ECLI:NL:PHR:2021:978

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
21/01299
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op hond in verband met verdenking van dierenmishandeling door ex-partner

In deze zaak gaat het om een klaagschrift van de klaagster, die teruggave van haar hond verzoekt. De hond was in beslag genomen op 2 februari 2021, nadat de klaagster ruzie had gehad met haar ex-partner, die haar hond mishandelde. De officier van justitie heeft verzocht om verbeurdverklaring van de hond in de strafzaak tegen de ex-partner, die inmiddels onherroepelijk is geworden. De rechtbank Noord-Holland heeft het klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard, omdat de hond niet veilig is zolang de klaagster samenwoont met haar ex-partner. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het klaagschrift moet worden opgevat als een klaagschrift op basis van artikel 552b Sv, en dat de zaak moet worden verwezen naar het bevoegde gerecht voor verdere behandeling. De conclusie van de procureur-generaal is dat de klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep, omdat het beslag op de hond inmiddels is beëindigd door de verbeurdverklaring in de strafzaak tegen de ex-partner.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/01299 B
Zitting7 september 2021
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de klaagster.

1.Het cassatieberoep

1.1.
Bij beschikking van 15 maart 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, het op grond van art. 552a Sv ingediende klaagschrift van de klaagster, strekkende tot opheffing van het beslag en tot teruggave aan klaagster van een hond, ongegrond verklaard.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster. Mr. R.J. Baumgardt, mr. P. van Dongen en mr. S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.

2.De feiten

2.1.
De hond, een witte Amerikaanse Stafford, geheten [hond] , is op 2 februari 2021 onder klaagster inbeslaggenomen. Een paar dagen daarvoor had klaagster ruzie met haar ex, [betrokkene 1] . Klaagster is daarbij mishandeld. Haar hond [hond] wilde klaagster tegen haar ex beschermen en viel hem aan. De hond is daarop door haar ex geschopt. Volgens klaagster heeft haar ex haar hond al eerder mishandeld. Als zij ruzie met hem heeft, reageert haar hond daarop. De officier van justitie wil dat de hond wordt verbeurd verklaard in de tegen de ex aanhangig gemaakte strafzaak ter zake van dierenmishandeling. Zolang klaagster samenwoont met haar ex is de hond volgens de officier van justitie niet veilig. Daarom verzet hij zich tegen teruggave van de hond aan klaagster.
2.2.
De raadkamer heeft in de bestreden beschikking onder meer overwogen:
“Uit het verhandelde in raadkamer blijkt dat klaagster haar huis nog steeds deelt met de persoon die haar hond heeft mishandeld. Daarnaast blijkt uit de stukken in het dossier dat de mishandeling een niet op zichzelf staand incident betreft. Gelet op het voorgaande is het niet hoogst onwaarschijnlijk (…) dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen hond zal verbeurd verklaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.”

3.De ontvankelijkheid van het cassatieberoep

Een medewerker dossierbehandeling van de Hoge Raad heeft bij de strafgriffie van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, geïnformeerd naar het verloop van de tegen [betrokkene 1] aangespannen strafzaak. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de politierechter op 21 juli 2021 [betrokkene 1] heeft veroordeeld voor overtreding van art. 2.1 lid 1 van de Wet dieren. De politierechter heeft in het vonnis onder meer de verbeurdverklaring van de hond gelast. Tegen de uitspraak van de politierechter is geen hoger beroep ingesteld. De uitspraak is hierdoor onherroepelijk geworden. Daarmee is het beslag beëindigd en kan klaagster niet in het cassatieberoep worden ontvangen. (vgl. HR 27 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8757).

4.Slotsom

Deze conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van klaagster in haar beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv-AG