ECLI:NL:PHR:2024:1164
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep en oproeping verdachte in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die stelt dat hij de oproeping voor de zitting van het Gerechtshof Den Haag op 27 juni 2022 niet heeft ontvangen. Het Gerechtshof had de verdachte eerder niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De Hoge Raad heeft in een samenhangende zaak op 4 april 2023 een cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard omdat er niet tijdig een schriftuur met cassatiemiddelen was ingediend. De advocaat van de verdachte, W.B. Lisi, heeft één middel van cassatie voorgesteld, waarbij de ontvankelijkheid van het cassatieberoep centraal staat. De conclusie van de Procureur-Generaal, M.E. van Wees, is dat de dagvaarding in hoger beroep op correcte wijze aan de verdachte is betekend, ondanks zijn bewering dat hij deze niet heeft ontvangen. De akte van uitreiking toont aan dat de oproeping op 7 mei 2022 aan de verdachte is uitgereikt, na twee mislukte pogingen. De akte is geadresseerd aan de verdachte en bevat de juiste gegevens. Volgens artikel 432 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering moet het cassatieberoep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld, wat in dit geval niet is gebeurd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dan ook dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.