ECLI:NL:PHR:2022:11

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
20/02389
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor medeplegen van diefstal met geweld

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, geboren op 1994, die door het gerechtshof Den Haag op 29 juli 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens medeplegen van diefstal met geweld. De verdachte heeft samen met twee anderen op 17 januari 2018 in Gouda een overval gepleegd waarbij de aangever onder bedreiging met een vuurwapen werd beroofd van zijn iPhone en autosleutel. De verdachte heeft in cassatie twee middelen van cassatie voorgesteld, waarbij hij betoogt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat hij medepleger was van de overval. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet zelf de overval heeft gepleegd, maar dat hij wel in de nabijheid van de plaats delict was en dat hij samen met de medeverdachten naar Gouda was gereden. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn rol en aanwezigheid, wat het hof heeft aangemerkt als een indicatie voor zijn betrokkenheid. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken benadrukt dat voor de kwalificatie van medeplegen sprake moet zijn van nauwe en bewuste samenwerking. In deze zaak is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte, hoewel niet zelf de overval uitvoerend, wel een grotere rol heeft gespeeld dan die van een medeplichtige. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd dat de bewezenverklaring van het medeplegen ontoereikend is gemotiveerd, en heeft daarom vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voorgesteld.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/02389
Zitting11 januari 2022
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 29 juli 2020 door het gerechtshof Den Haag wegens “medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk (hoofdelijk) toegewezen en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander op de wijze zoals in het bestreden arrest is vermeld. Ook heeft het hof de teruggave aan de rechthebbende gelast van een personenauto.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

3.Bewezenverklaring en bewijsvoering

3.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 17 januari 2018 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen, op en/of aan de openbare weg (Klimopstraat), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een iPhone en een autosleutel, toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde] en het richten van dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde] en het trekken van de capuchon over het hoofd van die [benadeelde] en het vastpakken van die [benadeelde] , zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.”
3.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 17 januari 2018, met nr. PL1500-2018015879-1. Dit proces-verbaal met bijlage houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 17-21):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 17 januari 2018 deed [benadeelde] aangifte en verklaarde over een diefstal met geweld aan de Klimopstraat te Gouda op 17 januari 2018 tussen 14:20 en 14:26 uur:
Ik heb een bedrijfsbus waarin ik een werkplaats heb om apparatuur van het merk Apple te repareren. Vandaag werd ik omstreeks 10:30 uur gebeld op mijn mobiele telefoon. Ik hoorde dat iemand zijn Macbook met een defect aan wilde bieden voor verkoop en dat deze persoon vroeg wat ik er voor wilde geven. Ik heb uitgelegd dat ik de Macbook eerst moet zien om een prijs af te spreken. Ik heb naar aanleiding van dit gesprek om 14:00 uur afgesproken in Gouda. Er kwamen twee jongens aan lopen waarvan één met een tas van supermarktketen Dirk in zijn hand. Eén van deze jongens sprak mij aan en zei dat hij het graag op de hoek van de straat af wilde handelen. Hierop ben ik met mijn bus naar het einde van de straat gereden.
Vervolgens zat ik in mijn bus en stapte persoon 1 bij mij in op de bijrijdersstoel en trok een pistool. Hij zei 'geef alles wat je hebt, rustig. Rustig of ik ga je schieten'. Hij pakte het pistool uit zijn jas vandaan, ik denk uit een tasje. Ik zag dat hij de loop van het wapen naar achteren trok om het wapen te laden. Ik zag dat hij het wapen in zijn rechter hand had. Ik zag dat hij het wapen op mij gericht hield. Ik denk dat het een echt wapen was omdat ik echt staal hoorde toen hij de loop over
haalde. Intussen kwam persoon 2 naar mijn portier, ik zag en voelde dat hij mijn capuchon over mijn hoofd trok zodat ik niets kon zien. Ik heb geprobeerd mij hiertegen af te weren waardoor een soort worsteling ontstond met persoon 2 die naast mijn portier stond. Ik denk dat persoon 2 in de tussentijd mijn telefoon gepakt heeft welke tussen mijn benen lag. Ik heb in een flits gezien dat mijn autosleutels uit mijn contactslot gehaald werden door persoon 1. Ik heb mijn deur open gedaan om hem proberen weg te duwen. Dit lukte niet gelijk maar uiteindelijk wel.
De goederen genoemd op de bijlage goederen werden weggenomen.
Bijlage goederen
Object: sleutel
Bijzonderheden: Volkswagen klapsleutel behorend bij kenteken 2vjh76
Eigenaar: [benadeelde]
Object: telefoon
Merk/type: Apple iPhone 8
Bijzonderheden: met simkaart tel nr: [telefoonnummer 1]
Eigenaar: [benadeelde]
2.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 19 januari 2018, met nr. PL1500-2018015879-33. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 154):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 19 januari 2018 heb ik telefonisch gesproken met de aangever [benadeelde] . Hij vertelde dat de tweede overvaller de capuchon van aangever over zijn hoofd heen had getrokken, dat deze persoon met veel kracht de capuchon vast had.
3.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 17 januari 2018, met nr. PL1700-2018017808-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 39-40):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 17 januari 2018 hoorden wij omstreeks 15:35 uur dat er een zwarte Audi A4 met het kenteken [kenteken 1] weggereden zou zijn in Gouda na een gewapende overval.
Omstreeks 15:38 uur zagen wij dat bovengenoemd voertuig op de Maashaven Oostzijde stilstond. Wij hebben drie verdachten, één voor één, uit het voertuig gepraat. Wij hebben de drie verdachten aangehouden ter zake van diefstal met geweld in vereniging.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat tijdens het uitstappen van de bestuurder een telefoon op het wegdek viel. Ik heb deze telefoon opgepakt en op de bestuurdersstoel gelegd.
