Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten
3.Procesverloop
In eerste aanleg
rechtbank) [eiser] veroordeelt tot betaling van € 122.528,16, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW vanaf 22 januari 2011 met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. De stichting heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd, na wijziging van die grondslag bij conclusie van repliek, dat [eiser] heeft nagelaten om de door [eiser] beheerde gelden aan de stichting te betalen.
hof) van het vonnis van de rechtbank van 2 juni 2021, zoals hersteld bij vonnis van 21 juli 2021.
4.Bespreking van het cassatiemiddel
Wel of niet contractueel verbonden
U vraagt mij hoe ik de term ‘in samenspraak’ moet duiden in het licht van de afspraak dat het surplus na betalingen aan de beleggers terug moest naar Stichting Aegalité. De groep van zeven beleggers was erg divers, waaronder twee tussenpersonen. Daarvan moesten niet alleen de afkoopproducten geregeld worden, maar ook de portefeuilles moesten afgekocht worden. Daarnaast waren er twee beleggers die onder geen beding iets te maken wilden hebben met [betrokkene 1] . Zij wensten daarom direct afbetaling op het moment dat de vaststellingsovereenkomst was gesloten. De term ‘in samenspraak met’ klopt om die reden niet.’ [15]
dinerbon en hooguit een fooi’. Waarom desondanks de uitkering aan [betrokkene 4] op € 9.914,43 moest worden berekend, heeft [eiser] niet uitgelegd. De conclusie is dan ook dat [eiser] onvoldoende heeft uitgelegd dat deze bedragen zijn uitbetaald conform de bedoeling waartoe het restant schikkingsbedrag ter beschikking was gesteld. In zoverre is [eiser] dan ook tegenover de stichting tekortgeschoten.’