“1. De inhoud van het klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van een viertal voertuigen, te weten:
- merk Audi, type A3, met kenteken [kenteken 1] ;
- merk Citroen, type C1, met kenteken [kenteken 2] ;
- merk Volkswagen, type Golf, met kenteken [kenteken 3] ;
- merk Mercedes-Benz, type A 180 D, met kenteken [kenteken 4] .
De Volkswagen Golf en de Mercedes-Benz zijn op 3 februari 2020 in beslag genomen onder
[betrokkene 1] . De Citroën C1 is op 4 februari 2020 in beslag genomen onder [betrokkene 2]
. De Audi A3 is op 5 februari 2020 in beslag genomen onder de klager.
(…)
3. Het standpunt van de klager
De raadsvrouw verzoekt om teruggave van de in beslag genomen voertuigen, omdat deze toebehoren aan de klager. De voertuigen zijn niet van enig misdrijf afkomstig noch op andere wijze te relateren aan enig misdrijf. De klager exploiteert onder de naam ‘ [klager] ' als eenmanszaak een autoverhuurbedrijf en is daartoe sinds september 2019 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De klager drijft een normaal bedrijf, met normale activeiten: hij betaalt zijn belastingen en hij heeft een goed contact met de wijkagent. De stelling van het Openbaar Ministerie dat het een schijnbedrijf zou zijn, houdt geen stand. Voor de verhuurde voertuigen zijn huurcontracten opgesteld, waarvoor de huurders zich ook hebben moeten legitimeren. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat de klager redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de huurders de in beslag genomen voertuigen voor criminele activiteiten gebruikten.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard. De vier voertuigen zijn in beslag genomen naar aanleiding van een onderzoek naar harddrugshandel. Uit het dossier blijkt dat de vier voertuigen opvallend vaak in Limburg zijn gesignaleerd en alsdan worden bestuurd door drugsrunners.
Daarnaast valt de manier van zaken doen van [betrokkene 3] op, aangezien op de verhuurcontracten geen huurprijs of handtekening van de huurders staat. Dit alles bij elkaar opgeteld voert tot de conclusie dat de eenmanszaak ' [klager] ' een schijnconstructie betreft. Het gaat om voertuigen die aan drugsrunners beschikbaar worden gesteld, zodat van teruggave vanwege het ontbreken van een strafvorderlijk belang geen sprake kan zijn.
5. De beoordeling
Uit de door het openbaar ministerie verstrekte stukken blijkt dat op 3, 4 en 5 februari 2020 onder [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en de klager (in Kerkrade, Noorbeek en Rotterdam) een viertal voertuigen (in rubriek 1 nader omschreven) in beslag zijn genomen. De voertuigen zijn alle op de naam van de eenmanszaak ' [klager] ' gesteld die de klager sinds september 2019 heeft ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Blijkens de desbetreffende kennisgevingen van inbeslagneming is van geen van de voertuigen afstand gedaan.
De voertuigen zijn in beslag genomen in het kader van een grootschalig onderzoek naar de handel in harddrugs in Limburg. In het kader van dat onderzoek heeft de politie zich sinds 6 januari 2020 (tot aan de klapdag 3 februari 20202) geconcentreerd op een zeer actieve groep personen die verbleven op het vakantiepark 'paNOORama' in Noorbeek en die in de omgeving van Kerkrade/ Duitse grens handelen in verdovende middelen. [betrokkene 1] is een van de verdachten in dit onderzoek. Het proces-verbaal bevindingen 'overzicht gebruik personenauto's PANOORAMA harddrug dealgroepering' van 1 april 2020 bevat een weergave van de vastgestelde vervoersbewegingen van de in beslag genomen auto's.
Daaruit blijkt in ieder geval dat de verdachte [betrokkene 1] op verschillende momenten als bestuurder van elk van de in beslag genomen voertuigen is gezien. Tevens is door leden van het onderzoeksteam waargenomen dat [betrokkene 1] als bestuurder van de voertuigen betrokken was bij drugstransacties (bijvoorbeeld in Kerkrade op 29 januari 2020 omstreeks 15:30 uur als bestuurder van de VW Golf). Op 3 februari 2020 is [betrokkene 1] in de Mercedes Benz op heterdaad aangehouden. In de Mercedes Benz is in de asbak van het middenconsole heroïne en cocaïne aangetroffen. Een dag later, bij nader onderzoek van de auto, zijn op een verborgen plaats onder de middenconsole meer verdovende middelen aangetroffen. De in beslag genomen VW Golf wordt op 3 februari 2020 aangetroffen op het vakantiepark 'paNOORama'. In de vakantiewoning […] wordt de verdachte [betrokkene 4] aangehouden. De sleutels van de VW Golf worden eveneens in de woning aangetroffen. Uit het overzicht vervoersbewegingen komt verder naar voren dat de verdachte [betrokkene 4] in de onderzoeksperiode ook een aantal malen rijdend in de Audi A3 is aangetroffen, één keer met de bijrijder [betrokkene 5] naast zich. [betrokkene 5] is de derde verdachte in het onderzoek en is bij de politie bekend omdat hij op 26 januari 2020, rijdend in de VW Golf is achtervolgd. Het vermoeden bestaat, via taplijnen, dat de verdachte [betrokkene 5] toen, kort voor de staandehouding, verdovende middelen uit de rijdende auto heeft gegooid. Bij dat laatste voorval komt ook de verdachte [betrokkene 1] weer in beeld, vermoedelijk, via taplijnen, omdat de verdachte [betrokkene 5] contact heeft met hem. Op het moment dat de verdachte [betrokkene 1] in de nabijheid van de verdachte [betrokkene 5] wordt aangetroffen, wordt hij door leden van het onderzoeksteam herkend als bestuurder van de Citroen C1.
De vraag in deze beklagzaak is dan of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Het is vaste rechtspraak dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door voornoemd artikel 94 beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen zal bevelen.
Volgens de officier van justitie zou uit onderzoek naar voren zijn gekomen dat de klager en de verdachten (zakelijke) vrienden zijn van elkaar, die onderling hand- en spandiensten verrichten met betrekking tot de drugshandel. De eenmanszaak ‘ [klager] ' van de klager is een schijnconstructie, met behulp waarvan voertuigen aan drugsrunners beschikbaar worden gesteld. De klager heeft dat betwist. Hij stelt eigenaar te zijn van de in beslagenomen voertuigen en deze in het kader van de exploitatie van het bedrijf ‘slechts' aan derden te verhuren. Met het strafbare gebruik van de voertuigen was hij niet bekend noch kon hij dergelijk gebruik vermoeden. Verbeurdverklaring van de in beslag genomen voertuigen is dan ook niet aan de orde.
Ingevolge artikel 33a, lid 1, aanhef en onder c Sr zijn vatbaar voor verbeurdverklaring voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid. Behoren de voorwerpen niet aan de veroordeelde toe, dan is verbeurdverklaring alleen mogelijk indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Op het uitgangspunt dat in beginsel slechts aan de veroordeelde toebehorende voorwerpen kunnen worden verbeurdverklaard, maakt de wet dus een uitzondering voor het geval de rechthebbende, kort gezegd, te kwader trouw was.
Aan die uitzondering komt de rechtbank in deze zaak niet toe. Anders dan de klager ingang wil doen vinden, stelt de wet immers geen harde (civielrechtelijke) eigendomseis, maar een (veel bredere) toebehorenseis. Voldoende voor verbeurdverklaring is dat de veroordeelde zodanige zeggenschap heeft over en belang heeft bij het voorwerp, dat hij met betrekking tot dat voorwerp met een eigenaar gelijk kan worden gesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het proces-verbaal bevindingen 'overzicht gebruik personenauto's PANOORAMA harddrug dealgroepering' van 1 april 2020 dat de vier in beslag genomen voertuigen op enigerlei wijze in verband kunnen worden gebracht met de handel in verdovende middelen, hetzij doordat de verdachten in de onderzoeksperiode meerdere malen als bestuurder(s) van de auto's werden herkend, hetzij omdat in de auto's (de Mercedes Benz) of in de onmiddellijke nabijheid ervan (de VW Golf) daadwerkelijk verdovende middelen zijn aangetroffen. Daarom ligt het in de rede aan te nemen dat de voertuigen, gedurende enige tijd door de verdachten zijn gebruikt voor dealactiviteiten. Naar het oordeel van de rechtbank ligt in die vaststelling besloten dat de desbetreffende voertuigen gedurende de onderzoeksperiode aan de verdachten hebben toebehoort. Bij die stand van zaken is dat voldoende, in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 33a, lid 1, aanhef en onder c Sr, om in deze beklagzaak aan te nemen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voertuigen zal bevelen.
Daaraan kan niet afdoen dat de klager als eigenaar de voertuigen voor de verhuur gebruikte. Daargelaten dat de klager heeft nagelaten deugdelijke huurovereenkomsten in het geding te brengen, hoewel hij stelt daarover wél te beschikken, hoeft de blote aanwezigheid van huurovereenkomsten namelijk niet eraan in de weg te staan in de strafzaak aan te nemen dat de in beslag genomen voertuigen in de desbetreffende onderzoeksperiode aan de verdachten, en dus niet aan de klager, hebben toehehoort in zin van artikel 33a Sr. Uit het voorgaande volgt dat het beklag ongegrond is.
6. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beklag ongegrond”