De bestuurder bleek ons later genaamd te zijn:
- [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ;
De bijrijder rechts voorin het voertuig bleek ons later genaamd te zijn:
- [betrokkene 1] (het hof leest: [betrokkene 1] ), geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ;
De passagier die rechts achterin het voertuig zat, bleek ons later genaamd te zijn:
- [betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] .
4.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 18 januari 2018 nr. PL1500-2018015879-29. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 158):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik, verbalisant, ben bij het onderzoek aanwezig geweest welke is gedaan door collega's van forensische opsporing aan de in beslag genomen Audi A4 Avant, voorzien van kenteken [kenteken 1] , welke is gebruikt bij de overval op 17 januari 2018 omstreeks 14:20 uur op de Klimopstraat te Gouda.
In het voertuig zijn diverse goederen aangetroffen waaronder een iPhone in het voorportiekvak aan de bijrijderskant, welke later uit onderzoek de iPhone van de aangever bleek te zijn.
In een grijskleurig herentasje dat op de vloer aan de bijrijderskant lag, is onder andere een Volkswagen autosleutel aangetroffen, niet zijnde, de sleutel van de aangever. In dit tasje zat ook een mapje met diverse pasjes. Sommige pasjes staan op naam van [betrokkene 1] .
5.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 18 januari 2018, met nr. PL1500-2018015879-27. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 58):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Door onderzoek van het Imeinummer is vast komen te staan dat de Iphone 8, welke was aangetroffen in de deurbak van het rechter voorportier (bijrijderszijde), van de zwarte Audi met kenteken [kenteken 1] , de iPhone 8 betreft van de aangever [benadeelde] .
6.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 20 januari 2018, met nr. BL1500-2018015879-36. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 159 - 160):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
In het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 1] zijn meerdere mobiele telefoons aangetroffen.
Telefoon aangever [benadeelde] :
In het portiervak van het rechter voorportier (bijrijderszijde)
Telefoons verdachte [betrokkene 2] :
Samsung zwart en iPhone 7 wit, aangetroffen tijdens fouillering
Telefoons verdachte [betrokkene 1] :
Nokia blauw in een tasje op de vloer aan de bijrijderszijde en een iPhone 7, zwart, waarvan [betrokkene 1] aangaf dat hij eigenaar was.
GSM zonder eigenaar:
iPhone SE, wit, op de bestuurdersstoel, Imei-nummer [nummer] . Tijdens het uitstappen van bestuurder [verdachte] zag een collega een gsm op de grond vallen en hij heeft deze op de bestuurdersstoel gelegd.
Nokia, zwart, in de armleuning tussen de voorstoelen.
7 .
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 17 januari 2018, met nr. PL1500-2018015879-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 29-30):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 17 januari 2018, te 15.00 uur, hoorden wij dat er zojuist een diefstal met geweld waarbij een vuurwapen was gebruikt had plaatsgevonden op de Klimopstraat.
Wij kregen de opdracht om in de omgeving te gaan kijken voor eventuele beschikbare camerabeelden.
De Bosweg kruist met de Woudstraat. De Woudstraat kruist met de Klimopstraat.
Aan de Bosweg was een camera gevestigd bij de laad- en loszone van de Plus supermarkt.
Ik, [verbalisant 2] , vernam dat er een voertuig bij het incident was betrokken voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Dit kenteken behoorde bij een zwartkleurige Audi.
Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , zagen op de beelden van de Plus omstreeks 14.21 uur een zwartkleurige Audi voorzien van kenteken [kenteken 1] stapvoets over de Bosweg rijden. De Audi reed over de Bosweg langs de Woudstraat in de richting van de Jan Philipsweg.
Wij zagen omstreeks 14.25 uur een man vanaf de Woudstraat komen lopen in de richting van de Bosweg. Hij liep in de richting van de Jan Philipsweg. De man verdween uit het camerabeeld.
Wij zagen omstreeks 14.28 uur de eerder genoemde Audi vanuit de Jan Philipsweg over de Bosweg in de richting van de Walvisstraat rijden. Wij zagen dat het voertuig dit maal met hoge snelheid reed.
8.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 21 januari 2018, met nr. PL1500-2018015879-31. Dit proces-verbaal met bijlagen houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 164-166):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik was belast met het uitkijken van particuliere camerabeelden welke door de eigenaar, wonende aan de [a-straat 1] te [plaats] , aan de politie zijn overhandigd.
De beelden dateren van 17 januari 2018.
Op 17 januari 2018 om 14.23.21 komt er een Audi met kenteken [kenteken 1] aanrijden, slaat linksaf de Klimopstraat in en verdwijnt vervolgens weer uit beeld. Het voertuig rijdt met een normale snelheid.
Bijlage: [Plattegrond omgeving beroving Klimopstraat te Gouda]
9.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 21 februari 2018, met nr. PL1500-2018015879-69. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 217-221):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Bij ARS zijn voertuiggegevens opgevraagd en verkregen van de Audi personenauto met het kenteken [kenteken 1] en de VW Fox personenauto met het kenteken [kenteken 2] op 17 januari 2018 tussen 00:00 uur en 24:00 uur.
De Audi personenauto, kenteken [kenteken 1] , staat sinds 11 januari 2018 op naam van [betrokkene 3] . Uit de politiesystemen blijkt dat [betrokkene 3] de vriendin is van de verdachte [verdachte] . [betrokkene 3] heeft in het geheel geen rijbewijs.
De VW Fox personenauto, kenteken [kenteken 2] , staat sinds 14 juli 2017 op naam van de verdachte [betrokkene 1] . Uit de politiesystemen blijkt dat hij ook de gebruiker van dit voertuig is.
Na onderzoek van verkregen informatie bleek het volgende:
In de opgevraagde gegevens is te zien dat zowel de Audi als de VW Fox op 17 januari 2018, om 13:56 uur, vanaf de Tjalklaan te Rotterdam de oprit oprijden van de autosnelweg de A20 richting Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda.
Voorafgaand hieraan is te zien dat beide voertuigen binnen de gemeente Rotterdam over de Pelgrimstraat en de Tjalklaan achter elkaar aanrijden.
De VW Fox komt op 17 januari 2018, na 13:56 uur, in het geheel niet meer terug op de ARS verkeersmasten.
De VW Fox van de verdachte [betrokkene 1] is aangetroffen slordig geparkeerd in een parkeervak op de Helmersstraat, nabij de Constantijn Huygensstraat in Gouda.
De Audi wordt op 17 januari 2018, na de overval, om 14:47 uur geregistreerd op een ARS verkeersmast op de Vierhavenstraat te Rotterdam.
10.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 12 maart 2018, met nr. PL1500-2018015879-71. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 222):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Na onderzoek van de gecombineerde historische telefoongegevens van de opgevraagde IMEI nummers van de telefoons van de verdachten [verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 17 januari 2018 bleek dat de verdachte [betrokkene 1] om 12.07 uur telefonisch contact opneemt met de
verdachte [verdachte] op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Er vindt kennelijk geen gesprek plaats. Aansluitend, om 12.15 uur, neemt de verdachte [verdachte] middels het nummer [telefoonnummer 2]
contact op met het nummer van de verdachte [betrokkene 1] . Er vindt kennelijk een gesprek plaats.
11.
Proces-verbaal van relaas van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 12 april 2018, met nr. PL1500-2018015879-73. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 199):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Na onderzoek van de in beslag genomen telefoon van de verdachte [verdachte] bleek dat deze telefoon was voorzien van een IMEI nummer.
Na onderzoek van de opgevraagde en verkregen historische telefoon verkeersgegevens op IMEI bleek mij dat onder de IMEI het volgende telefoonnummer actief was:
[verdachte] - telefoonnummer [telefoonnummer 2] in de IMEI [nummer] .
12.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 21 maart 2018, met nr. PL1500-2018015879-77. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 264):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:.
Ik deelde [verdachte] mede dat bij zijn aanhouding gezien was dat op het moment dat hij vanaf de bestuurderszijde uit zijn Audi stapte er bij hem vandaan een telefoon op de grond viel. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij dat gelezen had. Ik hoorde hem zeggen dat zijn telefoon een witte iPhone was.
13.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2020, verklaard - zakelijk weergegeven -:
U vraagt mij of ik wel of niet in Gouda ben geweest. Ja. Ik weet dat ik daar ben geweest, dat ik terug ben gegaan naar Rotterdam en dat ik toen ben aangehouden. Ik zat op de bestuurdersstoel. Ik was op dat moment de bestuurder.
U vraagt mij of ik weet met wie ik in Gouda was. Ja, met die twee (het hof begrijpt [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ). We zijn naar Gouda gegaan en terug.
14.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Den Haag, d.d. 21 maart 2018 met nr. PL1500-2018015879-76. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 254-256):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:,
Ik, verbalisant, heb op 21 maart 2018 verdachte [betrokkene 1] gehoord. Ik deelde hem mede dat er een VW-sleutel was gevonden in een heuptasje, waarover hij, [betrokkene 1] , had verklaard dat hij dit tasje bij zijn aanhouding had afgedaan en in de auto van [verdachte] had gelegd. Ik hoorde hem daarop zeggen dat dit tasje zijn eigendom was.
Ik deelde hem mede dat de VW-sleutel bij controle paste op zijn VW Fox, die op ongeveer 200 meter van de plaats van de overval was aangetroffen.
15.
Proces-verbaal van verhoor aangever van de politie eenheid Den Haag, d.d. 18 januari 2018 met nr. PL1500-2018015879-32. Dit proces-verbaal met bijlagen houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz.. 148-153):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Wij hebben nog wat vragen voor u met betrekking tot uw aangifte.
O: Verbalisanten tonen de foto van persoon 1 (foto 1 op het bij gevoegde fotoblad)
A: reactie aangever: volgens mij was hij degene met het wapen. Hij had een muts op. Ik denk dat hij het was.
O: Verbalisanten tonen de foto van persoon 3 (foto 2 (het hof begrijpt: foto 3) op het bijgevoegde fotoblad).
A: Reactie aangever: Dat was die bolle die ik bedoelde. Hij had ook een muts op. Dus hij en nummer 1 zijn het geweest. Ik weet zeker dat het 1 en 3 waren.
Bijlagen: [Fotobladen verdachte 1 en verdachte 3]
16.
Een geschrift, zijnde een ID Staat (op basis van identificatie met biometrie), d.d. 17 januari 2018. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 65):
ID Staat (op basis van identificatie met biometrie)
(…)
Achternaam [betrokkene 1]
Voornamen [betrokkene 1]
(…)
17.
Een geschrift, zijnde een ID Staat (op basis van identificatie met biometrie), d.d. 17 januari 2018. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 96):
ID Staat (op basis van identificatie met biometrie)
(…)
Achternaam [betrokkene 2]
Voornamen [betrokkene 2]
(…)
18.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag, d.d. 17 januari 2018, nr; PL1500-2018015879-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 31-37):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik zag in het systeem dat het voertuig met kenteken [kenteken 1] op 15 januari 2017, omstreeks 23:30 uur, rijdend werd gezien in Capelle aan den IJssel, waarbij vier inzittenden zijn staande gehouden en zijn gecontroleerd. Ik zag vanuit deze mutatie dat de bestuurder bleek te zijn:
- [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1994). Ik zag vanuit de mutatie dat de bijrijder betrof:
- [betrokkene 2] (geboren op [geboortedatum] 1994).
Allen hadden meerdere antecedenten op vermogensdelicten en opium. [verdachte] en [betrokkene 2] zouden zelfs in het bezit zijn geweest van vuurwapens.”
3.3.
De aanvulling met bewijsmiddelen houdt voorts nog de volgende bewijsoverweging in:
“Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden afgeleid.
Op 17 januari 2018 maakte de aangever in de ochtend telefonisch een afspraak voor een ontmoeting in verband met een mogelijke aankoop door de aangever van een Macbook. Deze
ontmoeting zou om 14.00 uur plaatsvinden in Gouda. Rond dat tijdstip kwamen twee jongens in de afgesproken straat aanlopen, waarvan één de aangever aansprak en zei dat hij het graag op de hoek van de straat af wilde handelen. Daarop is de aangever met zijn bus naar het einde van de straat gereden. Vervolgens is de aangever tussen 14.20 uur en 14.26 uur door de twee mannen, onder bedreiging met een vuurwapen, beroofd van zijn telefoon en zijn autosleutel.
Ook op 17 januari 2018 ging de verdachte naar Gouda. De verdachte reed in een zwarte Audi. Ook de auto van [betrokkene 1] , een VW Fox, reed die dag naar Gouda. Daarbij kan het volgende tijdpad worden vastgesteld:
13.56 uur: De Audi en de VW Fox reden vanaf de Tjalklaan in Rotterdam de A20 op richting Gouda. Voorafgaand hieraan reden beide voertuigen binnen de gemeente Rotterdam over de Pelgrimstraat en de Tjalklaan achter elkaar aan.
14.21 uur: De Audi reed op de Bosweg in Gouda, stapvoets. De auto reed langs de Woudstraat, in de richting van de Jan Philipsweg.
14.23 uur: De Audi reed met normale snelheid, de Klimopstraat in.
14.25 uur: Een man liep vanaf de Woudstraat in de richting van de Bosweg en daarna in de richting van de Jan Philipsweg.
14.28 uur: De Audi reed vanuit de Jan Philipsweg over de Bosweg in de richting van de Walvisstraat, dit maal met hoge snelheid.
De straten waar de Audi in Gouda werd gezien bevinden zich in de nabijheid van de Klimopstraat.
14.47 uur: De Audi reed op de Vierhavenstraat in Rotterdam.
15.38 uur: De Audi stond stil op de Maashaven Oostzijde in Rotterdam. Op de bestuurdersplaats zat de verdachte, op de bijrijdersplaats [betrokkene 1] en achterin [betrokkene 2] . Zij werden aangehouden.
In de Audi werd in het portiervak van het rechterportier een telefoon aangetroffen, die van de aangever bleek te zijn.
De aangever herkende [betrokkene 2] en [betrokkene 1] als de mannen die hem hadden overvallen.
In de auto en bij de verdachten werden diverse telefoons aangetroffen. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hadden ieder twee telefoons bij zich. In de auto werd verder nog een zwarte Nokia aangetroffen en toen de verdachte uitstapte viel er een witte iPhone op de grond.
Op de dag van de overval werd door een telefoonnummer toegeschreven aan [betrokkene 1] om 12.07 uur contact gezocht met het telefoonnummer behorende bij de witte iPhone die bij het uitstappen van de verdachte op de grond was gevallen. Er vond geen gesprek plaats. Om 12.15 uur zocht het nummer van de witte iPhone contact met het nummer van [betrokkene 1] en vond er kennelijk een gesprek plaats.
Oordeel hof
Ten aanzien van de witte iPhone
De verdachte heeft zowel bij de politie als bij de rechtbank verklaard dat hij zijn telefoon, een witte iPhone, kwijt was. In hoger beroep verklaarde de verdachte dat hij deze thuis had gelaten. Gelet op deze wisselende verklaringen in samenhang met de omstandigheid dat er een witte iPhone op de grond viel toen de verdachte uitstapte, is het hof van oordeel dat deze witte iPhone moet hebben toebehoord aan de verdachte. Niet gesteld noch gebleken is dat iemand anders dan de verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] die dag de Audi heeft gebruikt en de iPhone daarin heeft achtergelaten. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ieder twee telefoons bij zich hadden en dat het niet aannemelijk is dat de verdachte geen telefoon bij zich had. Ten slotte is van belang dat de iPhone in ieder geval niet toebehoorde aan [betrokkene 1] gelet op het eerdere contact tussen het nummer van de iPhone en het nummer van [betrokkene 1] .
Ten aanzien van het medeplegen
Uit het hiervoor weergegeven tijdvak kan worden afgeleid dat de Audi waarin de verdachte reed slechts enkele minuten in Gouda is geweest en steeds is waargenomen in de nabijheid van de straat waar de overval heeft plaatsgevonden. Daarbij valt op dat de Audi aanvankelijk stapvoets reed en later met verhoogde snelheid in tegengestelde richting reed. Gelet op het tijdvak waarin de overval heeft plaatsgevonden, is aannemelijk dat het stapvoets rijden vóór dan wel tijdens de overval plaatsvond en het met verhoogde snelheid rijden daarna. Bij deze omstandigheden past niet de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij in Gouda was om een rondje te maken. Die verklaring acht het hof dan ook niet aannemelijk.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep in zijn verklaring aangegeven dat de medeverdachten zowel op de heen als de terugreis bij hem in de auto zaten. Gelet op de ARS gegevens met betrekking tot de auto van [betrokkene 1] , in samenhang met de aanwezigheid van de autosleutel in diens tasje en het aantreffen van deze auto in Gouda, is dat niet aannemelijk. Het met twee auto's naar Gouda rijden vraagt in het licht van de overige bewijsmiddelen om een verklaring van de verdachte, die hij kennelijk niet heeft willen geven.
De overval was kennelijk gepland. In de ochtend werd immers al een tijdstip afgesproken waarop de ontmoeting met de aangever zou plaatsvinden. Vervolgens vond er een telefoongesprek plaats tussen de verdachte en [betrokkene 1] waarna gezamenlijk richting Gouda werd gereden.
De verdachte is iets meer dan een uur na de overval aangetroffen in een auto waarin zich ook [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , de plegers, van de overval, bevonden. Ook de telefoon van de aangever was in deze auto aanwezig.
De verdachte kende [betrokkene 2] . Hij was twee dagen [1] eerder samen met hem gecontroleerd. Zowel [betrokkene 2] als de verdachte zouden eerder in het bezit zijn geweest van vuurwapens. [betrokkene 2] is ook degene die door de aangever is aangewezen als de man die in het bezit was van het vuurwapen.
Het hof stelt vast dat de verdachte kort na de overval is aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de overval duiden. Gelet op het met twee auto's naar Gouda rijden en het rijgedrag van de verdachte in de omgeving van de plaats waar de overval plaatsvond, gaat het hof ervan uit dat de verdachte heeft geweten dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] degene met wie een afspraak was gemaakt gingen overvallen. Het hof betrekt daarbij dat de verklaring van de verdachte, onder meer over de reis naar Gouda, de reden van zijn aanwezigheid daar en de eigendom van de in de auto aangetroffen iPhone, niet aannemelijk is.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte niet een van de twee overvallers was. Het hof ziet echter in de niet met de bewijsmiddelen overeenstemmende verklaringen van de verdachte aanleiding om aan te nemen dat zijn rol groter was dan die van een medeplichtige. Nu de verdachte geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn rol gaat het hof uit van medeplegen in de vorm van een samenwerkingsverband met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] dat was gericht op het overvallen van de aangever.
Dat [betrokkene 2] ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat de verdachte pas na de overval heeft gevraagd wat er aan de hand was, merkt het hof niet aan als een contra-indicatie, nu ook deze verklaring in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk is.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.”

4.Het eerste middel

4.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het voor medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld vereiste opzet.
4.2.
Door de raadsman van de verdachte is in hoger beroep blijkens de door hem overgelegde pleitnotities onder meer het volgende betoogd:
“Wat [verdachte] echter in Gouda heeft gedaan is zeer lastig om vast te stellen. Op de camerabeelden van de supermarkt in de straat nabij de plaats delict is de Audi A4 vlak voor het ongeval op beeld vastgelegd (14:21 uur). Blijkens het proces-verbaal van bevindingen zaten er twee personen in het voertuig: een bestuurder en daarnaast de bijrijder. Door het OM is aangevoerd dat [betrokkene 2] vermoedelijk met [verdachte] in de auto moest zitten, aangezien er twee personen waargenomen zijn in de Audi A4, terwijl [betrokkene 1] in zijn eigen auto (VW Fox) naar Gouda is gereden vanuit Rotterdam. Die aanname is erg kort door de bocht en volgt niet uit het dossier. Beide voertuigen zijn om 13:56 uur de oprit van de A20 richting Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda opgereden en de VW Fox is verder niet meer geregistreerd door camera’s in Gouda. Het voertuig is in ieder geval op enig moment geparkeerd in de Helmersstraat in Gouda. Dat is ongeveer twee straten verder dan de Bosweg. Om 14:21 uur is de Audi A4, met daarin de twee personen, te zien op de Bosweg richting de P.C. Hooftstraat. Het is derhalve heel goed denkbaar dat [betrokkene 1] zijn auto heeft verlaten om vervolgens met [betrokkene 2] in de Audi verder te rijden.
De foto’s van de camerabeelden, opgenomen op pagina’s 36 en 37 van het dossier, maken dat niet anders. Voor zover deze persoon al iets te maken zou hebben met de overval, is dit in elk geval niet [verdachte] . [verdachte] droeg ten tijde van zijn aanhouding immers een Canada Goose-jas zonder bontkraag. En voor zover aangevoerd wordt dat de bontkraag er (mogelijk) af zou zijn gehaald, wijs ik erop dat de bontkragen op Canada Goose-jassen veel dikker/breder zijn dan de bontkraag die op de jas gevestigd is van de persoon op de beelden.
(…)
Tijdens de aanhouding is [verdachte] de bestuurder van de Audi, zit [betrokkene 1] voorin op de bijrijdersstoel en zit [betrokkene 2] rechts achterin, terwijl eerder die dag blijkens de camerabeelden van de Plus om 14:21 uur [betrokkene 2] op de bijrijdersstoel wordt herkend. Telt u daar de omschrijving van de bestuurder van het voertuig door de opsporingsambtenaren bij op, dan is de meest logische verklaring hiervoor dat vanuit Gouda naar Rotterdam [betrokkene 1] de bestuurder is geweest met [betrokkene 2] als bijrijder. Waarschijnlijk zijn zij later weer gewisseld, omdat bij de
aanhouding natuurlijk [verdachte] de bestuurder was.
(…)
Zoals gezegd lijkt het eerder [betrokkene 1] te zijn geweest die is weggereden dan [verdachte] . Maar zelfs al zou uw Hof vaststellen dat het [verdachte] is geweest, dan nog is het de vraag wat dit zegt.
Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat de auto als vluchtauto is gebruikt. De enige reden waarom de rechtbank dit heeft geconcludeerd is omdat de auto met ‘hoge snelheid’ zou zijn weggereden. Op zich klopt het dat verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] concluderen dat het voertuig met hoge snelheid reed, maar de vraag is wat dit betekent? Wat voor de ene verbalisant een hoge snelheid is zal door een andere verbalisant zo maar weer als een gemiddelde snelheid kunnen worden gezien. Een objectieve meting is er in ieder geval niet, terwijl ook geen schatting is gemaakt hoe hard er dan zou zijn gereden. Dat een en ander subjectief is blijkt wel uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] die dezelfde beelden uitkijkt. Hij concludeert namelijk dat er met ‘verhoogde snelheid’ werd gereden. Wat dat overigens betekent blijft eveneens vaag. Het is hoe dan ook een te summiere en onduidelijke indicatie om hier, als uiterlijke verschijningsvorm, uit af te leiden dat er gevlucht werd. Dat geldt zeker nu [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij naar de auto is gelopen en dus niet dat hij met de auto is opgepikt.
(…)
Over wat er in de auto is besproken zegt alleen de verklaring van [betrokkene 2] bij de rhc wat. Hij verklaart allereerst dat [verdachte] geen wetenschap had dat er een overval gepleegd zou gaan worden. Er is niet over gesproken en [betrokkene 2] heeft zijn plan niet met hem gedeeld. Ook na de overval is er in de auto niet gesproken over wat er was voorgevallen.
(…)
Ik verzoek u dan ook [verdachte] vrij te spreken.”
4.3.
In de toelichting op het middel wordt geklaagd dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte op de hoogte was van het voornemen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] om aangever [benadeelde] te beroven van zijn iPhone en autosleutel (of andere goederen) en daarop ook zelf opzet had. Het hof heeft niet vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die een afspraak met de aangever heeft gemaakt, terwijl evenmin blijkt wat de inhoud van het telefoongesprek tussen [betrokkene 1] en de verdachte is geweest voordat naar Gouda werd gereden (ervan uitgaande dat de verdachte de witte iPhone gebruikte zoals het hof heeft vastgesteld). Volgens de steller van het middel is het oordeel van het hof dat de verdachte heeft geweten dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] degene met wie de afspraak was gemaakt gingen overvallen, niet naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed, althans is dat oordeel niet voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Het na de overval aangetroffen worden samen met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en in aanwezigheid van de telefoon en autosleutel van aangever [benadeelde] zegt immers niets, althans onvoldoende, over de voor de bewezenverklaring van het (dubbel) opzet benodigde voorafgaande wetenschap van het feit dat een overval gepleegd zou worden en wetenschap op het moment dat die overval werd uitgevoerd (waar de verdachte evident niet bij aanwezig was). Ook zou het hof in het midden hebben gelaten of het stapvoets rijden vóór of tijdens de overval plaatsvond, terwijl de raadsman van de verdachte erop heeft gewezen dat op dat moment (14:21 uur) [betrokkene 2] als bijrijder in de auto wordt herkend en dat de overval toen dus nog niet was aangevangen. In cassatie zou daarom van de juistheid van die door de raadsman geopperde vaststelling moeten worden uitgegaan. Dit zou in ieder geval onbegrijpelijk maken dat het stapvoets rijden
tijdensde overval plaatsvond, terwijl van die omstandigheid eerder gezegd kan worden dat daaraan een voorafgaande afspraak ten grondslag moet hebben gelegen waaruit opzet c.q. wetenschap kan worden afgeleid, dan bij stapvoets rijden voorafgaand aan het plegen van een strafbaar feit. Verder zou de vaststelling dat 2 minuten na het stapvoets rijden op normale snelheid de Klimopstraat werd ingereden afbreuk doen aan het toekennen van bewijswaarde aan het rijgedrag voor de invulling van de wetenschap c.q. het opzet van de verdachte op het gronddelict. Het meewegen van het uitblijven van een verklaring van de verdachte bij de vraag of de verdachte opzet had op de diefstal met geweld en bedreiging met geweld, zou in het licht van het voorgaande eveneens onbegrijpelijk zijn.
4.4.
Het hof heeft vastgesteld dat de aangever op 17 januari 2018 in de ochtend telefonisch een afspraak voor een ontmoeting maakt in verband met een mogelijke aankoop door aangever van een Macbook. Deze ontmoeting zou om 14 uur plaatsvinden in Gouda. Rond 14 uur komen twee jongens in de met de aangever afgesproken straat aanlopen; één van hen spreekt de aangever aan en zegt dat hij het graag op de hoek van de straat wil afhandelen, waarop aangever met zijn bus naar het einde van de straat is gereden. De aangever is vervolgens tussen 14.20 uur en 14.26 uur door de twee mannen, onder bedreiging met een vuurwapen, beroofd van zijn telefoon en zijn autosleutel.
4.5.
Ook heeft het hof vastgesteld dat de verdachte op 17 januari 2018 in een zwarte Audi naar Gouda is gegaan en de medeverdachte [betrokkene 1] ook die dag in een VW Fox naar Gouda is gereden. Met wie medeverdachte Cabral [betrokkene 2] is meegereden is niet vastgesteld. Wel heeft de verdachte verklaard dat hij met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] naar Gouda is gegaan. Het tijdpad is als volgt geweest. Om 13.56 uur rijden beide auto’s - die binnen de gemeente Rotterdam over de Pelgrimstraat en de Tjalklaan reeds achter elkaar aan reden - vanaf de Tjalklaan in Rotterdam de A20 op richting Gouda. Om 14.21 uur rijdt de Audi stapvoets op de bosweg in Gouda, vervolgens langs de Woudstraat in de richting van de Jan Philipsweg. Om 14.23 uur rijdt de Audi met normale snelheid de Klimopstraat in. Om 14.25 uur loopt een man vanaf de Woudstraat in de richting van de Bosweg en daarna in de richting van de Jan Philipsweg. Om 14.28 uur rijdt de Audi, ditmaal met hoge snelheid, vanuit de Jan Philipsweg over de Bosweg in de richting van de Walvisstraat. De straten waar de Audi wordt gezien bevinden zich in de nabijheid van de Klimopstraat (plaats delict). Om 14.47 uur rijdt de Audi op de Vierhavenstraat in Rotterdam. Om 15.38 uur staat de Audi stil op de Maashaven Oostzijde in Rotterdam. Op de bestuurdersplaats zit de verdachte, op de bijrijdersplaats [betrokkene 1] en achterin [betrokkene 2] . Zij worden aangehouden en in de Audi wordt in het portiervak van het rechterportier een telefoon aangetroffen die van de aangever blijkt te zijn. Nadien worden de medeverdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] door de aangever herkend als de mannen die hem hebben overvallen ( [betrokkene 2] als de persoon met het vuurwapen). De VW Fox wordt op ongeveer 200 meter van de plaats van de overval aangetroffen. Bij de aanhouding van de verdachten is in de Audi een heuptasje met daarin de sleutel van genoemde VW Fox aangetroffen. Medeverdachte [betrokkene 1] heeft verklaard dat dit heuptasje zijn eigendom is.
