Conclusie
Nummer22/02029
Inleiding
Het eerste middel
Het tweede middel
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de verdachte, geboren in 1976, die door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2022 is veroordeeld voor belaging. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor vijf jaar, met de bepaling dat bij overtreding vervangende hechtenis van twee weken kan worden opgelegd. De verdachte heeft in cassatie twee middelen ingediend. Het eerste middel betreft de motivering van de bewezenverklaring, waarbij de verdachte stelt dat het hof verklaringen heeft gebruikt die in strijd zijn met de bewezenverklaring. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte niet in strijd zijn met de bewezenverklaring, omdat deze niet uitsluiten dat er sprake is van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het tweede middel betreft de motivering van de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel. De verdediging stelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat er ernstig rekening moet worden gehouden met recidive. Het hof heeft echter overwogen dat het van groot belang is om contact tussen de verdachte en het slachtoffer te voorkomen, en dat de verdachte niet in staat is om dit contact zonder toezicht te vermijden. De conclusie van de procureur-generaal is dat beide middelen falen en dat het beroep moet worden verworpen.