ECLI:NL:PHR:2022:288

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
21/00674
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van verdachte niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 februari 2021 het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 januari 2019 bevestigd. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens diefstal van een auto, met aftrek van het voorarrest. De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling werd echter afgewezen. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. De aanzegging, zoals bedoeld in artikel 435, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, is op 21 april 2021 in de Penitentiaire Inrichting in Vught aan de verdachte uitgereikt. Ondanks de geldige betekening van de aanzegging, heeft de verdachte geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Hierdoor is het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet nageleefd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep. Deze conclusie is op 29 maart 2022 gepresenteerd.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/00674
Zitting29 maart 2022

CONCLUSIE

E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.
1. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 3 februari 2021 het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 januari 2019 bevestigd, behalve voor wat betreft de beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand afgewezen. Bij dat vonnis is de verdachte wegens diefstal van een auto veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 21/00672 en 21/00673. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is op 21 april 2021 in de Penitentiaire Inrichting in Vught aan de verdachte in persoon uitgereikt. [1] Hoewel de aanzegging als bedoeld in voornoemd artikel geldig is betekend, zijn namens de verdachte geen middelen van cassatie voorgesteld.
4. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv niet in acht genomen, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Op de akte staat bij ‘Handtekening voor ontvangst’ met de hand geschreven: “Wel ontvangen. Niet getekend.”