ECLI:NL:PHR:2023:65

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
21/01109
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens niet indienen schriftuur in ontnemingszaak

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in het cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, B.F. Keulen, heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet ontvankelijk kan worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat er geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend. De betrokkene, geboren in 1979, was betrokken bij een ontnemingszaak waarbij het gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2021 het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op € 39.692,50 en een verplichting tot betaling van € 30.000,00 aan de Staat heeft opgelegd. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 600 dagen.

De aanzegging van het cassatieberoep is op 31 mei 2022 betekend, maar de gerechtelijke brief is niet tijdig uitgereikt aan de betrokkene. De betrokkene was verplicht om binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging een schriftuur in te dienen, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit voorschrift is niet nageleefd, waardoor de betrokkene niet in het beroep kan worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het cassatieberoep. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, wat de complexiteit van de situatie benadrukt.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/01109 P
Zitting17 januari 2023

CONCLUSIE

B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 3 maart 2021 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 39.692,50 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 30.000,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd bepaald op 600 dagen.
Er bestaat samenhang met de zaken 21/00926, 21/00911, 21/00990, 21/00996, 21/01052, 21/01108, 21/01110 en 21/01191. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. De aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv is op 31 mei 2022 betekend. De gerechtelijke brief is uitgereikt aan een medewerker van het parket van de Procureur-Generaal. Volgens een akte van uitreiking met invuldatum 25 mei 2022, tijdstip 17.29 uur is de brief aangeboden op het adres [adres], op 9 mei 2022, 17 mei 2022 en 25 mei 2022, maar is zij niet uitgereikt omdat niemand aanwezig of bereid was om de brief aan te nemen. Uit de BPR-bevragingen van 2 en 31 mei 2022 blijkt dat dit adres het BRP-adres van de betrokkene is.
Art. 437, tweede lid, Sv bepaalt dat de verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht is binnen twee maanden nadat de in art. 435, eerste lid, Sv bedoelde aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman een schriftuur houdende zijn middelen van cassatie te doen indienen. Ingevolge art. 511h Sv zijn deze artikelen ook van toepassing in ontnemingszaken. Nu dit voorschrift niet in acht is genomen kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG