ECLI:NL:PHR:2023:1144

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
23/01643
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klaagster in cassatieberoep inzake beslag in verband met fraude in de voedselketen

In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, A.E. Harteveld, geconcludeerd dat de klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 7 maart 2023 de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klaagschrift, dat was ingediend op basis van artikel 98 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in verbinding met artikel 552a Sv. Dit klaagschrift was gericht tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 30 augustus 2022. De klaagster, die geen verschoningsgerechtigde is, heeft geen rechtsmiddel tegen deze beslissing, wat de rechtbank heeft bevestigd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk moet verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, die ook door de Procureur-Generaal worden behandeld. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie aangegeven dat de redenen voor de niet-ontvankelijkheid zijn uiteengezet in een eerdere conclusie in een samenhangende zaak. De datum van de beschikking van de rechtbank is in de stukken verwarrend weergegeven, maar de Procureur-Generaal heeft verduidelijkt dat de beschikking daadwerkelijk op 7 maart 2023 is uitgesproken. De inhoud van de klaagschriften en de bestreden beschikkingen vertoont grote overeenkomsten, wat de samenhang tussen de zaken onderstreept.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/01643 Bv
Zitting19 december 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klaagster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de klaagster

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 7 maart 2023 [1] de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klaagschrift als bedoeld in art. 98 lid 4 Sv, in verbinding met art. 552a Sv, tegen de beschikking van de rechter-commissaris als bedoeld in art. 98 Sv van 30 augustus 2022.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 23/01615, 23/01617, 23/01618, 23/01619, 23/01620, 23/01621, 23/01622, 23/01625, 23/01626, 23/01627, 23/01628, 23/01632, 23/01633, 23/01634, 23/01635, 23/01636, 23/01639, 23/01640, 23/01641, 23/01642 en 23/01644. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster. Th.J. Kelder, advocaat te Den Haag, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beklag.

2.De ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2.1
Het cassatieberoep is naar mijn oordeel niet-ontvankelijk. De redenen daarvoor heb ik opgegeven in mijn conclusie in de zaak van de medeklager [medeklager], onder nummer 23/01617. [2]

3.Conclusie

3.1
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Bovenaan de bestreden beschikking wordt de datum van 7 februari 2023 genoemd. Onderaan de beschikking staat echter vermeld dat deze op 7 maart 2023 in het openbaar is uitgesproken. Verder houdt de beschikking onder meer in dat het klaagschrift op 7 februari 2023 door de meervoudige economische raadkamer in openbare raadkamer is behandeld. In het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 7 februari 2023 is voorts gerelateerd dat de beschikking op 28 februari 2023 ter openbare terechtzitting zal worden uitgesproken. De “Akte instellen cassatie” houdt – kort gezegd – in dat op 21 maart 2023 namens de klaagster cassatieberoep wordt ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 7 maart 2023. Het bovenstaande maakt dat ik ervan uitga dat de vermelding van de datum van 7 februari 2023 bovenaan de beschikking en de datum van 28 februari 2023 in bovengenoemd proces-verbaal berust op een kennelijke verschrijving en ik de beschikking aldus versta dat deze dateert van 7 maart 2023 en bovengenoemd proces-verbaal van 7 februari 2023.
2.Het middel dat strekt tot cassatie van de bestreden beschikkingen in deze twee samenhangende zaken is afkomstig van dezelfde cassatieadvocaat en is gelijkluidend. Daarnaast is de inhoud van de klaagschriften, de processen-verbaal van de gelijktijdige behandeling daarvan in raadkamer van 2 april 2021 en 7 februari 2023 en de bestreden beschikkingen van de rechter-commissaris en de rechtbank van 30 augustus 2022 en 7 maart 2023 (nagenoeg) identiek.