Aangever verklaarde dat [betrokkene 3] bij hem in het ziekenhuis is geweest om zich te verontschuldigen. [betrokkene 3] wilde dat hij geen aangifte zou doen. [aanvrager] heeft tegen [betrokkene 10] gezegd dat aangever geen aangifte moest doen. [aanvrager] zou een- of tweeduizend euro aan aangever geven. Mocht de aangever zijn aangifte toch doorzetten dan zou [aanvrager] de gevangenis ingaan, maar als hij er dan uitkwam zou het nog erger worden voor aangever en zou hij heel erg moeten oppassen.
Uit een brief van [betrokkene 11] , chirurg, verbonden aan het academisch ziekenhuis Maastricht, blijkt dat [slachtoffer] op 22 mei 2015 in het azM te Maastricht is opgenomen wegens een steekwond in de linkerflank. Hij had een hematopneumothorax (
griffier: bloed en lucht in de holte tussen het borstvlies en het longvlies) links. Hiervoor werd een thoraxdrain geplaatst. Ook was sprake van miltletsel, waarbij er actief bloedverlies was in de vrije buikholte. Hierbij was interventie door de radioloog vereist. [slachtoffer] is enkele dagen opgenomen geweest en heeft na drie weken nog een kijkoperatie ondergaan ter beoordeling van eventuele verdere behandeling van het diafragmaletsel (
griffier: middenrif letsel).
Getuige [betrokkene 10] heeft een verklaring afgelegd over bovenstaande gebeurtenissen. Ze waren die dag met zijn vieren, [betrokkene 1] , [slachtoffer] , [betrokkene 3] en [betrokkene 10] zelf. Uiteindelijk is er ruzie ontstaan tussen [betrokkene 3] en hem over wisselgeld. [betrokkene 3] is daarna weggegaan. Toen [betrokkene 10] op zoek was naar zijn kaartjes, kwam [betrokkene 3] terug met zijn broer [aanvrager] en een andere jongen. [betrokkene 10] is toen in elkaar geslagen door deze drie personen. Toen [betrokkene 10] wegrende naar de plek waar ze hun fietsen hadden gestald, zijn de drie jongens hem achterna gegaan. [betrokkene 10] zag dat verdachte een mes uit zijn broekzak haalde toen hij naar [slachtoffer] en [betrokkene 10] toeliep.
Vervolgens is een vechtpartij ontstaan. [betrokkene 3] gaf hierbij een vuistslag op de borst van [slachtoffer] . Verdachte begon ook met [slachtoffer] te vechten. [betrokkene 10] zag dat verdachte [slachtoffer] met het mes in zijn linkerzij stak, ter hoogte van zijn ribben. Daarop is [slachtoffer] op de grond gevallen en bleek dat hij bloedde.
Getuige [betrokkene 1] heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] en hij bij de fietsen stonden toen [betrokkene 10] kwam aanlopen. [betrokkene 10] vertelde hen dat hij in elkaar was geslagen door drie personen. Even later werd er gevochten door [slachtoffer] , [betrokkene 10] , [betrokkene 3] en [aanvrager] . [betrokkene 1] en de jongen die familie is van [betrokkene 3] en [aanvrager] vochten niet mee. [betrokkene 1] is vervolgens tussen de vechtenden ingesprongen om het gevecht te doen stoppen. Hij kreeg toen nog een klap op zijn oog van [aanvrager] , waarvoor [aanvrager] zich bij hem verontschuldigde. [betrokkene 1] was nog een beetje beduusd van die klap, toen hij doorkreeg dat er iemand met een mes was gestoken. Hij zag toen dat [aanvrager] een mes in zijn handen had en dat [slachtoffer] een messteek had in zijn flank. Wie [slachtoffer] met dat mes heeft gestoken, heeft [betrokkene 1] niet gezien.
[betrokkene 3] heeft verklaard dat hij zijn broer [aanvrager] belde om hem op te halen bij het stadspark. Toen zijn broer met de auto aankwam, probeerde verdachte hem in de auto te duwen. Dat lieten de jongens niet toe en er ontstond een grote ruzie. [betrokkene 3] kan zich herinneren dat hij heeft rondgezwaaid en zich heeft verdedigd. Op enig moment lag [slachtoffer] op de grond. Iedereen stopte toen direct met vechten. Verdachte zei toen dat ze [slachtoffer] naar het ziekenhuis zouden brengen.
Standpunt van verdediging en verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn broer [betrokkene 3] hem op 22 mei 2015 belde en vroeg om hem op te halen in het stadscentrum. Verdachte is vervolgens samen met zijn neef [betrokkene 2] [betrokkene 3] gaan ophalen. Toen zij met de auto aankwamen bij het stadspark zagen zij dat er drie jongens met fietskettingen op [betrokkene 3] insloegen. [slachtoffer] lag toen al op de grond met (naar later bleek) een steekwond. Verdachte heeft geprobeerd de vechtende jongens uit elkaar te halen. De drie jongens begonnen daarna ook op hem en op zijn auto in te slaan. Verdachte heeft toen ook teruggeslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij niemand heeft gestoken. Hij heeft ook bij niemand een mes gezien. Zijn neef [betrokkene 2] heeft de gewonde [slachtoffer] vervolgens naar het ziekenhuis gebracht.
Verdachte heeft [slachtoffer] vier dagen achtereen in het ziekenhuis bezocht en ook de vrienden van [slachtoffer] met zijn taxi naar het ziekenhuis gebracht. Op de vierde dag was [betrokkene 10] ook bij [slachtoffer] in het ziekenhuis. [betrokkene 10] zei toen tegen verdachte dat het ‘bloed om bloed’ was en dat als hij, verdachte, geen € 10.000,00 zou betalen het leven van hem en zijn broer [betrokkene 3] zuur gemaakt zou worden. [betrokkene 10] vertelde dat hij dit namens [slachtoffer] zei. Verdachte heeft aangegeven dat hij aldus gechanteerd werd.
Betrouwbaarheid verklaringen
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van de getuige [betrokkene 10] en aangever op onderdelen inconsistent en/of tegenstrijdig zijn, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte een mes had en/of het steekletsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] steun vindt in de verklaringen van de getuigen [betrokkene 10] en [betrokkene 1] , alsmede op een aantal punten in de verklaringen zoals die door verdachte, zijn broer en de getuige [betrokkene 2] zijn afgelegd bij de politie.
Verdachte was de enige die een mes had, zo verklaren [betrokkene 10] en [betrokkene 1] . Aangever en [betrokkene 3] verklaren dat zij, als verdachte en [betrokkene 2] aankomen, beiden nog op de been zijn. [betrokkene 3] gaf aangever immers een vuistslag op de borst, hetgeen ook werd waargenomen door [betrokkene 10] . Verdachte mengt zich vervolgens in het gevecht en geeft [betrokkene 1] ook nog een klap op zijn oog. Volgens aangever en [betrokkene 10] stak verdachte met een mes in op aangever. Daarna viel aangever op de grond. [betrokkene 3] verklaarde dat toen [slachtoffer] op enig moment op de grond lag, iedereen meteen stopte met vechten.
Dat aangever, zoals verdachte ter terechtzitting verklaarde, al op de grond lag toen verdachte en [betrokkene 2] kwamen aanlopen acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, dan ook niet aannemelijk.
De verklaringen zoals afgelegd door verdachte, zijn broer en [betrokkene 2] lopen wel op punten uiteen. Zo geven zij geen van allen een verklaring voor de steekwond die aangever heeft opgelopen. Alleen de broer van verdachte, [betrokkene 3] , verklaart over een mes bij aangever, waarmee hij nota bene gestoken zou zijn. Verdachte en [betrokkene 2] hebben dit geen van beiden gezien, terwijl zij toch voornamelijk bezig waren met het ontzetten van [betrokkene 3] . De rechtbank hecht dan ook geen waarde aan deze verklaringen.
De rechtbank acht de verklaringen zoals deze door de getuigen [betrokkene 10] en [betrokkene 1] en aangever zijn afgelegd wel betrouwbaar. Dat de verklaringen op onderdelen niet volledig overeenkomen, doet daar niet aan af.
De rechtbank baseert de bewezenverklaring op (onder meer) de verklaringen van aangever en de getuigen [betrokkene 10] en [betrokkene 1] . De rechtbank betrekt de verklaring van [betrokkene 1] daar ook bij, gelet op de overeenkomsten tussen die verklaringen en de betrouwbaarheid ervan, ook al is de verdediging niet in de gelegenheid geweest [betrokkene 1] vragen te stellen; het is immers niet mogelijk gebleken [betrokkene 1] ’s woon- of verblijfplaats te achterhalen. De bewezenverklaring berust overigens ook niet
sole and decisiveop de verklaring van [betrokkene 1] , terwijl de verdediging aangever en de getuige [betrokkene 10] wel vragen heeft kunnen stellen.
Op basis van voornoemde verklaringen en de aard van de letsels van [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met een mes in zijn zij heeft gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] onder andere een klaplong en miltletsel heeft opgelopen.
Onbekende/andere dader?
De raadsman heeft aangevoerd dat niet uit te sluiten is dat een derde, onbekend gebleven, persoon het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen blijken dat een onbekende derde persoon [slachtoffer] gestoken zou hebben.
Daarbij is uit de beschrijving van de vechtpartij af te leiden dat er gevochten werd tussen twee groepen. De groep van verdachte bestond uit verdachte, de broer van verdachte en [betrokkene 2] . Het is volstrekt onaannemelijk dat een persoon uit de groep van aangever aangever gestoken zou hebben. Zij waren immers in gevecht met de groep van verdachte.
Complot?
Ook de verklaring van verdachte dat hij werd gechanteerd en dat aangever hem er in wil luizen, vindt geen steun in de overige verklaringen, zoals die zijn afgelegd bij de politie. Bij de politie heeft verdachte op geen enkel moment verteld dat hij door aangever zou worden gechanteerd en evenmin bij de verhoren in het kader van de inverzekeringstelling en gevangenhouding. Pas op de zitting komt verdachte met dit verhaal op de proppen. De rechtbank acht dit een contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van de stellingen van verdachte.
[betrokkene 2] heeft, nadat hij zich als verdachte telkens op zijn zwijgrecht beriep, pas bij zijn verhoor als getuige door de rechter-commissaris een halfjaar nadien voor het eerst iets gezegd over een vermeende chantage. Ook dat komt op de rechtbank niet geloofwaardig over. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat er jegens verdachte een complot gesmeed is en dat de verklaringen van aangever, [betrokkene 10] en [betrokkene 1] gefabriceerd zouden zijn en dermate op elkaar afgestemd zouden zijn dat dit vragen oproept. Ook het verweer hieromtrent wordt door de rechtbank verworpen.”
In hoger beroep heeft het hof ten aanzien van het bewijs aanvullend nog het volgende overwogen: