ECLI:NL:PHR:2022:1061
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in cassatie wegens het niet indienen van middelen van cassatie
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep. De verdachte, geboren in 1978, was eerder door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot 120 uren taakstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, wegens medeplegen van valsheid in geschrift. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte, maar er is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de gestelde termijn van twee maanden na de betekening van de aanzegging. Dit is een vereiste volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De aanzegging is op 4 maart 2022 betekend op het adres van de verdachte, waar hij sinds 1998 ingeschreven staat. Aangezien de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig een schriftuur in te dienen, kan hij niet in het cassatieberoep worden ontvangen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep. Deze zaak heeft samenhang met andere zaken, genummerd 21/01944, 21/02051 en 21/05032, waarin ook conclusies worden getrokken.