III. De in dit verband belangrijkste onderdelen van het arrest van het hof
5. Voor de beoordeling van het middel zijn in het bijzonder de tenlastelegging, de bewezenverklaring en de kwalificatiebeslissing van betekenis. Ter wille van de duidelijkheid geef ik daarna echter ook de essentie van de bewijsvoering weer.
6. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 september 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland, (telkens) 22 (tweeëntwintig) personen, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en/of [betrokkene 20] en/of [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] , in elk geval één of meer perso(o)n(en) met de Turkse nationaliteit, uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, dan wel voornoemde perso(o)n(en) (telkens) daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte, bovengenoemde perso(o)n(en) arbeid laten verrichten in het door verdachte en/of zijn mededader(s) gedreven bedrijf [A] B.V., en hij aldus van het plegen van dit misdrijf zijn beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt;
2. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 september 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland, (telkens) 22 (tweeëntwintig) personen, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en/of [betrokkene 20] en/of [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] , in elk geval één of meer perso(o)n(en) met de Turkse nationaliteit, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was, en hij aldus van het plegen van dit misdrijf zijn beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt;
2. subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 september 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, (telkens) 22 (tweeëntwintig) personen, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en/of [betrokkene 20] en/of [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] , in elk geval één of meer perso(o)n(en) met de Turkse nationaliteit, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.”
7. Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat:
“1. hij in de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 september 2019 in Nederland, 22 (tweeëntwintig) personen, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en/of [betrokkene 20] en/of [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] , in elk geval één of meerdere personen met de Turkse nationaliteit, uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, dan wel voornoemde personen daartoe gelegenheid en middelen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte, bovengenoemde personen arbeid laten verrichten in het door verdachte gedreven bedrijf [A] B.V, en hij van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
primair
hij in de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 september 2019 in Nederland, 22 (tweeëntwintig) personen, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en/of [betrokkene 20] en/of [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] , (in elk geval één of meerdere personen met de Turkse nationaliteit, die zich wederrechtelijk verblijf in Nederland hadden verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, en hij van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.”
8. Deze bewezenverklaringen berusten op de volgende bewijsmiddelen:
“De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het proces-verbaal ‘Mensensmokkel’ van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in de [zaak] met proces-verbaalnummer: 6640-2021-0126, gesloten d.d. 9 december 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 393), nader te noemen: het dossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2021 (dossierpagina’s 4-14), voor zover als inhoudende het relaas van [verbalisant] :
Op 15 november 2019 en 30 april 2020 werd door Bijzonder Opsporingsambtenaren werkzaam bij Inspectie SZW Directie Arbeidsmarktfraude (AMF) een controle uitgevoerd bij de onderneming [A] B.V., destijds gevestigd op het adres [a-straat 1] te [plaats 2] . Bij deze controle werd door hen vastgesteld dat bij [A] B V. 22 (...) wederrechtelijk in Nederland verblijvende personen te werk waren gesteld.
(...)
Analyse rittenstaten [A] B.V.(...)
(...)
Arbeidscontracten [B] :
Bij de politiecontroles op 15 augustus 2019 zijn de chauffeurs [betrokkene 9] (V9) en [betrokkene 17] (VI7) aangetroffen. Door hen zijn arbeidscontracten getoond waarop staat vermeld dat zij in dienst waren van [B] . [...] Op deze arbeidscontracten staat vermeld:
[betrokkene 9] - DOC-OO1-12
Datum arbeidscontract is 5 april 2019, basis maandsalaris BGN 560 (Bulgaarse Levs) omgerekend ongeveer € 300,-.
[betrokkene 17] - DOC-001-20
Datum arbeidscontract is 25 maart 2019, basis maandsalaris BGN 560 (Bulgaarse Levs) omgerekend ongeveer € 300,-.
(pagina 13)
Ten behoeve van de onderneming [A] B V. liet [verdachte] in de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 september 2019 door 22 ingeleende arbeidskrachten (Turkse chauffeurs) arbeid verrichten in Nederland. De arbeid bestond uit het verzorgen van ritopdrachten (chauffeurswerkzaamheden) voor de ondernemingen zoals PostNL. Deze 22 arbeidskrachten waren niet gerechtigd om in Nederland arbeid te verrichten.
De Turkse chauffeurs waren feitelijk werkzaam in Nederland en niet in Bulgarije. Daarom hadden voor deze Turkse chauffeurs in Nederland de vereiste belastingen en premies afgedragen moeten worden. Dit is niet gedaan.
De verdachte verklaarde de Turkse chauffeurs € 2.500,- per maand aan salaris te betalen bij een voltijd werkweek. Uit door de verdachte overhandigde afschriften van loonbetalingen kan worden opgemaakt dat inderdaad dergelijke bedragen aan de chauffeurs zijn betaald.
Door de Bulgaarse autoriteiten is vastgesteld dat de vreemdelingen genoemd in dit proces-verbaal geen toegang was verleend tot de Bulgaarse arbeidsmarkt. Zij zijn niet legaal tewerkgesteld in Bulgarije, dat wil zeggen zijn in dienst genomen zonder dat zij beschikken over een op grond van de Bulgaarse wetgeving vereiste werkgunning. Aan de in dit proces-verbaal genoemde werkgevers is geen werkvergunning of andere toegang tot de arbeidsmarkt voor staatsburgers van derde landen verstrekt onder de voorwaarden van en op grond van de Wet op de Arbeidsmigratie en Arbeidsmobiliteit van Bulgarije. Hieruit kan opgemaakt worden dat ook in Bulgarije geen afdrachten van belastingen en sociale lasten voor deze Turkse chauffeurs zijn gedaan. Voor zover dit wel gedaan zou zijn is vastgesteld dat de Turkse chauffeurs een contract in Bulgarije kregen met als basissalaris BGN 560 (Bulgaarse Levs), omgerekend ongeveer € 300,-. Dit is aanzienlijk lager dan het basissalaris naar Nederlandse contracten en eventuele afdrachten aan belastingen en sociale lasten zullen dan ook aanzienlijk lager zijn.
Er is met deze constructie minder aan loonkosten betaald dan had gemoeten omdat de chauffeurs feitelijk in dienst waren van een Nederlands bedrijf. Doordat de chauffeurs niet aangemeld worden bij de Nederlandse Belastingdienst zijn in Nederland geen afdrachten gedaan.
2. Een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 19 juni 2019 (dossierpagina’s 55 tot en met 56), voor zover als inhoudende:
Bestuurder en enig aandeelhouder van [A] B.V. is sinds 3 mei 2017 [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1983 in Turkije.
3. Een boeterapport Wet arbeid vreemdelingen d.d. 30 december 2020 (dossierpagina’s 28-53), voor zover als inhoudende het relaas van arbeidsinspecteur van de inspectie [arbeidsinspecteur 1] :
(pagina 28)
Overtreder
Rechtsvorm: besloten vennootschap
Naam: [A] B.V.
Gevestigd te: [plaats 2]
(pagina 29)
Werkgever 3
Rechtsvorm: eenmanszaak
Naam: [B]
Adres : [b-straat 1]
Postcode: [postcode]
Gevestigd te: [plaats 3] (het hof begrijpt: Bulgarije)
In de werkgeversketen is deze werkgever aan te merken als uitlener.
(pagina 31)
Informatie uit Bulgarije
Op dinsdag 17 september 2019 heb ik naar aanleiding van het opvragen van informatie in Bulgarije met betrekking tot [B] LTD (werkgever 3) het volgende bericht uit Bulgarije ontvangen:
[B] Ltd. is een statutaire onderneming in de Republiek Bulgarije, geregistreerd in het handelsregister met de datum van oprichting op 28.06.2018. (...) met manager en eenmanszaak: [verdachte] geboren op [geboortedatum] .1983, burger van Nederland. Het bedrijf wordt beheerd en vertegenwoordigd door [verdachte] .
(pagina 32)
Administratief onderzoek
Op 7 januari 2020 hebben wij, [arbeidsinspecteur 1] en [arbeidsinspecteur 2] , samen met een collega van de Inspectie Leefomgeving en Transport de onderneming [A] B.V. te [plaats 2] bezocht. Tijdens dit bezoek deelde [verdachte] , bestuurder van [A] B.V. en eigenaar van [B] , werkgever 3, ons mede dat hij, in de onderzoeksperiode, chauffeurs had ingeleend van:
• [B] , werkgever 3;
(pagina 33)
Opmerking rapporteurOp mijn, [arbeidsinspecteur 1] , verzoek toonde [verdachte] ons twee vertrekken waar chauffeurs konden slapen als ze niet met de vrachtauto onderweg waren. Deze vertrekken bevonden zich boven de kantoorruimte op het vestigingsadres van [A] B.V. te [plaats 2] .
(pagina 34)
UWV
Op donderdag 30 april en vrijdag 1 mei 2020 heb ik bericht ontvangen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) dat er geen tewerkstellingsvergunningen zijn afgegeven voor overtreder. [...] Ook aan de overige werkgevers in de werkgevers keten was voor de desbetreffende vreemdelingen geen tewerkstellingsvergunning afgegeven.
(pagina 's 37-49)Bericht uit Bulgarije met betrekking tot werkgever 3Op vrijdag 28 augustus 2020 heb ik via het liaisonbureau van de inspectie SZW het volgende bericht uit Bulgarije ontvangen met betrekking tot de onderneming [B] :
“In hun brief laat de NRI ons weten dat het bedrijf in 2018 geen geregistreerde arbeidsovereenkomsten heeft.”
(...)
Gegevens van de vreemdelingen (...)
[hier zijn de persoonsgegevens opgenomen van de 22 om de bewezenverklaringen genoemde vreemdelingen genummerd 1 tot en met 22, A-G]
Ik (...) heb de identiteit van deze vreemdelingen vastgesteld aan de hand van een kopie van een identiteitsdocument, te weten een paspoort uit Turkije. Deze vreemdelingen verrichtten arbeid door als vrachtwagenchauffeur voor overtreder werkzaam te zijn geweest. Met betrekking tot deze vreemdelingen is artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen overtreden.
(pagina 52)
IMI rapporten
In de op 3 december 2020 ontvangen IMI rapporten met de nummers [001] en [002] is onder andere vermeld:
De in de bijgevoegde lijst vermelde personen 22 in totaal, die staatsburgers zijn van de Republiek Turkije zijn niet legaal tewerkgesteld in de Republiek Bulgarije, d.w.z. zij zijn in dienst genomen zonder dat zij beschikken over de op grond van de Bulgaarse wetgeving vereiste werkvergunning.
Zoals blijkt uit de reactie van het Agentschap voor Werkgelegenheid, is aan de genoemde personen geen toegang verleend tot de arbeidsmarkt van de Republiek Bulgarije en is aan de genoemde werkgevers geen werkvergunning of andere toegang tot de arbeidsmarkt voor staatsburgers van derde landen verstrekt onder de voorwaarden van en op grond van de Wet op de Arbeidsmigratie en Arbeidsmobiliteit van de Republiek Bulgarije.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 november 2021 (dossierpagina’s 21-27), voor zover inhoudende als de verklaring van de verdachte:
Ik probeerde het probleem op te lossen van het chauffeurs tekort (...) Daarmee bedoel ik de
(toevoeging hof: 22)Turkse chauffeurs die ik in dienst had. Deze chauffeurs werkten voor mij (
het hof begrijpt telkens: voor [A] B. V.).
Mijn functie was directeur. Ik deed de verdeling van de werkopdrachten aan de chauffeurs.
(...)
Wij tonen u een foto van vreemdeling V1 (het hof begrijpt: [betrokkene 1]), wat kunt u over deze persoon verklaren?
Dat is [betrokkene 1] (
het hof begrijpt: [betrokkene 1]). Dit was een chauffeur die via [C] werkte voor mij.
Wij tonen u een foto van vreemdeling V2, wat kunt u over deze persoon verklaren?
Dat is [betrokkene 2] . Hij is ingehuurd via [C] . Ten tijde van de controles had hij nog geen legale papieren om hier te mogen werken.
Wij tonen u een foto van vreemdeling V3 (het hof begrijpt: [betrokkene 3]), wat kunt u over deze persoon verklaren?
Ik ken hem wel (...) Hij heeft via [C] voor mij gereden.
(...)
In het begin huurde ik chauffeurs in via [C] . Heel veel van die chauffeurs die ik eerst inhuurde via [C] heb ik later zelf ook ondergebracht bij [B] . (...) [C] was duur voor mij, ik kon het dan beter zelf regelen en organiseren via [B] , dat was goedkoper voor mij. Dus het klopt dat chauffeurs door [A] zowel zijn ingehuurd via [C] als later via [B] .
Wij tonen u een foto van vreemdeling V4 (het hof begrijpt: [betrokkene 4]), wat kunt u over deze persoon verklaren?
Heeft wel veel gereden. (...) Dat is op de rittenstaat (
het hof begrijpt: de rittenstaat als opgenomen onder bewijsmiddel 1) te zien.
Wij tonen u een foto van vreemdeling V5 (het hof begrijpt: [betrokkene 5]), wat kunt u over deze persoon verklaren?
Heeft wel gereden.
[Het bewijsmiddel bevat verder in essentie de verklaring van de verdachte dat ook de andere in de bewezenverklaringen genoemde chauffeurs hebben gereden, A-G]
5. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 december 2022 en 12 januari 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
In Bulgarije bij het door mij opgerichte bedrijf [B] LTD werden chauffeurs uit Turkije ingehuurd die vervolgens voor de B.V. (
het hof begrijpt: [A] B. V.) in Nederland zijn gaan rijden. Ik heb salaris betaald aan de chauffeurs die voor mij werkzaam waren. Ik betaalde ongeveer 2.500 euro maandelijks aan de chauffeurs. De salarissen gingen via [B] LTD naar een Bulgaarse rekening en van daaruit werden vervolgens de chauffeurs betaald. Op het contract (
het hof begrijpt: de respectieve arbeidscontracten) in Bulgarije staat een bedrag van 300,00 euro omdat dat het minimum (
het hof begrijpt: minimumloon) in Bulgarije is. In het contract is het uurtarief niet vermeld en ook niet het aantal te werken uren per maand.
