ECLI:NL:PHR:2023:65
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens niet indienen schriftuur in ontnemingszaak
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in het cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, B.F. Keulen, heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet ontvankelijk kan worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat er geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend. De betrokkene, geboren in 1979, was betrokken bij een ontnemingszaak waarbij het gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2021 het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op € 39.692,50 en een verplichting tot betaling van € 30.000,00 aan de Staat heeft opgelegd. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 600 dagen.
De aanzegging van het cassatieberoep is op 31 mei 2022 betekend, maar de gerechtelijke brief is niet tijdig uitgereikt aan de betrokkene. De betrokkene was verplicht om binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging een schriftuur in te dienen, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit voorschrift is niet nageleefd, waardoor de betrokkene niet in het beroep kan worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het cassatieberoep. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, wat de complexiteit van de situatie benadrukt.