4.6.
Ten tijde van de aanhouding van de verdachten worden in de Audi diverse telefoons aangetroffen. De medeverdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hadden ieder twee telefoons bij zich. Ook werd in deze auto nog een zwarte Nokia aangetroffen en bij het uitstappen van de verdachte uit de auto viel er een witte iPhone op de grond. Op 17 januari 2018 werd door een telefoonnummer toegeschreven aan [betrokkene 1] om 12.07 uur contact gezocht met het telefoonnummer behorende bij genoemde witte iPhone. Er vond geen gesprek plaats. Om 12.15 uur zocht het nummer van de witte iPhone contact met het nummer van [betrokkene 1] en vond er kennelijk een gesprek plaats. Het hof stelt vast dat deze witte iPhone aan de verdachte moet hebben toebehoord. Die vaststelling wordt in cassatie niet betwist.
4.7.
Het hof heeft overwogen dat de Audi waarin de verdachte reed slechts enkele minuten in Gouda is geweest en steeds is waargenomen in de nabijheid van de straat waar de overval heeft plaatsgevonden (Klimopstraat). Ook heeft het Hof overwogen dat de Audi aanvankelijk stapvoets reed en later met verhoogde snelheid in tegengestelde richting reed. Het hof oordeelt op basis van deze vaststellingen, in combinatie met het tijdvak waarin de overal heeft plaatsgevonden, dat het aannemelijk is dat het stapvoets rijden vóór dan wel tijdens de overval plaatsvond en het met verhoogde snelheid daarna. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat is vastgesteld dat de overval tussen 14.20 uur en 14.26 uur heeft plaatsgevonden en de Audi om 14.21 uur stapvoets in de nabijheid van de plaats delict is gezien, de Audi om 14.23 uur met normale snelheid in de straat waar de overval plaatsvond reed en de Audi om 14.28 uur met hoge snelheid in de nabijheid van de plaats delict reed. Anders dan de steller van het middel betoogt, heeft het hof derhalve niet in het midden gelaten of het stapvoets rijden vóór of tijdens de overval plaatsvond. Voor zover het middel daarover klaagt, faalt het.
4.8.
Dat het in het onderhavige geval kennelijk om een geplande overval gaat leidt het hof af uit de omstandigheid dat in de ochtend (omstreeks 10.30 uur) al een tijdstip was afgesproken waarop de ontmoeting met de aangever zou plaatsvinden (14.00 uur in Gouda), dat er als gezegd om 12.15 uur met de telefoon van de verdachte - in cassatie niet betwist - naar de telefoon van medeverdachte [betrokkene 1] is gebeld en er rond 13.56 uur met twee auto’s vanuit Rotterdam gezamenlijk naar Gouda wordt gereden. De wetenschap bij de verdachte van de overval leidt het hof in het bijzonder af uit het met twee auto’s naar Gouda rijden en eerdergenoemd rijgedrag van de verdachte in de omgeving van de plaats delict, waarbij het hof in aanmerking neemt dat de verklaring van de verdachte over de reis naar Gouda (medeverdachten zaten op de heen-en terugreis bij hem in de auto), de reden van zijn aanwezigheid daar (in Gouda aanwezig om een rondje te maken) en de eigendom van de in de auto aangetroffen iPhone (eigen witte iPhone kwijt resp. thuis gelaten) niet aannemelijk is.
4.9.
Wat betreft de betrokkenheid van de verdachte bij de overval heeft het hof voorts vastgesteld dat de verdachte iets meer dan een uur na de overval is aangetroffen in een auto waarin zich de plegers van de overval en de bij de overval buitgemaakte telefoon bevonden. Volgens het hof duiden deze omstandigheden op betrokkenheid bij de overval.
4.10.
Het oordeel van het hof dat het kennelijk om een geplande overval zou gaan is gelet op grond van voornoemde vaststellingen niet onbegrijpelijk en ook toereikend gemotiveerd. In zoverre faalt het eerste middel. Of de betrokkenheid van de verdachte daarbij de vorm aan heeft genomen van het medeplegen is daarmee nog niet uitgemaakt. Daarover gaat het tweede middel.

5.Het tweede middel

5.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen ook overigens ontoereikend is gemotiveerd.
5.2.
In de toelichting op het middel wordt geklaagd dat een bijdrage van de verdachte geleverd tijdens het begaan van de overval, een uitvoeringshandeling van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld, dan wel een andere bijdrage die maakt dat van een gezamenlijke uitvoering door de drie verdachten kan worden gesproken, niet uit de bewijsvoering kan volgen. Door de steller van het middel wordt het in verband met het eerste middel aangevoerde over het door het hof in het midden laten of het stapvoets rijden vóór of tijdens de overval plaatsvond, herhaald. Uit de gebezigde bewijsmiddelen zou ook niet blijken van een grote(re) rol van de verdachte in de voorbereiding en wat die rol dan zou zijn.
5.3.
De onderhavige zaak doet qua feitencomplex denken aan de casus die speelde in het arrest van de Hoge Raad van 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:967. In die zaak was het hof ook uitgegaan van een vooraf voor alle deelnemers duidelijk plan om inbraken te gaan plegen en had het hof vastgesteld dat de verdachte met dat doel een auto had geleend en tezamen met drie medeverdachten in die auto vanuit Den Haag naar Friesland was gereden, dat zij telkens in elkaars gezelschap hadden verkeerd en dat de verdachte na de gepleegde inbraken tezamen met de drie medeverdachten in de auto, met daarin de buit van beide inbraken en inbrekerswerktuig dat bij één van de inbraken is gebruikt, is teruggereden naar Den Haag. Ook had het hof kennelijk in zijn oordeel betrokken dat namens de verdachte geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen waren aangevoerd. Uit de bewijsconstructie in die zaak volgde niet zonder meer dat de wegnemingshandelingen ten aanzien van feit 1 door vier personen waren begaan. Op de camerabeelden waren enkel de drie medeverdachten te zien. Volgens het hof stond die omstandigheid aan het aannemen van medeplegen niet in de weg. De Hoge Raad liet het oordeel van het hof in stand, waarbij de omstandigheid dat een van de medeverdachten had verklaard dat zij telkens in elkaars gezelschap hadden verkeerd mijns inziens een belangrijke rol speelde.
