ECLI:NL:PHR:2022:854

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
21/02507
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conclusie van de Advocaat-Generaal over de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 27 september 2022, betreft het een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1959, werd beschuldigd van het hebben van 492 hennepplanten in een pand aan de [a-straat 1]. De bewezenverklaring was gebaseerd op getuigenverklaringen van verschillende personen, waaronder de verhuurder van het pand en andere getuigen die de verdachte hadden gezien in de nabijheid van het pand. De advocaat van de verdachte voerde aan dat de bewijsvoering uitsluitend bestond uit verklaringen van getuigen die zelf een opmerkelijke rol in het verhaal speelden, en dat er geen objectief bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bevestigde. De advocaat stelde dat het hof niet voldoende had onderbouwd waarom de getuigen betrouwbaar waren.

Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van meerdere getuigen, die de verdachte beschrijven als een vrouw met specifieke kenmerken, voldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen. De getuigen gaven een gedetailleerde beschrijving van de verdachte, die overeenkwam met de informatie die de verdachte zelf had verstrekt. Het hof oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de betrouwbaarheid van de getuigen te twijfelen, ondanks het ontbreken van camerabeelden of fotoconfrontaties. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het cassatieberoep moest worden verworpen, omdat de redenen van het hof om de getuigen als betrouwbaar te beschouwen toereikend waren.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/02507
Zitting27 september 2022

CONCLUSIE

B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 11 juni 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot 110 uren taakstraf subsidiair 55 dagen hechtenis. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Er bestaat samenhang met de zaak 21/02508. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Wortelboer, advocaat te Den Helder, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelbevat de klacht dat het hof het verweer dat de bewijsvoering uitsluitend bestaat uit verklaringen die zijn afgelegd door ‘mensen die zelf een op zijn minst opmerkelijke rol in het verhaal spelen’ heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen. Nu er ‘geen enkel objectief bewijs’ is dat de betrokkenheid van de verdachte bevestigt, had het hof volgens de steller van het middel ‘uitdrukkelijker uit moeten leggen waarom het deze getuigen desondanks voldoende betrouwbaar vindt voor het bewijs.’
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
‘zij op 5 september 2016 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [a-straat 1] , een hoeveelheid van in totaal 492 hennepplanten.’
6. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
‘1. Een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij (…) van 14 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één van hen:
Op 5 september 2016, kregen wij, verbalisanten, wetenschap van de aanwezigheid van een hennepkwekerij gevestigd in een bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] . Op 5 september 2016, omstreeks 18.20 uur kwam er een melding binnen bij de politieservicelijn dat er werd ingebroken in bovengenoemd bedrijfspand. De hoofdagent van politie [verbalisant 3] en de agent van politie [verbalisant 4] zagen dat de voordeur van het genoemde pand open stond, maar troffen geen personen aan. Bij het betreden van het pand troffen zij op de 1e etage een hennepkwekerij aan.
Het onderzoek betreffende de aangetroffen hennepkwekerij is vervolgens door ons overgenomen.
Wij zagen dat op de 1e etage van het pand de tekst: “ [A] [telefoonnummer] ” was aangebracht.
Via de voordeur kwamen wij in de hal terecht van het pand. In de hal was een trap die leidde naar de eerste etage. Bovenaan de trap was een glazen deur welke afgesloten kon worden middels een slot, maar dat niet was. Op de 1e etage bevond zich een kantoorruimte welke ovaalvormig rond was. Ik, [verbalisant 1] , zag dat achter de keuken een deur toegang gaf tot een halletje waar een watervat stond. Ik, [verbalisant 1] , zag dat achter dit halletje een deur toegang gaf tot de kweekruimtes. Door ons, verbalisanten, is in samenwerking met een fraudespecialist van Liander het pand veiliggesteld.
Nadat wij een globaal onderzoek hadden ingesteld in het pand troffen wij op de 1e etage van het bedrijfspand [a-straat 1] een compleet ingerichte professionele hennepkwekerij aan. Wij zagen dat er twee kweekruimtes waren, die middels een deuropening met elkaar in verbinding stonden.

RUIMTE A:

Ik, [verbalisant 1] , zag dat ruimte A ingericht was als professionele hennepkwekerij. Wij zagen dat er in de ruimte hennepplanten stonden welke waren geplaatst in bloempotten gevuld met potaarde. Wij herkenden deze planten aan de geur en aan het uiterlijk als hennepplanten. Wij roken in de hennepkwekerij de voor ons herkenbare lucht als van hennepplanten. Na telling zagen wij dat er in ruimte A 206 hennepplanten stonden.

RUIMTE B:

Ik, [verbalisant 1] , zag dat ruimte B ingericht was als professionele hennepkwekerij. Wij zagen dat er in de ruimte hennepplanten stonden welke waren geplaatst in bloempotten gevuld met potaarde. Wij herkenden deze planten aan de geur en aan het uiterlijk als hennepplanten. Wij roken in de hennepkwekerij de voor ons herkenbare lucht als van hennepplanten.
Ik, [verbalisant 1] , constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik constateerde gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Totaal troffen wij in de voor de kwekerij ingerichte gedeelten van het pand:
492 hennepplanten.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige (…) van 6 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 oktober 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
V: U wordt gehoord als getuige van een hennepkwekerij op de [a-straat 1] te [plaats] . Dit betreft een pand dat u verhuurt.
Het pand stond te huur. Er stond een plakkaat op het bedrijf. Hier hebben zij op gereageerd. Ik kreeg een vrouw aan de telefoon. Wij hebben toen een afspraak gemaakt om het pand te bekijken. Ik ben toen gaan kijken met de vrouw en wij hebben toen een afspraak gemaakt voor de huur. Ik heb het verhuurd aan [betrokkene 2] . Ik had alle afspraken met de vrouw gemaakt. Zij zou iemand sturen om het contract te ondertekenen. Ik had namelijk tegen de vrouw gezegd dat ik een kopie van een legitimatiebewijs wilde. [betrokkene 2] kwam dus op een gegeven moment langs en die ondertekende het contract.
V: Hoe ziet de vrouw eruit?
Ik heb ook een adres. Zij woont op de [b-straat 1] te [plaats] . Ze was ongeveer 1.60 meter lang. Het was een blanke vrouw. Ik denk dat de vrouw tussen vijftig tot zestig jaar was. De vrouw stelde zich voor aan mij als [naam] . [naam] betaalde dus altijd de huur. Die kwam ze dan brengen of ik kwam het halen op de [b-straat 1] . Als de huur later kwam belde [naam] mij altijd op tijd op. Ik weet nog dat [naam] een groot litteken had ter hoogte van haar borst.
Haar bedrijf heette [A] .
V: Wie hebben er allemaal een sleutel van het pand? Tot welke ruimten/deuren hebben diegenen toegang?
Ik, en [naam] . [betrokkene 3] heeft ook een sleutel. Met de sleutel kan ik de deur in de hal binnenkomen. [naam] heeft later bij de deur richting de eerste etage een nieuw slot aangebracht.
De betaling vond alleen contant plaats.
V: Waar vond de betaling plaats als deze contant was?
Meestal op de [b-straat] en soms bracht [naam] het bij mij thuis.
3. Een proces-verbaal van bevindingen (…) van 3 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In het onderzoek naar de hennepkwekerij op de [a-straat 1] te [plaats] merk ik aan als verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] .
In de getuigenverklaring (…) van verhuurder [betrokkene 1] blijkt dat de feitelijke eigenaar (het hof begrijpt: de feitelijke huurster) een vrouw is, die zichzelf [naam] noemt. Zij woont op de [b-straat 1] te [plaats] . In de mij beschikbare politiesystemen staat op dit adres een vrouw ingeschreven namelijk [verdachte] .
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige (…) van 15 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 december 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik weet van u dat u mij wilt horen over een pand wat ik gehuurd zou hebben. U laat mij een kopie zien van een huurovereenkomst. Het pand waar het om gaat is gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] . Ik ben een keer bij dat pand geweest.om het huurcontract te ondertekenen. Dat ik het pand heb gehuurd is in opdracht geweest voor [verdachte] . [verdachte] zou de huur betalen en ik zou er verder niets meer te maken hebben.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 16 februari 2021, opgemaakt door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam en de griffier.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 februari 2021 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik hoor u zeggen dat het vandaag gaat over een bedrijfspand op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Uiteindelijk ben ik met [verdachte] (het hof begrijpt telkens: [verdachte] ) in contact gekomen. Zij hoorde dat ik geld nodig had. Zij stelde aan mij voor dat ik een pandje op mijn naam zou zetten, omdat zij dat niet kon. Ik ben vervolgens samen met [verdachte] naar het pand gegaan. Toen heb ik getekend. Ik kreeg 50 euro van [verdachte] . Ik zou iedere week 50 euro van [verdachte] krijgen als vergoeding voor dat ik dat pand op mijn naam had. Daarna is zij nog één keer naar mijn bootje gekomen. Ik kreeg toen nog één keer 50 euro van haar. Zij vertelde mij dat zij het niet aandurfde met het pand, omdat zij hartklachten had.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 28 maart 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben tussen de 50 en 60 jaar. Mijn lengte is 1.62 meter. Het klopt dat ik een tatoeage heb ter hoogte van mijn nek. Het klopt ook dat ik hartklachten heb. Ik heb een dochter.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte (…) van 17 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 november 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben twee keer aan mijn hart geopereerd. Ik heb een zieke hartspier. Ik heb een ICD en een pacemaker. Dit is sinds een jaar.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 9 maart 2021, opgemaakt door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam en de griffier.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 maart 2021 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik hoor u zeggen dat het vandaag gaat over de verhuur in 2016 van de eerste verdieping van het bedrijfspand op het adres [a-straat 1] te [plaats] . De huurder van het pand was een vrouw. De verhuurder, [betrokkene 1] , was een keer bij het pand en hij stelde een vrouw voor als de huurster van de eerste verdieping. In die week is die vrouw meerdere keren op het pand geweest en toen heb ik ook haar dochter gezien. De vrouw vertelde zelf dat het haar dochter was. De huurster zag eruit als een wat oudere, ik schat halverwege 50, vrouw. Stevig postuur. Ze was een keer op het pand en toen vertelde ze dat ze aan haar hart was geopereerd en dat ze een kastje had op haar lichaam. Ik meen mij te herinneren dat zij tatoeages had. Zij kwam wel eens met de auto. Dat was een Renault Megane cabriolet.
9. Een proces-verbaal van bevindingen (…) van 5 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik stond omstreeks 19.15 uur (het hof begrijpt: op 5 september 2016) voor het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] . Ik werd aangesproken door een vrouw die kennelijk was aan komen lopen. Zij vertelde mij dat zij al jaren samen met haar man op de [a-straat 2] woont.
Onderzoek in de mij beschikbaar gestelde systemen leerde dat op de [a-straat 2] te [plaats] staan ingeschreven:
[betrokkene 4] , geboren [geboortedatum] -1950 te [geboorteplaats] ,
[betrokkene 5] , geboren [geboortedatum] -1945 te [geboorteplaats] ,
[betrokkene 6] , geboren [geboortedatum] -1926 te [geboorteplaats] .
Gezien de leeftijd van de vrouw met wie ik sprak concludeer ik dat ik sprak met [betrokkene 4] . [betrokkene 4] verklaarde dat er ruim een jaar geleden een ander bedrijf in het pand aan de [a-straat 1] was gekomen. Er is toen in ieder geval rode bestickering op de ramen geplakt van de eerste etage van het pand. [betrokkene 4] verklaarde voorts dat zij geregeld een moeder en een dochter had gezien bij het pand. Maar gaf aan dat zij zelf de conclusie had getrokken dat het familie was. Het was in ieder geval een oudere en een jongere dame. De oudere dame was dikkig van postuur en achter in de 50 jaar oud. De jongere vrouw zou haar dochter kunnen zijn.
Deze twee vrouwen kwamen in een sportwagen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg haar of zij de auto kon omschrijven waarmee de twee vrouwen kwamen. [betrokkene 4] verklaarde dat het mogelijk een auto van het merk Renault was, een cabrio model in een onopvallende kleur.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb op 5 oktober 2016 te 14.17 uur telefonisch contact opgenomen met [betrokkene 4] om te verifiëren of ik de juiste personalia heb genoemd in dit proces verbaal van bevindingen. [betrokkene 4] bevestigde dat.’
7. Het hof heeft voorts het volgende overwogen:
‘De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat vraagtekens moeten worden gezet bij de betrouwbaarheid van de getuigen. [betrokkene 2] is duidelijk een katvanger en als je de verdachte kent, is het makkelijk een aantal uiterlijke kenmerken te noemen. Er is geen objectieve toets gedaan om vast te stellen of de getuigen de verdachte daadwerkelijk kennen. Ook zijn er geen camerabeelden en er is geen fotoconfrontatie geweest. Als de verdachte daadwerkelijk betrokken was geweest bij de hennepkwekerij, ligt het bepaald niet voor de hand dat zij haar eigen huisadres zou opgeven, om de betaling van de huur te organiseren. Aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op 5 september 2016 wordt naar aanleiding van een melding van een inbraak het pand aan de [a-straat] doorzocht en wordt op de eerste etage, waar het bedrijf [A] is gevestigd, een hennepkwekerij aangetroffen. In de twee ruimtes zijn in totaal 492 planten aanwezig. De eigenaar van het pand heeft als verhuurder van de ruimte een vrouw genaamd [naam] opgegeven. De verhuurder heeft alle afspraken omtrent het pand met deze [naam] gemaakt, maar de overeenkomst zou door iemand anders zijn ondertekend. De verklaring van de getuige [betrokkene 2] bevestigt dit. Hij zou in opdracht van verdachte en tegen betaling de huurovereenkomst getekend hebben. De verhuurder heeft voorts verklaard dat hij meerdere malen de huur heeft opgehaald aan het adres [b-straat 1] . Op dit adres is de verdachte woonachtig. De huurder van de benedenverdieping van het pand heeft verder verklaard dat van activiteiten in het pand geen sprake was.
De getuigen omschrijven de vrouw die zij bij het pand hebben gezien als een oudere dame, ongeveer 50 jaar oud, getatoeëerd en met hartproblemen waaraan zij is geopereerd. Bij de raadsheer-commissaris heeft de getuige [betrokkene 3] verklaard dat de huurder van het pand een wat oudere vrouw was, naar schatting halverwege de 50 jaar, die vertelde dat zij aan haar hart was geopereerd en dat zij een kastje op haar lichaam had. Hij meende zich te herinneren dat zij tatoeages had en hij heeft ook haar dochter gezien. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg, onder meer, verklaard dat zij tussen de 50 en 60 jaar is, dat zij een tatoeage ter hoogte van haar nek heeft en dat zij hartklachten en een dochter heeft. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat zij twee keer aan haar hart is geopereerd en dat zij een ICD en een pacemaker heeft. Het hof is van oordeel dat de omschrijving gegeven door de getuigen (sterke) overeenkomsten vertoont met de omschrijving van zichzelf die de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en bij de politie heeft gegeven.
Ook in de verklaring van [betrokkene 2] , afgelegd bij de raadsheer-commissaris, vindt het hof bevestiging voor het oordeel dat de verdachte de materiële huurster van het pand was. [betrokkene 2] heeft immers verklaard dat [verdachte] hoorde dat hij geld nodig had en dat zij voorstelde dat hij een pandje op zijn naam zou zetten omdat zij dat niet kon. Hij is samen met [verdachte] naar het pand gegaan en hij heeft getekend. Hij zou iedere week € 50,00 van [verdachte] krijgen als vergoeding voor het feit dat hij dat pand op zijn naam had, maar hij heeft slechts twee keer € 50,00 van haar gehad. [verdachte] vertelde dat zij het niet aandurfde met het pand omdat zij hartklachten had.
Gelet op het vorenstaande hecht het hof, net als de politierechter, geen geloof aan de verklaring van verdachte dat zij niet betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij. Het hof ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid (van de verklaringen) van de getuigen te twijfelen. De verklaringen van meerdere getuigen wijzen immers in de richting van de verdachte. Dat in deze zaak geen camerabeelden zijn en geen fotoconfrontatie is geweest, acht het hof daarom niet van belang. Het feit dat volgens [betrokkene 1] de huurster [naam] heette, acht het hof evenmin van belang. Hij noemt immers het adres van de verdachte als het adres van degene die de huur betaalde en hij geeft een omschrijving van de huurster die sterke overeenkomsten vertoont met de omschrijving die de verdachte van zichzelf geeft. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.’
8. Het hof heeft aldus het verweer waarin de betrouwbaarheid van (de tot het bewijs gebezigde verklaringen van) de getuigen is bestreden weergegeven. En het heeft aangegeven dat het in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding ziet om aan de betrouwbaarheid van (de verklaringen van) de getuigen te twijfelen. Daarbij heeft het hof erop gewezen dat de verklaringen van meerdere getuigen wijzen in de richting van de verdachte. Deze overweging vindt steun in de bewijsmiddelen. [betrokkene 1] verklaart over een blanke vrouw van ongeveer 1.60 meter lang, tussen de vijftig en zestig jaar oud, die zich voorstelde als [naam] , een groot litteken ter hoogte van haar borst had en woonde op de [b-straat 1] te [plaats] (bewijsmiddel 2). Een verbalisant stelt vast dat verdachte op dat adres woont (bewijsmiddel 3). [betrokkene 2] spreekt over [verdachte] ; zij zou hem hebben verteld dat zij het niet aandurfde omdat hij hartklachten had (bewijsmiddelen 4 en 5). [betrokkene 3] , die volgens [betrokkene 1] ook een sleutel van het pand had, beschrijft een vrouw halverwege 50, stevig postuur, die had verteld dat zij aan haar hart was geopereerd en een kastje op haar lichaam had. [betrokkene 3] meent zich tatoeages te herinneren (bewijsmiddel 8). En ook [betrokkene 4] , die op [a-straat 2] ingeschreven staat, beschrijft een dame die ‘dikkig van postuur en achter in de 50 jaar oud’ is (bewijsmiddel 9). [betrokkene 3] en [betrokkene 4] spreken daarbij ook over een dochter. Een en ander spoort met de verklaringen van verdachte (bewijsmiddelen 6 en 7), die blijkens het bestreden arrest geboren is op 21 maart 1959 en woonde op het genoemde adres.
9. Voor zover het aangevoerde als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt kan worden aangemerkt, heeft het hof in toereikende mate de redenen opgegeven die ertoe hebben geleid dat ’s hofs beslissing afweek van dit standpunt.
10. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG