Conclusie
1.Het cassatieberoep
De bewezenverklaring, de bewijsvoering en de in feitelijke aanleg gevoerde verweren
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1 en 2:
[betrokkene 2]:
medeverdachte:
[betrokkene 3]:
3.Het eerste middel
met als doelhet ophalen van het in de bewezenverklaring vermelde paspoort. In de tweede deelklacht wordt geklaagd dat het hof onvoldoende gemotiveerd is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat de herkenningen van de verdachte door de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] niet betrouwbaar zijn.
op te halen. Daarbij merk ik op dat burgers niet dagelijks in gemeentehuizen of stadsdeelkantoren plegen te komen. Zij komen daar alleen met een speciaal doel. De gang naar het stadsdeelkantoor een dag na de spoedaanvraag van het paspoort is een logische volgende stap in de verwerving van het paspoort. Het oordeel van het hof dat de verdachte in het stadsdeelkantoor is komen opdagen om een paspoort voorzien van zijn foto op te halen, is niet onbegrijpelijk.
4.Het tweede middel
Oplegging van straf
ambtshalvedient te onderzoeken of inbreuk is gemaakt op de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM. [4] De rechter dient in zijn uitspraak van dat onderzoek blijk te geven indien ter terechtzitting door de verdediging ter zake een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen. [5] In geval de straf wegens de overschrijding van de redelijke termijn wordt verminderd, dient de rechter aan te geven in welke vorm of mate de straf is verlaagd. Dit betekent dat in de uitspraak dient te worden vermeld welke straf zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. [6]