5.4.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [2]
5.5.
Anders dan in de onder 5.3 genoemde zaak staat in de onderhavige zaak vast dat de verdachte niet bij de overval zelf aanwezig is geweest. De verdachte reed volgens de vaststellingen van het hof immers voorafgaand dan wel tijdens de door de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] gepleegde overval (kennelijk volgens gemaakte afspraken) met de Audi rond in de nabijheid van de straat waar de overval plaatsvond. Hoewel een dergelijke handeling met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht, gaat het hof uit van een samenwerkingsverband van de verdachte met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , welk samenwerkingsverband was gericht op het overvallen van de aangever. Het hof oordeelt vervolgens op basis van de door de verdachte afgelegde - met de bewijsmiddelen tegenstrijdige - verklaringen, dat de rol van de verdachte groter was dan die van een medeplichtige, terwijl de door de verdediging opgeworpen contra-indicatie voor medeplegen (medeverdachte [betrokkene 2] heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat de verdachte pas na de overval heeft gevraagd wat er aan de hand was) in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen als niet aannemelijk wordt beoordeeld.
5.6.
De met de bewijsmiddelen tegenstrijdige verklaringen waar het hof naar verwijst betreffen de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat de medeverdachten zowel op de heen-als de terugreis bij hem in de auto zaten en dat hij in Gouda was om een rondje te maken en de door de verdachte zowel bij de politie als bij de rechtbank afgelegde verklaring dat hij zijn telefoon, een witte iPhone, kwijt was respectievelijk zijn in hoger beroep afgelegde verklaring dat hij deze telefoon thuis had gelaten. Volgens het hof zou uit deze verklaringen een grotere rol dan die van een medeplichtige volgen. Dat oordeel is, tegen de achtergrond van het onder 5.3 genoemde arrest, mijns inziens niet zonder meer begrijpelijk. In genoemde zaak gingen de verdachten met één auto naar de plaats delict en is vastgesteld dat de verdachte telkens in het gezelschap van de medeverdachten had verkeerd en zij na de diefstal gezamenlijk zijn teruggereden. In het onderhavige geval zijn de verdachte en de medeverdachten in twee auto’s naar de plaats delict gereden en is de verdachte, terwijl de medeverdachten op dat moment de aangever overvielen, in de buurt van de plaats delict blijven rondrijden en zijn zij nadien gezamenlijk in de auto waarin de verdachte reed naar Rotterdam teruggekeerd. Dat de verdachte zelf geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn rol maakt het voorgaande mijns inziens niet anders.
5.7.
In zijn algemeenheid kan de procesopstelling van de verdachte wel een rol spelen bij het aannemen van de deelnemingsvorm medeplegen, met name in de verhouding tot medeplichtigheid. In HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 overwoog de Hoge Raad:
4.2.3. In een geval als het onderhavige kan met betrekking tot de toedracht van de diefstal wel worden vastgesteld dat deze door "verenigde personen" is begaan, maar kan niet direct worden vastgesteld door wie precies. Indien in een dergelijk geval de verdachte zelf kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijk verklaring van de verdachte zoals hiervoor onder 4.2.2 bedoeld, van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.”
5.8.
Dit uitgangspunt is echter vatbaar voor contra-indicaties. Als daarvan geen sprake is kan de geciteerde hoofdregel gelden, aldus de HR (nog steeds) in 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:967. Hij overwoog aldus:
“2.3.2 Hetgeen hiervoor onder 2.3.1 is weergegeven, kan ook van belang zijn in een geval als het onderhavige waarin weliswaar met betrekking tot de toedracht van de diefstal niet is vastgesteld dat deze door medeplegers is begaan, maar dat zich wel kenmerkt door de omstandigheid dat kort na de diefstal de verdachte met een ander of anderen wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan (zoals wel het geval was in HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1319).”
5.9.
In het arrest HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1319, waarnaar de Hoge Raad verwijst, leidde de aanwezigheid van een dergelijke contra-indicatie dus tot het oordeel dat de bewezenverklaring van het medeplegen door het hof ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad overwoog als volgt:
“4.2. De door het Hof blijkens zijn bewijsoverweging in aanmerking genomen feiten en omstandigheden zijn niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte de diefstallen heeft medegepleegd, mede in aanmerking genomen dat uit de bewijsmiddelen volgt dat door de bewoner van de woning voorafgaand aan de diefstallen een zwarte auto met daarin drie jongens met een Marokkaans uiterlijk in zijn straat is gezien en getuige [betrokkene 3] heeft gezien dat drie mannen van vermoedelijk Noord-Afrikaanse/Marokkaanse afkomst via het slaapkamerraam de woning verlieten, terwijl de verdachte zeer donker getint dan wel negroïde is en de verdachte direct na de strafbare feiten als bijrijder in een auto zat met drie medeverdachten die wel aan het signalement voldeden. De bewezenverklaring is dus in zoverre ontoereikend gemotiveerd.”
5.10.
Ik meen dat in de onderhavige zaak van een vergelijkbare contra-indicatie sprake is, nu het hof uitdrukkelijk heeft vastgesteld dat de verdachte niet een van de twee (daadwerkelijke) overvallers is geweest. Onder die omstandigheden gaat de regel uit het daarvoor geciteerde arrest van dezelfde datum, ECLI:NL:HR:2016:1315 niet op.
5.11.
Het eerste middel faalt maar het tweede middel slaagt.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Bewijsmiddel 18 houdt in dat deze controle op 15 januari 2017 plaats had.
2.O.a. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.