van afvalstoffen op het terrein van de inrichting aan de [a-straat 1] te Stadskanaal
– [verdachte] zich onthoudt van het beletten of verhinderen van het onderzoek van de opsporingsambtenaren, toezichthouders en overig bevoegd gezag
– [verdachte] zich voor het overige onthoudt van strafbare feiten;
Deelt mede dat ingevolge artikel 31 van de Wet op de economische delicten deze voorlopige maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Dat het niet nakomen van dit bevel, gelet op artikel 1, 2 en 33 van de Wet op de economische delicten, een misdrijf oplevert, hetgeen tot strafvervolging zal leiden;
Deelt voorts mede dat tegen deze voorlopige maatregel een bezwaarschrift kan worden ingediend bij de Griffie van de Arrondissementsrechtbank Overijssel;
Een bezwaarschrift schort de werking niet op!
Gedaan te Zwolle, 11 januari 2018
De Officier van Justitie
[
BFK: handtekening]
S. Buist
3.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan politie Eenheid Noord-Nederland, (…) d.d. 15 januari 2018, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 3], hoofdagent van politie (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Per abuis noteerde ik een foute datum op de akte van uitreiking behorende bij een gerechtelijk stuk met parketnummer (…) die ik te Stadskanaal uitreikte aan [verdachte], geboren op 5 februari 1970.
Ik noteerde op de akte van uitreiking als datum 13 januari 2017, dit moet zijn 13 januari 2018.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport dagelijkse inspectie door de omgevingsdienst Groningen (inclusief bijlagen), d.d. 15 januari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar

[A] - dagelijkse inspectie LOB 2018-01-15
Naam: [A] - milieu
Omschrijving: opslag en recycling van diverse afvalstoffen
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 15 januari 2018
Checklist en antwoorden
Opmerkingen
Vanmiddag locatie bezocht. Uit getoonde begeleidingsdocumenten en de gegeven toelichting door de medewerker [betrokkene 1] hierop blijkt dat afvalstoffen zijn ontvangen.
15-1 papier 1570 kg vanuit Slagharen naar Stadskanaal;
15-1-18 folie 7500 kg vanuit Meppel naar Stadskanaal;
Tijdens de inspectie werd een kleine hoeveelheid afval aangevoerd door een derde.
13 kg accu, 3 kg koper en 2 katalysatoren.
Foto’s van alle begeleidingsdocumenten zijn als bijlage bijgevoegd.
Tevens stonden IBC's met water klaar voor afvoer op een aanhangwagen, voor afvoer naar de locatie Meppel.
[betrokkene 1] deelde mee dat de afgelopen week ook reeds van dit terreinwagen naar de locatie in Meppel was gebracht. Dit water zou gebruikt worden voor de productie van betonnen "legoblokken".
[verdachte] is hiervan hedenmiddag per mail in kennis gesteld en dit zal hem tevens per brief worden bevestigd.
Tevens zijn nog foto's bijgevoegd van de terreinsituatie, en van materialen die buiten de inrichting zijn opgeslagen.
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport dagelijkse inspectie door de omgevingsdienst Groningen (inclusief bijlagen), d.d. 17 januari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

[A]- milieu 17-01-2018 09.30 uur
Naam: [A] - milieu
Omschrijving: opslag en recycling van diverse afvalstoffen
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 17 januari 2018
Checklist en antwoorden
Opmerkingen
Vanmorgen rond 9.30 uur de locatie bezocht. Met drie medewerkers gesproken en begeleidingsdocumenten/bonnen ingezien. Er was oud papier afgevoerd en oud ijzer aangevoerd (zie begeleidingsdocumenten en bonnen). Dit oud ijzer was neergezet in een container bij de weegbrug (zie foto's).
Vervolgens een ronde gemaakt over het terrein en diverse foto's gemaakt.
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport [A]- toezicht op de LOB 17-01-2018 10 uur (inclusief bijlagen), d.d. 5 februari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

Naam: [A] - toezicht op de LOB 12-01-2018 tot..
Organisatie: [A]
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 17 januari 2018
Checklistvragen en antwoorden
Opmerkingen:
Vanmorgen (17 januari 2018) rond 10 uur de locatie van [A] bezocht. Met drie medewerkers gesproken en de volgende documenten/bonnen ingezien.
- Op 16 januari 2018 om 16.21 uur is er 780 kg oud ijzer geaccepteerd afkomstig van [C], [c-straat 1] in Exloo. Dit oud ijzer is neergezet in een container bij de weegbrug (zie foto's).
- Op 16 januari 2018 om 16.22 uur is er 260 kg oud ijzer, 2 kg koper rood en 8 kg kabel geaccepteerd afkomstig van [C], [c-straat 1] in Exloo. Deze spullen zijn neergezet in een container bij de weegbrug.
