ECLI:NL:PHR:2023:64
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens niet indienen schriftuur
In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, B.F. Keulen, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in het cassatieberoep. De betrokkene, geboren in 1946, was eerder door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 95.000,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, vastgesteld op € 100.000,00. Het hof had ook een gijzeling van maximaal 1080 dagen opgelegd. De aanzegging van het cassatieberoep is op 30 mei 2022 betekend, maar de betrokkene heeft geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De Procureur-Generaal heeft vastgesteld dat de gerechtelijke brief niet op het juiste adres kon worden uitgereikt, omdat de betrokkene daar niet meer woonde. Desondanks blijkt uit BRP-bevragingen dat de betrokkene op het moment van aanbieding en ten minste vijf dagen daarna als ingezetene op dat adres was ingeschreven. De conclusie is dat de betrokkene niet in het beroep kan worden ontvangen, omdat hij niet heeft voldaan aan de verplichting om binnen de gestelde termijn een schriftuur in te dienen.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, en deze zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, genummerd 21/00926, 21/00911, 21/00990, 21/00996, 21/01052, 21/01108, 21/01109 en 21/01110, waarin ook conclusies zullen worden getrokken.