ECLI:NL:PHR:2022:288
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van verdachte niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken middelen
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 februari 2021 het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 januari 2019 bevestigd. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens diefstal van een auto, met aftrek van het voorarrest. De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling werd echter afgewezen. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. De aanzegging, zoals bedoeld in artikel 435, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, is op 21 april 2021 in de Penitentiaire Inrichting in Vught aan de verdachte uitgereikt. Ondanks de geldige betekening van de aanzegging, heeft de verdachte geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Hierdoor is het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet nageleefd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep. Deze conclusie is op 29 maart 2022 gepresenteerd.