ECLI:NL:PHR:2024:195

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
23/03925
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens vernieling van een auto met psychiatrische stoornis als novum

In deze zaak heeft de verzoeker, geboren in 2002, op 1 november 2022 een geldboete van 325 euro gekregen voor het vernielen van een auto. Dit vonnis werd onherroepelijk op 15 november 2022. De verzoeker heeft via zijn advocaat, mr. M.T. Lamers, op 6 oktober 2023 een herzieningsverzoek ingediend, waarbij hij stelt dat hij ten tijde van het delict leed aan een psychiatrische stoornis. De aanvraag tot herziening is gebaseerd op nieuwe gegevens die niet bekend waren tijdens de oorspronkelijke rechtszaak. Deze gegevens omvatten medische verklaringen en beslissingen tot verplichte zorg, die erop wijzen dat de verzoeker op het moment van de vernieling niet in staat was om de wederrechtelijkheid van zijn daden te begrijpen. De procureur-generaal, D.J.C. Aben, concludeert dat de nieuwe informatie voldoende gewicht heeft om te veronderstellen dat de verzoeker ontslagen zou zijn van alle rechtsvervolging indien deze informatie eerder bekend was geweest. De aanvraag tot herziening wordt gegrond verklaard, en de Hoge Raad wordt verzocht om de zaak door te verwijzen naar een gerechtshof voor herbehandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/03925 H

Zitting16 januari 2024
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
hierna: de verzoeker.

Inleiding

1. De verzoeker is bij mondeling vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 1 november 2022 veroordeeld wegens, kort gezegd, ‘vernieling van een auto’ tot een geldboete ter hoogte van 325,00 euro, subsidiair zes dagen hechtenis.
2. Tegen deze veroordeling is geen hoger beroep ingesteld, zodat het vonnis op 15 november 2022 onherroepelijk is geworden.
3. Namens de verzoeker heeft mr. M.T. Lamers, advocaat te Nijmegen, van dit vonnis herziening aangevraagd en daartoe bij verzoekschrift van 6 oktober 2023 één novum voorgesteld.

De zaak in het kort

4. Namens het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) is op 5 augustus 2022 aangifte gedaan wegens vernieling van een auto. De aangifte wordt door twee getuigenverklaringen ondersteund. Beide getuigen verklaren dat zij een persoon op een auto hebben zien slaan. Eén van de getuigen heeft verklaard dat de persoon een staaf in zijn handen had. Door de politie is op het dak van de beschadigde auto een ijzeren staaf gevonden en in beslag genomen. Deze staaf is later door het slachtoffer in ontvangst genomen.
5. Uit het dossier blijkt dat op 5 augustus 2022 door de twee (al genoemde) getuigen melding is gedaan van de vernieling c.q. beschadiging van een auto. Kort na de binnenkomst van deze meldingen is de politie ter plaatse gegaan en troffen zij de verzoeker aan. De verzoeker heeft ter plekke verklaard dat hij de auto kapot heeft gemaakt en dat hij de auto wilde stelen omdat hij zelf geen vervoermiddel heeft. In het later afgenomen zakelijk verhoor heeft de verzoeker bevestigd dat hij de auto heeft vernield.
6. Zoals gezegd is de verzoeker voor dit feit – bij verstek – veroordeeld.

De aanvraag tot herziening

7. Blijkens het verzoekschrift berust de aanvraag van herziening op de stelling dat de gegevens in de hierna vermelde stukken, die bij de politierechter in de onderhavige zaak niet bekend waren, het ernstige vermoeden wekken dat indien zij wel bekend zouden zijn geweest, de politierechter de verzoeker had ontslagen van alle rechtsvervolging. De stukken houden, kort gezegd, in:
a. een medische verklaring d.d. 4 augustus 2022, waarin staat vermeld dat bij de verzoeker een ‘ongespecificeerde psychotische stoornis’ is gediagnosticeerd;
b. een beschikking van de burgemeester d.d. 4 augustus 2022 inhoudende een crisismaatregel;
c. een beslissing en mededeling tot het verlenen van verplichte zorg d.d. 4 augustus 2022;
d. een risicotaxatie opname d.d. 5 augustus 2022, waaruit o.a. naar voren komt dat sprake is van een ‘ernstige psychiatrische aandoening’;
e. een beslissing en mededeling tot het verlenen van verplichte zorg d.d. 6 augustus 2022;
f. een informatiekaart van de 24-uurs psychiatrische afdeling te Polen in de Poolse taal en Nederlandse taal (vertaling uit het Pools).
8. In de aanvraag wordt verder aangevoerd dat op basis van de genoemde stukken een ernstig vermoeden van een psychiatrische stoornis bij de verzoeker naar voren komt die zowel tijdens als na de pleegdatum aanwezig was. Immers is een dag voor de pleegdatum een crisismaatregel afgegeven en besloten dat verplichte zorg bestaande uit toediening van medicatie en een opname noodzakelijk was wegens ‘ernstig verward en agressief gedrag’. Daags na de pleegdatum is opnieuw een beslissing tot verplichte zorg afgegeven. Gelet hierop kan het – volgens de aanvraag – niet zo zijn dat de verzoeker in de tussenliggende periode van twee dagen was hersteld. Ook op de pleegdatum wordt middels een risicotaxatie geoordeeld dat sprake is van een ‘ernstige psychiatrische aandoening’.
9. Tevens blijkt uit de stukken dat de verzoeker ook in de weken na de pleegdatum ‘psychotisch gedrag’ vertoonde. Op 30 september 2022 is hij in Polen opgenomen op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Door zijn ziekenhuisopname in Polen kon de verzoeker op 1 november 2022 niet op de terechtzitting aanwezig zijn.
10. Dat de verzoeker in deze toestand een auto heeft vernield of beschadigd, kan hem gelet op de opgesomde gegevens niet aangerekend worden. Indien deze informatie bekend was geweest, zou dat tot ontoerekeningsvatbaarheid hebben geleid en derhalve tot ontslag van alle rechtsvervolging, aldus de aanvraag.

De beoordeling van de aanvraag tot herziening

11. De aanvraag brengt mij tot de volgende opmerkingen. De gegevens die naar voren komen uit de bijlagen die bij de aanvraag zijn gevoegd, schetsen een beeld van de (verstoorde) geestestoestand van de verzoeker in de periode van en rondom de pleegdatum. De stukken die als bijlage bij de aanvraag aan de Hoge Raad zijn toegezonden leveren daarmee aanwijzingen dat de verzoeker ten tijde van het bewezen verklaarde delict lijdende was aan een psychische stoornis. Niet uitgesloten is dat deze stoornis van dien aard was dat de verzoeker als gevolg daarvan niet kon begrijpen dat het delict wederrechtelijk was of niet in staat was in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van het delict. [1]
12. Gebleken is dat de verzoeker naderhand is opgenomen in het ziekenhuis wegens psychische problemen en derhalve niet bij de terechtzitting van 1 november 2022 aanwezig kon zijn. Ook aan de hand van het dossier dat de politierechter ter beschikking stond, is op geen enkele manier gebleken dat gegevens omtrent de geestestoestand van de verzoeker bekend waren tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
13. Ik acht het in zekere mate waarschijnlijk dat de rechter in deze concrete zaak – bij bekendheid met de hiervoor bedoelde gegevens – zou hebben geoordeeld dat het delict de verzoeker wegens die psychische stoornis niet kan worden toegerekend. Het komt mij dan ook voor dat de aangedragen (‘nieuwe’) gegevens van voldoende gewicht zijn om het ernstige vermoeden te doen ontstaan dat de rechter tot één van de limitatief opgesomde eindoordelen van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv zou zijn gekomen, te weten die van een ontslag van alle rechtsvervolging.
14. Ik ben van oordeel dat de in randnummer 7 genoemde stukken, waarop in de aanvraag tot herziening een beroep wordt gedaan, een novum opleveren in de zin van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. Daaruit vloeit voort dat de aanvraag tot herziening gegrond is.

Slotsom

15. De aanvraag tot herziening is gegrond.
16. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 1 november 2022, zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof opdat de zaak op de voet van artikel 472 lid 2 Sv opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1295.