In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 27 september 2022, betreft het een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1959, werd beschuldigd van het hebben van 492 hennepplanten in een pand aan de [a-straat 1]. De bewezenverklaring was gebaseerd op getuigenverklaringen van verschillende personen, waaronder de verhuurder van het pand en andere getuigen die de verdachte hadden gezien in de nabijheid van het pand. De advocaat van de verdachte voerde aan dat de bewijsvoering uitsluitend bestond uit verklaringen van getuigen die zelf een opmerkelijke rol in het verhaal speelden, en dat er geen objectief bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bevestigde. De advocaat stelde dat het hof niet voldoende had onderbouwd waarom de getuigen betrouwbaar waren.
Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van meerdere getuigen, die de verdachte beschrijven als een vrouw met specifieke kenmerken, voldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen. De getuigen gaven een gedetailleerde beschrijving van de verdachte, die overeenkwam met de informatie die de verdachte zelf had verstrekt. Het hof oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de betrouwbaarheid van de getuigen te twijfelen, ondanks het ontbreken van camerabeelden of fotoconfrontaties. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het cassatieberoep moest worden verworpen, omdat de redenen van het hof om de getuigen als betrouwbaar te beschouwen toereikend waren.