- Op 17 januari 2018 is er 3560 kg oud papier afgevoerd naar [D] in Staphorst.
Verder een ronde gemaakt over het terrein en diverse foto’s gemaakt
(
BFK: 3 foto’s van bonnen, volgens het onderschrift één van afgevoerd oud papier en twee van aangevoerd oud ijzer)
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport dagelijkse inspectie door de omgevingsdienst Groningen (inclusief bijlagen), d.d. 18 januari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

[A] - dagelijkse inspectie LOB 2018-01-18
Naam: [A] - milieu
Omschrijving: opslag en recycling van diverse afvalstoffen
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 18 januari 2018
Checklist en antwoorden
Opmerkingen
Rond 09.30 uur ter plaatse. Gevraagd naar de laatste bonnen. Er is papier en water afgevoerd. Verder is een partij metalen aangevoerd (zie de foto's van de bonnen). Op de bon staat geen datum, maar is volgens een van de medewerkers ([betrokkene 2]) gisteren geleverd. Zink wordt aangemerkt als een stof die kan uitlogen naar de bodem. Op locatie wordt zink in een metalen bak, beschermd tegen inregen opgeslagen. Verder een rondgang over het terrein gemaakt en foto's genomen.
(
[verbalisant 4] op 18 januari 2018 12:00)
(
BFK: foto van een bon)
8.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport [A] - dagelijkse inspectie LOB 2018-01-18 (inclusief bijlagen), d.d. 1 februari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

Naam: [A] - toezicht op de LOB 12-01-2018
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 18 januari 2018
Opmerkingen:
Rond 09.30 uur ter plaatse. Gevraagd naar de laatste bonnen. Er is papier en water afgevoerd. Verder is een partij metalen aangevoerd. Het betreft 130 kg ijzer, 39.5 kg aluminium, 9 kilo zink en 10 kg RVS (zie ook de foto's van de bonnen). Op de bon staat geen datum, maar is volgens een van de medewerkers ( ) gisteren geleverd. Zink wordt aangemerkt als een stof dat kan uitlogen naar de bodem. Op locatie wordt zink in een metalen bak, beschermd tegen inregen opgeslagen. Verder een rondgang over het terrein gemaakt en foto's genomen. Ik heb geen wijzigingen ten opzichte van de foto's die gisteren zijn genomen.
Documenten
(
BFK: 6 foto’s)
9.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport dagelijkse inspectie door de omgevingsdienst Groningen (inclusief bijlagen), d.d. 19 januari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

[A] - toezicht op de LOB 2018-01-19 13,05 uur
Naam: [A] - milieu
Omschrijving: opslag en recycling van diverse afvalstoffen
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 19 januari 2018
Opmerkingen:
Alle bonnen en ingezamelde afvalstoffen zijn op bijgevoegde foto's te zien.
(
BFK: foto’s van 3 bonnen)
10.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
[A] - toezicht op de LOB 2018-01-19 13.05 uur (inclusief bijlagen), d.d. 1 februari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

Naam: [A] - toezicht op de LOB 12-01-2018 tot …
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 19 januari 2018
Opmerkingen:
Er is een vrachtwagen met 1260 kg ijzer en 147 kg accu's gelost en er zijn twee aanhangers gebracht met 810 kg ijzer en 135 kilo accu's, 44 kg rood koper, 17.5 kg geel koper, 9 kg RVS en 31.5 kg kabels. Ten derde is een aantal aluminium velgen ingebracht, in totaal 16 kg. Alle bonnen en de meeste ingezamelde afvalstoffen zijn op bijgevoegde foto's te zien.
11.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport dagelijkse inspectie door de omgevingsdienst Groningen (inclusief bijlagen), d.d. 20 januari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

[A] - toezicht op de LOB 2018 -01-19 13,05 uur
Naam: [A] - milieu
Omschrijving: opslag en recycling van diverse afvalstoffen
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 20 januari 2018
Opmerkingen:
Controle om 10.00:
(...) Er wordt een hoeveelheid oude metalen ingenomen. Zie bijgaande foto’s.
(
BFK: één foto van een bon)
12.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten
het rapport dagelijkse inspectie door de omgevingsdienst Groningen (inclusief bijlagen),d.d. 5 februari 2018 (…), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als relaas van een controleambtenaar:

[A] - toezicht op de LOB 29-01-2018 om 9.30 uur
Naam: [A] – toezicht op de LOB 12-01-2018 tot …
Locatie: [A]
Adres: [a-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Stadskanaal
Datum checklist: 29 januari 2018
Opmerkingen:
Vanmorgen (29 januari 2018) rond 9.30 uur de locatie van [A] bezocht. Met [betrokkene 3] gesproken en de volgende documenten/bonnen ingezien.
- Op 26 januari 2018 om 15.08 uur is er 1330 kg papieren folie geaccepteerd afkomstig van de vuilnisroute (diverse klanten). Dit papier en folie is neergelegd op het terrein gelijk links nabij het staalgeraamte (zie foto's).
13.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 12 oktober 201, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van [betrokkene 4]:

U houdt mij voor dat er in januari afvalstoffen zijn ingenomen en of dat klopt. Dat klopt. U vraagt mij hoe dat in zijn werk ging. [verdachte] nam in januari weer afval in. U vraagt mij of dit ook voor particulieren was. Ja ook. U vraagt mij hoe dat verder ging als het binnen kwam. Het afval dat binnenkwam werd op de betonvloer gegooid en ook in aparte bakken gedaan. Het lag er aan wat er binnen kwam. Wat er binnen kwam was papier, plastic en ijzer. Alles werd apart van elkaar neergelegd. Als er dan een container vol was met oud papier dan werd deze opgeladen en afgevoerd. U vraagt mij of het meteen in containers werd gedaan. Zoveel mogelijk wel ja. Vooral het spul dat gevaarlijker was dan papier.
U raadsheer-commissaris vraagt mij wat er op de betonnen vloer werd neergelegd. Als iemand oud ijzer kwam brengen dan werd dit eerst op de betonnen vloer gelegd voordat het in de container werd gedaan. Dit gebeurde ook met het papier.’
6. Het hof heeft inzake de bewezenverklaring onder 2 het volgende overwogen:

Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het innemen van de afvalstoffen, nu verdachte, gelet op het (niet) optreden van de controleurs, erop mocht vertrouwen dat het innemen van de afvalstoffen op de wijze waarop dat gebeurde (te weten: de opslag in bakken en containers waardoor er geen sprake kon zijn van verontreiniging van het milieu) werd gedoogd. Er werd in overleg met de controleurs van de Omgevingsdienst Groningen bepaald wat wel en wat niet ingenomen kon worden. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar het aanvullend bezoekverslag van de Omgevingsdienst Groningen van 26 januari 2018.
Oordeel hof
Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde bewezen nu het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 2 februari 2022 verklaard dat zijn bedrijf nieuwe afvalstoffen in de maand januari 2018 heeft ingezameld, maar dat dit met toestemming van de controleurs van de Omgevingsdienst Groningen gebeurde. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij financieel gezien geen keuze had om te stoppen met het inzamelen dan wel het in ontvangst nemen van afvalstoffen omdat hij anders failliet zou raken. Verder heeft hij verklaard dat hij in de veronderstelling was dat zijn bedrijf de afvalstoffen met de recyclingcode 20 niet mocht innemen, maar dat hij wel de afvalstoffen met de recyclingcode 17 mocht innemen omdat deze stoffen geen gevaar voor het milieu konden opleveren.
Uit het dossier blijkt dat op 13 januari 2018 een voorlopige maatregel ex artikel 28 van de Wet op de economische delicten aan verdachte is uitgereikt. Uit het bevel voorlopige maatregel blijkt dat verdachte zich moet onthouden van het inzamelen en/of ontvangst nemen van afvalstoffen op het terrein aan de [a-straat 1] te Stadskanaal. Het hof stelt daarbij vast dat in het bevel voorlopige maatregel niet is vermeld wat onder het begrip ‘afvalstoffen’ dient te worden verstaan. Het hof gaat daarom ervan uit dat het begrip ‘afvalstoffen’ ruim geïnterpreteerd dient te worden en dat de officier van justitie aansluiting heeft gezocht bij de definitie die de Wet milieubeheer aan het begrip ‘afvalstoffen’ heeft gegeven. Artikel 1.1 van de Wet milieubeheer definieert het begrip ‘afvalstoffen’ ten tijde van het tenlastegelegde feit namelijk als volgt: alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Verdachte moest zich dus onthouden van het inzamelen en/of ontvangst nemen van alle afvalstoffen op het terrein aan de [a-straat 1] te Stadskanaal.
De verklaring van verdachte - inhoudende dat hij in de veronderstelling was dat zijn bedrijf de afvalstoffen met de recyclingcode 20 niet mocht innemen, maar dat hij wel de afvalstoffen met de recyclingcode 17 mocht innemen omdat deze stoffen geen gevaar voor het milieu konden opleveren - is niet aannemelijk geworden. Van belang hierbij is dat uit het bevel voorlopige maatregel, de controlerapportages en de aanvullende bezoekverslagen die het openbaar ministerie op 27 januari 2022 aan het hof en de verdachte heeft overlegd niet blijkt dat verdachte zich enkel moest onthouden van het inzamelen en/of ontvangst nemen van afvalstoffen met het recyclingcode 20. Verder blijkt ook niet uit deze stukken dat verdachte toestemming van de controleurs van de Omgevingsdienst Groningen had gekregen voor het innemen van de afvalstoffen met het recyclingcode 17.
Gelet op al het voorgaande - in onderling(e) verband en samenhang bezien - is er naar het oordeel van het hof geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld en nagelaten in strijd met de voorlopige maatregel ex artikel 28 van de Wet op de economische delicten door afvalstoffen in de periode van 15 januari 2018 tot en met 26 januari 2018 in te zamelen en in ontvangst te nemen. Het hof verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer.’
Passages uit het proces-verbaal van de terechtzitting en uit de pleitnota
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, gehouden op 2 februari 2022, houdt onder meer het volgende in:
‘De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven. Verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Er zijn meerdere bezoekverslagen gemaakt. Tijdens de zitting in eerste aanleg zijn er maar een paar van die bezoekverslagen aan de rechtbank overgelegd, terwijl wij tot aan de zitting bij de rechtbank Overijssel om alle bezoekverslagen hebben gezeurd. Ik ben na het vonnis van de rechtbank naar die bezoekverslagen blijven zoeken en nu zijn er opeens een aantal bezoekverslagen door het openbaar ministerie overgelegd. Ik heb de aanvullende bezoekverslagen doorgenomen en ik blijf er bij dat wij niets verkeerd hebben gedaan. Het inzamelen van de afvalstoffen is altijd in overleg met de controleurs gebeurd. Je leest ook in de bezoekverslagen dat alle bonnen enzovoort aan de controleurs zijn getoond. Als je het bezoekverslag van 15 januari 2018 met het aanvullende bezoekverslag van 15 januari 2018 vergelijkt, dan zie je gewoon dat de tekst is aangepast en herschreven. In het aanvullende bezoekverslag van 26 januari 2018 lees je ook dat de controleur met één van mijn medewerkers heeft gepraat, dat mijn medewerker aan de controleur vraagt wat hij dan wel in ontvangst mag nemen en dat de controleur aangeeft dat wij wel papier in ontvangst mogen nemen. Vervolgens word ik op 29 januari 2018 gearresteerd omdat ik papier in ontvangst heb genomen, terwijl er duidelijk in het bezoekverslag van 26 januari 2018 vermeld staat dat het papier in overleg met de controleur in ontvangst is genomen. Ik heb alles in overleg met de controleurs gedaan.
Daarnaast heb ik de processen-verbaal van de verhoren bij de politie ondertekend, terwijl ik in het dossier processen-verbaal heb aangetroffen die niet door mij zijn ondertekend. De zich in het dossier bevindende processen-verbaal zijn niet de versies van de laatste verhoren bij de politie, omdat die versies niet door mij zijn ondertekend.
Wij hebben geen overtreding gepleegd. Het bewijs daarvoor is nu geleverd.
De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van de zaak.
Op vragen van de voorzitter verklaart verdachte - zakelijk weergegeven - verder als volgt:
Het gaat puur om afval. Wij ontvangen veel afval. Door een brand zou de vloer mogelijk beschadigd geraakt zijn, maar ik kan nergens een beschadiging aan de vloer vinden. Er wordt vervolgens tegen ons gezegd dat wij geen afval meer mogen innemen. Mijn medewerkers hebben daarna constant aan de controleurs gevraagd of zij bijvoorbeeld wel plastic mogen innemen, waarop de controleurs hebben aangegeven dat wij wel plastic mogen innemen. Dus alles is in overleg met de controleurs gebeurd.
De voorzitter vraagt mij of ook door de controleurs was aangegeven dat er oud ijzer mocht worden ingenomen. Ja, dat lees je in het bezoekverslag van 26 januari 2018.
Het was eerst een opslagterrein. Wij wilden graag dat het een verwerkingsterrein werd. Wij hadden daarvoor een vergunning aangevraagd, maar er werd niets met deze aanvraag gedaan. De aanvraag van de vergunning heeft vier jaar lang op de plank gelegen. In december 2018 waren wij met het schoonmaken van het terrein en met het inzamelen van het afval begonnen. Op 13 januari 2018 werd de voorlopige maatregel opgelegd. Wij waren gelijk na de oplegging van de maatregel gestopt met het inzamelen van het afval. Vervolgens hadden wij in overleg met de controleurs papier en ijzer ingezameld.
Wij hebben alleen het afval ingezameld waarvan de controleur heeft gezegd dat wij dat wel mogen innemen. Het andere afval hebben wij niet ingenomen. In het bezoekverslag van 26 januari 2018 staat duidelijk dat wij geen bodembedreigende afvalstoffen mogen innemen, zolang er geen goedgekeurde bodembeschermende voorziening aanwezig is. Overige afvalstoffen zoals plastic, papier, schoon hout en metalen mogen wij wel innemen, omdat deze afvalstoffen geen bodembedreigende afvalstoffen zijn. De voorzitter houdt mij het aanvullende bezoekverslag van 17 januari 2018 voor en vraagt mij of oud ijzer en papier ook geen bodembeschermende afvalstoffen zijn. Dat klopt.
Wij hebben aan het begin gevraagd wat er met een voorlopige voorziening bedoeld wordt. Er is toen aangegeven dat er geen bodembedreigende afvalstoffen mogen worden ingenomen. In het aanvullende bezoekverslag van 26 januari 2018 lees je pas dat dit uitdrukkelijk door de controleurs is gezegd. Echter, vanaf 13 januari 2018 is er altijd overleg tussen de controleurs geweest.
(…)
Op vragen van de oudste raadsheer verklaart verdachte - zakelijk weergegeven - als volgt:
De oudste raadsheer houdt mij pagina 42 van het politiedossier voor en leest daarbij de volgende overweging voor:
‘een proces-verbaal van bevindingen genummerd 2018/ODGO80-01 d.d., 9 januari 2018 opgemaakt door [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst bij de Omgevingsdienst Groningen waaruit blijkt dat [verdachte] - nadat op het terrein van zijn inrichting, althans de door hem gedreven inrichting, aan de [a-straat 1] te Stadskanaal een brand heeft gewoed waarna die [verdachte] onvoldoende maatregelen heeft genomen/heeft laten nemen om de verontreiniging ten gevolge van die brand en het blussen van die brand ongedaan te maken - afvalstoffen in ontvangst heeft genomen.’Wij nemen afvalstoffen met de recyclingcode 20 in. Het gaat dan puur om afval. Wij hebben aan de telefoon gevraagd wat in de voorlopige maatregel bedoeld wordt met de term ‘afvalstoffen’. Verder hebben wij in overleg met de controleurs het afval ingenomen. In de wereld van recycling noemen wij het geen afvalstoffen. Wij dachten dat wij afvalstoffen met recyclingcode 17 mochten innemen, omdat deze stoffen geen gevaar voor het milieu konden opleveren.
De oudste raadsheer vraagt mij of accu’s ook onder de term afvalstoffen valt. Dat is mij niet duidelijk geworden. Wij hebben daarom ook telkens aan de controleurs gevraagd of wij een bepaalde afvalstof mochten innemen.
De oudste raadsheer houdt mij voor dat ik tijdens het verhoor bij de politie het volgende heb verklaard: ‘
Ik heb geen andere keuze’ en vraagt mij wat ik daarmee bedoelde. Dat ik geen andere keuze heb dan het innemen van afval. Ik heb ook rekeningen die betaald moeten worden. Tijdens het verhoor werd er gezegd dat ik twee maanden dicht moest blijven, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Als je een dikke portemonnee hebt dan is de keuze makkelijker dan als je een lege portemonnee hebt.
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging en pleit daartoe overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota waarvan een kopie aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud geacht moet worden hier te zijn ingevoegd.’
8. De overgelegde pleitnota houdt onder meer het volgende in:

Standpunt verdediging:
Steeds gehandeld in overleg met de omgevingsdienst.
Na de brand werden er in Stadskanaal nauwelijks stoffen ingenomen. De stoffen die binnenkwamen werden in overleg met en met toestemming van de controleurs van de Omgevingsdienst direct in bakken gedaan.
(…)
Het
onder 2 tenlastegelegde feitziet op de voorlopige maatregel die was uitgevaardigd door de officier van justitie. Deze maatregel werd op 13 januari 2018 aan [verdachte] uitgereikt. Op grond van deze maatregel diende [verdachte] zich o.a. te onthouden van het inzamelen en/of in ontvangst nemen van afvalstoffen in Stadskanaal.
De maatregel hield verband met het feit dat het water niet weg kon, omdat de gemeente na de brand het riool had afgesloten. Voorkomen moest worden dat verontreiniging kon plaatsvinden door afvalstoffen die op het terrein lagen en in aanraking kwamen met water.
Voorop gesteld moet worden dat er in Stadskanaal weinig werd ingenomen. Het terrein werd vooral gebruikt als opslagterrein voor containers. Slechts af en toe werden er afvalstoffen van particulieren ingenomen. Dit werd in alle gevallen geregistreerd en gebeurde met wetenschap en instemming van de controleurs die dagelijks op het terrein kwamen.
Ik wijs opnieuw op de verklaring van [betrokkene 4] (bij de Rh-C):
‘U vraagt mij of ik nauw contact had met de controleurs / inspecteurs. Ik heb ze wel eens gebeld om te vragen of ik iets niet of wel mocht innemen. Dan wist ik dat ook voor de volgende keer en dat er niets verkeerd ging. (...). Ik kon goed met de inspecteurs / controleurs door een deur. Als er wat binnen kwam en ik wist niet of het mocht dan belde ik.’
Er was duidelijk overleg met de controleurs over wat er wel en wat er niet mocht worden ingenomen. Alles moest meteen in bakken en containers worden gedaan, zodat er geen gevaar was voor waterverontreiniging. Het bedrijf heeft zich daaraan steeds gehouden.
Ondertussen werd het terrein verder opgeruimd en werd zelfs het water dat niet via het riool kon wegstromen afgevoerd.
Het bedrijf kon doordraaien en het terrein werd opgeruimd. De afvalstoffen die in strijd met de voorlopige maatregel werden ingenomen, werden op een wijze opgeslagen waardoor het aanwezige afvalwater niet werd verontreinigd. De controleurs vonden dat goed. Deze toestemming staat aan het bewijs van opzet in de weg en / of kan als een strafuitsluitingsgrond worden beschouwd. [verdachte] mocht er - gelet op het (niet) optreden van de controleurs - op vertrouwen dat het innemen van de afvalstoffen op de wijze waarop dat gebeurde (te weten: de opslag in bakken en containers waardoor er geen sprake kon zijn van verontreiniging van het milieu) werd gedoogd. Alle innames werden geregistreerd en de inspecteurs waren dagelijks op het terrein om te controleren of alles volgens de afspraken verliep en om zo nodig in te grijpen. [verdachte] en zijn medewerkers zijn na de brand steeds in overleg gebleven met de Omgevingsdienst. Het probleem was dat de bedrijfsriolering was afgesloten. In overleg met de Omgevingsdienst werd bepaald wat wel en wat niet kon. Het terrein werd opgeruimd en schoongemaakt (ondanks alle problemen die samenhingen met het feit dat het riool was afgesloten) en tegelijk werd het bedrijf weer langzaam opgestart.
De innames werden door de medewerkers van [verdachte] keurig geregistreerd en werden in de dagrapporten van de Omgevingsdienst vermeld. In die dagrapporten werd bovendien telkens aangegeven dat er geen overtredingen werden geconstateerd. De rapportage van 26 januari 2018 is in dit verband veelzeggend:
26 januari 2018, 9.00 uur:
Openstaande overtredingen: 0
Opmerkingen: ‘
Ook wil hij graag weten wat nu weer mag, en of er dan geen politie op de stoep staat, zoals twee weken eerder. Ik heb aangegeven dat er geen bodembedreigende afvalstoffen mogen worden ingenomen zolang er geen goedgekeurde bodembeschermende voorziening aanwezig is. Overige afvalstoffen zoals plastic, papier, schoon hout en metalen zijn geen probleem.’
Verzocht wordt [verdachte] ook van dit feit vrij te spreken of (subsidiair) hem te ontslaan van rechtsvervolging (wegens verontschuldigbare dwaling).’
Bespreking van het middel
9. Het middel bevat de klacht dat ’s hofs oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en nagelaten in strijd met de voorlopige maatregel ex art. 28 WED door in de periode van 15 januari 2018 tot en met 26 januari 2018 afvalstoffen in te zamelen en in ontvangst te nemen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is. Noch uit de bewijsoverwegingen noch uit de bewijsmiddelen die het hof daaraan ten grondslag heeft gelegd zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte willens en wetens in strijd met de voorlopige maatregel heeft gehandeld en nagelaten.
10. Uit de bewijsmiddelen volgt dat aan de verdachte een voorlopige maatregel op grond van art. 28 WED is opgelegd. Deze is op 13 januari 2018 om 11.44 uur aan de verdachte uitgereikt (bewijsmiddelen 1, 2 en 3). Deze voorlopige maatregel houdt onder meer in dat de verdachte is bevolen zich te onthouden ‘van het inzamelen en/of in ontvangst nemen van afvalstoffen op het terrein van de inrichting aan de [a-straat 1] te Stadskanaal’. Bewezenverklaard is, kort gezegd, dat de verdachte in de periode van 15 januari 2018 tot en met 26 januari 2018 opzettelijk afvalstoffen, te weten hoeveelheden papier, folie, accu’s, koper, katalysatoren, (oud) ijzer, kabel, zink, roestvrij staal, aluminium, velgen en lood, in strijd met de opgelegde voorlopige maatregel, heeft ingezameld en in ontvangst genomen op het terrein van de inrichting. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de inrichting wordt omschreven als ‘[A] – milieu’, dat als omschrijving wordt gegeven ‘opslag en recycling van diverse afvalstoffen’ en dat als locatie wordt vermeld ‘[A]’, met adresgegevens [a-straat 1], [postcode], Stadskanaal (bewijsmiddelen 4 tot en met 12). De van derden in ontvangst genomen stoffen worden in de tot het bewijs gebezigde rapporten van de controleambtenaren van de Omgevingsdienst Groningen omschreven als ‘afvalstoffen’, deze afvalstoffen zijn van verschillende derden afkomstig, en van een ‘vuilnisroute’ (bewijsmiddel 12). De verklaring die [betrokkene 4] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, houdt onder meer in dat hij bevestigt dat in januari afvalstoffen zijn ingenomen (bewijsmiddel 13). Het in ontvangst genomen papier en ijzer wordt in twee rapporten omschreven als ‘oud’ (bewijsmiddelen 5 en 6).
11. Het hof heeft voorts overwogen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat zijn bedrijf in de maand januari 2018 nieuwe afvalstoffen heeft ingezameld, maar dat dit met toestemming van de controleurs van de Omgevingsdienst Groningen is gebeurd. En het hof heeft overwogen dat het begrip ‘afvalstoffen’ dat in de voorlopige maatregel wordt gebezigd ruim geïnterpreteerd dient te worden en ‘alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’ omvat. Deze omschrijving spoort met de – tot voor kort geldende – definitie van het begrip ‘afvalstoffen’ in art. 1.1, eerste lid, Wet milieubeheer. [1]
12. Het hof heeft op grond van een en ander kennelijk geoordeeld en kunnen oordelen dat de verdachte ‘opzettelijk heeft gehandeld en opzettelijk heeft nagelaten in strijd met’ de voorlopige maatregel. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de voorlopige maatregel aan de verdachte is uitgereikt; het hof mocht er daarom van uitgaan dat de verdachte met de inhoud van de voorlopige maatregel bekend was. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de in ontvangst genomen stoffen ‘afvalstoffen’ zijn in de zin van de omschrijving van art. 1.1, eerste lid, Wet milieubeheer. En uit de bewijsoverweging volgt dat de verdachte heeft verklaard dat hij in januari 2018 afvalstoffen heeft ingezameld. Dat de verdachte in de veronderstelling zou hebben verkeerd dat hij deze afvalstoffen in ontvangst mocht nemen, zoals in hoger beroep is aangevoerd, doet aan de toereikendheid van de bewijsvoering van het opzet op het handelen of nalaten in strijd met de voorlopige maatregel niet af.
13. Zo bezien ten overvloede heeft het hof in de context van de bewijsoverwegingen ook overwogen dat de verklaring van de verdachte, dat hij in de veronderstelling was dat hij de afvalstoffen met de recyclingcode 20 niet mocht innemen, maar dat hij wel de afvalstoffen met recyclingcode 17 mocht innemen, niet aannemelijk is geworden. Het hof acht daarbij van belang dat uit het bevel voorlopige maatregel, de controlerapportages en de aanvullende bezoekverslagen die het openbaar ministerie op 27 januari aan het hof heeft overgelegd niet blijkt dat verdachte zich enkel moest onthouden van het inzamelen en/of in ontvangst nemen van afvalstoffen met recyclingcode 20. En dat uit deze stukken evenmin blijkt dat de verdachte toestemming had gekregen van de controleurs van de omgevingsdienst voor het innemen van de afvalstoffen met recyclingcode 17.
14. Dat deze vaststellingen voor de bewijsvoering van het opzet niet van belang zijn, is van belang in verband met een bezwaar dat de steller van het middel daar in de toelichting tegen formuleert. De bewijslast inzake het opzetvereiste wordt door het hof niet omgedraaid.
15. Wel zou de verdachte vrijuit gaan wegens afwezigheid van alle schuld indien hij verontschuldigbaar zou hebben gedwaald inzake de wederrechtelijkheid van het in ontvangst nemen van de afvalstoffen. [2] Het hof heeft geoordeeld dat daarvan sprake was bij het onder 2, zesde gedachtestreepje bewezenverklaarde feit: het op 26 januari 2018 in ontvangst nemen van papier en folie. Uit het door controleambtenaar [verbalisant 4] opgemaakte bezoekverslag van 26 januari 2018 blijkt volgens het hof dat hij ‘aan de medewerkers van het recyclingbedrijf heeft medegedeeld dat er geen bodembedreigende afvalstoffen mogen worden ingenomen zolang er geen goedgekeurde bodembeschermende voorziening aanwezig is, maar dat overige afvalstoffen zoals plastic, papier, schoon hout en metalen geen probleem zijn.’ Het hof heeft hieruit afgeleid dat de medewerkers van verdachte advies bij [verbalisant 4] hebben ingewonnen ten aanzien van het innemen van afvalstoffen en dat ‘verdachte en zijn medewerkers vervolgens zijn afgegaan op een advies van een persoon waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat zij in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mochten vertrouwen.’ Daarom is verdachte wegens dat feit ontslagen van alle rechtsvervolging.
16. Naar het oordeel van het hof blijkt uit de controlerapportages en de bezoekverslagen in de periode van 15 januari tot en met 25 januari 2018 niet ‘dat verdachte en zijn medewerkers in overleg met de controleurs van de Omgevingsdienst Groningen afvalstoffen hebben ingezameld waarbij de controleurs toestemming hebben gegeven of dat verdachte of zijn medewerkers daarover advies bij de controleurs hebben ingewonnen en gekregen’. Het hof acht dan ook niet aannemelijk dat verdachte in deze periode ‘in de overtuiging verkeerde dat het innemen van de afvalstoffen op de wijze waarop dat gebeurde geoorloofd was’. Tegen die vaststellingen en de daarop gebaseerde verwerping van het beroep op afwezigheid van alle schuld inzake de onder 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje bewezenverklaarde feiten zijn in cassatie geen klachten naar voren gebracht.
17. Voor zover de bezwaren die de steller van het middel in de toelichting formuleert tegen de bewijsoverweging die het hof ten overvloede heeft gegeven geacht kunnen worden mede te zijn gericht tegen de motivering van de verwerping van het beroep op afwezigheid van alle schuld, merk ik op dat deze motivering mij, ook in het licht van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman is aangevoerd, niet onbegrijpelijk voorkomt. De verdachte heeft zich ter onderbouwing van de stelling dat hij ‘alles in overleg met de controleurs’ heeft gedaan in het bijzonder op het bezoekverslag van 26 januari 2018 beroepen. De raadsman citeert uit de rapportage van 26 januari 2018. De stelling dat ook eerder met toestemming van controleurs is gehandeld wordt niet onderbouwd met stukken of verklaringen van de controleurs.
18. In de toelichting op het middel wordt nog gesteld dat handelen in strijd met een voorlopige maatregel een soort ‘boos’ opzet zou impliceren; uit de bewijsconstructie zou – zo begrijp ik – moeten kunnen worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk wederrechtelijk, te weten in strijd met een bevolen voorlopige maatregel, heeft gehandeld.
19. Uit art. 1, aanhef en onder 5o, WED volgt dat economische delicten zijn: de delicten, genoemd in de artikelen 26, 33 en 34. Art. 33 WED houdt in: ‘Het opzettelijk handelen of nalaten in strijd met (…) een voorlopige maatregel (…) is een economisch delict’. Art. 2, vijfde lid, WED maakt duidelijk dat de economische delicten, bedoeld in art. 1, onder 5o, misdrijven zijn. Uit deze artikelen volgt dat voor een veroordeling opzet op handelen of nalaten in strijd met een voorlopige maatregel vereist is; vaststelling van (een verder strekkend) opzet op wederrechtelijkheid is niet vereist. [3] Voor zover het middel daarvan uit zou gaan, faalt het.
20. Ik merk in dit verband nog op dat de wetstechnische vormgeving van dit economisch delict afwijkt van die van andere economische delicten. Andere economische delicten zijn, zo volgt uit het samenstel van art. 1 of art. 1a en art. 2 WED, overtredingen van nader omschreven voorschriften. Al dan niet mede op grond van die wetstechnische vormgeving is wel bepleit dat bij die economische delicten opzet op het betreffende voorschrift moet bestaan, en daarmee een soort van boos opzet. [4] Dat argument speelt hier geen rol; daarbij leidt Uw Raad uit dat argument (bij andere economische delicten dan de in art. 1 onder 5o WED genoemde) niet af dat opzet op (het overtreden van) het betreffende voorschrift dient te worden bewezen. [5]
21. Al met al geeft het oordeel van het hof dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de voorlopige maatregel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk.
22. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering.
23. Ambtshalve merk ik op dat het cassatieberoep op 28 februari 2022 is ingesteld. Indien Uw Raad niet binnen twee jaar na het instellen van het cassatieberoep uitspraak doet en het recht van de verdachte op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn in de cassatiefase is geschonden, brengt dat nu een taakstraf van zestig uren is opgelegd evenwel niet mee dat de omvang dient te worden verminderd en kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden. [6]
24. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Sinds 1 januari 2024 is in de begripsomschrijving van ‘afvalstoffen’ het begrip ‘preparaten’ vervangen door ‘mengsels’; zie de Wet van 27 mei 2020,
2.J. De Hullu,
3.Vgl. D.R. Doorenbos,
4.Vgl. de noot van Röling onder HR 18 maart 1952, ECLI:NL:HR:1952:1,
5.Zie het arrest in de vorige noot en over de huidige stand van zaken onder meer I.M.A. Haselager en F. de Jong, ‘Opzettinten in het economisch strafrecht’,
6.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,