De planning werd door mij gedaan vanuit [plaats 2] . De chauffeurs werkten dan ook voor mij in Nederland. Boven mijn kantoor had ik twee ruimtes met douches waar de chauffeurs in het weekend gebruik van konden maken. Bij een weekend van één dag sliepen de chauffeurs in de vrachtwagen en bij een weekend van twee dagen sliepen ze in één van die ruimtes boven het kantoor.
Er was op een gegeven moment een tekort aan chauffeurs. Om die reden heb ik gekozen voor de constructie die hier aan de orde is.
6. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 oktober 2023, voor zover als inhoudende:
(...)
In [plaats 2] is het lastig om verblijf te vinden. Daarom heb ik gezegd dat de chauffeurs in het kantoor in [plaats 2] mochten blijven. (...) Ik gaf hen ook eten.
(...)
U vraagt mij of ik wist dat een ‘B-vergunning’ vereist is om de chauffeurs in Nederland te laten werken. Ik keek alleen naar hun paspoort. (...) Verder heb ik er niet op gelet.
(...)
Ik heb geen tewerkstellingsvergunning voor de chauffeurs aangevraagd. (...) We waren in totaal met 22 chauffeurs.”
9. De nadere bewijsoverwegingen van het hof in de ‘aanvulling bewijsmiddelen’ houden het volgende in:
“Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen volgt in onderlinge samenhang bezien dat de verdachte middels zijn bedrijf 22 personen met de Turkse nationaliteit te werk heeft gesteld in Nederland en hen in zijn kantoor in [plaats 2] heeft laten verblijven. De verdachte heeft de personen huisvesting geboden en eten gegeven, zodat de verdachte daarmee behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij enkel de paspoorten van de personen heeft gecontroleerd. Desondanks heeft de verdachte de personen werkzaamheden laten verrichten voor zijn bedrijf, zonder zich er in voldoende mate van te vergewissen of de personen in het bezit waren van een werkvergunning of anderszins gerechtigd waren tot het verrichten van werkzaamheden in Nederland. Gelet op vorenstaande had de verdachte, zijnde werkgever, minst genomen ernstige redenen te vermoeden dat het door hem verschafte verblijf thans wederrechtelijk was én heeft hij desondanks de personen krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid laten verrichten.
Met het tewerkstellen van de vreemdelingen (via bovengenoemde constructie) heeft de verdachte financieel voordeel genoten, aangezien over de loonbetalingen in Nederland geen belastingen én sociale lasten zijn afgedragen terwijl zij hier feitelijk werkzaam waren, en, voor zover in Bulgarije wel belastingen en sociale lasten zijn afgedragen dit hooguit is gebeurd over het in het arbeidscontract genoemde bedrag van € 300,--, terwijl de betreffende chauffeurs in werkelijkheid € 2.500 per maand aan salaris ontvingen bij een voltijd werkweek.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte gemaakt gelet de meervoud van de gedragingen in het licht bezien van de aard en omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn verricht, te weten als bedrijfseigenaar van een internationaal transportbedrijf, alsmede in het licht van de bewezenverklaarde periode.”
10. De beoordeling door het hof van de verhouding tussen de strafbaarstelling in art. 197a lid 2 Sr en de strafbaarstelling in art. 197b Sr komt naar voren in de motivering van de kwalificatiebeslissing:
“
Ontslag van alle rechtsvervolging terzake van feit 1
Ten laste van de verdachte is zowel bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel als bedoeld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht alsmede aan de variant die mensensmokkel kent in artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt vast dat de gedragingen van de verdachte er in de kern op neerkomen dat hij 22 in Nederland verblijvende personen van Turkse nationaliteit in zijn bedrijf arbeid heeft laten verrichten zonder dat daarvoor tewerkstellingsvergunningen waren verleend.
Gelet op die specifieke gedragingen in het licht bezien van de bewoordingen van de tenlastelegging alsmede gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, is er naar het oordeel van het hof sprake van een geval waarin mensensmokkel als bedoeld in artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht een geprivilegieerde systematische specialis vormt van het bepaalde in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte dient derhalve ten aanzien van feit 1 te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.”