ECLI:NL:PHR:2023:1140

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
23/01632
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klaagster in cassatieberoep inzake beslag in verband met grootschalige fraude in de voedselketen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de klaagster in haar cassatieberoep. De klaagster had een beklag ingediend ex artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen een beschikking van de rechter-commissaris, die betrekking had op beslaglegging in het kader van een onderzoek naar grootschalige fraude in de voedselketen. De rechtbank Oost-Brabant had eerder, op 7 maart 2023, de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klaagschrift, omdat zij geen verschoningsgerechtigde was en er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, A.E. Harteveld, heeft in zijn conclusie aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij verwijst naar samenhang met meerdere andere zaken die ook betrekking hebben op de niet-ontvankelijkheid van klaagsters in vergelijkbare situaties. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep, waarbij hij de redenen voor deze beslissing heeft uiteengezet in eerdere conclusies in samenhangende zaken.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/01632 Bv
Zitting19 december 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klaagster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de klaagster

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 7 maart 2023 de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klaagschrift als bedoeld in art. 98 lid 4 Sv, in verbinding met art. 552a Sv, tegen de beschikking van de rechter-commissaris als bedoeld in art. 98 Sv van 30 augustus 2022.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 23/01615, 23/01617, 23/01618, 23/01619, 23/01620, 23/01621, 23/01622, 23/01625, 23/01626, 23/01627, 23/01628, 23/01633, 23/01634, 23/01635, 23/01636, 23/01639, 23/01640, 23/01641, 23/01642, 23/01643 en 23/01644. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster. Th.J. Kelder, advocaat te Den Haag, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beklag.

2.De ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2.1
Het cassatieberoep is naar mijn oordeel niet-ontvankelijk. De redenen daarvoor heb ik opgegeven in mijn conclusie in de zaak van de medeklager [medeklager], onder nummer 23/01617. [1]

3.Conclusie

3.1
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Het middel dat strekt tot cassatie van de bestreden beschikkingen in deze twee samenhangende zaken is afkomstig van dezelfde cassatieadvocaat en is gelijkluidend. Daarnaast is de inhoud van de klaagschriften, de processen-verbaal van de gelijktijdige behandeling daarvan in raadkamer van 2 april 2021 en 7 februari 2023 en de bestreden beschikkingen van de rechter-commissaris en de rechtbank van 30 augustus 2022 en 7 maart 2023 (nagenoeg) identiek.