Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
(i) een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om op de “rolzitting” van het hof van 8 oktober 2020 te verschijnen, houdt in dat die dagvaarding op 7 september 2020 in persoon aan de verdachte is uitgereikt; deze akte is onder “Ik heb de gerechtelijke brief in ontvangst genomen” niet voorzien van een handtekening;
(ii) een aan de akte gehechte “aanvulling op de akte van uitreiking” vermeldt dat dit formulier wordt gebruikt als op de akte van uitreiking geen handtekening voor ontvangst is geplaatst; deze aanvulling houdt in dat de medewerker van de Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (IPKD) bij de uitreiking van de dagvaarding in persoon aan de verdachte ter controle van de identiteit van de ontvanger heeft gevraagd naar de naam en de geboortedatum van de ontvanger en de dagvaarding in de bij de woning van de verdachte behorende brievenbus heeft gedaan;
(iii) het arrest van het hof, waarbij de verdachte op grond van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bij verstek niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep, is uitgesproken op 8 oktober 2020;
(iv) namens de verdachte is op 27 oktober 2020 beroep in cassatie ingesteld.
3.Beslissing
11 januari 2022.