ECLI:NL:PHR:2023:1144
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van klaagster in cassatieberoep inzake beslag in verband met fraude in de voedselketen
In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, A.E. Harteveld, geconcludeerd dat de klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 7 maart 2023 de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klaagschrift, dat was ingediend op basis van artikel 98 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in verbinding met artikel 552a Sv. Dit klaagschrift was gericht tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 30 augustus 2022. De klaagster, die geen verschoningsgerechtigde is, heeft geen rechtsmiddel tegen deze beslissing, wat de rechtbank heeft bevestigd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk moet verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, die ook door de Procureur-Generaal worden behandeld. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie aangegeven dat de redenen voor de niet-ontvankelijkheid zijn uiteengezet in een eerdere conclusie in een samenhangende zaak. De datum van de beschikking van de rechtbank is in de stukken verwarrend weergegeven, maar de Procureur-Generaal heeft verduidelijkt dat de beschikking daadwerkelijk op 7 maart 2023 is uitgesproken. De inhoud van de klaagschriften en de bestreden beschikkingen vertoont grote overeenkomsten, wat de samenhang tussen de zaken onderstreept.