Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.Het middel
adres I). [5] De politie vermoedt al direct dat het ID-bewijs vals is, hetgeen later wordt bevestigd in een proces-verbaal van 18 november 2010 van het Team Forensische Opsporing. [6] In zijn eerste verhoor op 17 augustus 2010 om 12:45 uur verklaart de verdachte onder de naam [betrokkene 1] : “Ik woon op het adres dat ik heb opgegeven.” [7] Volgens het van dat verhoor opgemaakte proces-verbaal is dat opgegeven adres [a-straat 1] [plaats] . [8] In een volgend verhoor later op die dag (17 augustus 2010 om 17:30 uur) verklaart de verdachte: “Ik woon in België.” [9] Negen dagen daarna, op 26 augustus 2010, verklaart de verdachte dat zijn echte naam is [verdachte] en dan zegt hij: “Ik ben dakloos. Zonder vaste woon– of verblijfplaats.” [10] In een verhoor van 10 september 2010 herhaalt de verdachte die laatste naam als zijnde zijn echte naam en ook verklaart hij dan: “Ik sta nergens ingeschreven, ook niet in Polen.” [11] Uit het politiedossier kan worden afgeleid dat de echte naam van de verdachte inderdaad [verdachte] is.
postadres in Polen op. De griffier noteert [b-straat 1] , [plaats] en neemt dit adres als postadres op in het kopje van het proces-verbaal van die terechtzitting. Dat is éénmalig. Daarna keert dit postadres, waarvan de schrijfwijze strikt genomen is [b-straat 1] , [plaats] [12] (hierna:
adres II), in geen enkel zittingsproces-verbaal of ander op de verdachte betrekking hebben stuk terug. [13] Nadat de zaak op 13 december 2011 door de rechtbank inhoudelijk is behandeld en de officier van justitie tegen de onderhavige verdachte onder meer een gevangenisstraf heeft geëist van vijf jaren, gelast de rechtbank twee dagen na de zitting, op 15 december 2011, de opheffing van de voorlopige hechtenis. Die beslissing wordt op 16 december 2011 in persoon aan de verdachte in het huis van bewaring in Arnhem uitgereikt. Boven de aan de verdachte in persoon uitgereikte beslissing van de rechtbank én op de door de verdachte ondertekende akte van uitreiking prijkt de naam [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] en
adres I. Bij vonnis van 27 december 2011 wordt de verdachte door de rechtbank integraal vrijgesproken. In de kop van het vonnis staan als personalia van de verdachte vermeld: [verdachte] (alias [betrokkene 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
adres I. Dit adres heeft de rechtbank nimmer in een kop van één van de zeven processen-verbaal van de terechtzitting opgenomen en evenmin in haar eindvonnis. Het openbaar ministerie daarentegen heeft
adres Ivan begin af aan de verdachte gekoppeld. Het adres is, zoals hiervoor onder 3.1 is vermeld, afkomstig van de bij de verdachte aangetroffen valse ID-card op naam van [betrokkene 1] . In het computersysteem van het openbaar ministerie is op enig moment wel de naam (en de geboortedatum en geboorteplaats) van de verdachte gewijzigd van [betrokkene 1] (geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] ) in [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , maar zijn de adresgegevens (van [betrokkene 1] ) ongewijzigd gebleven, hoewel de verdachte zelf heeft verklaard dat hij nergens is ingeschreven, ook niet in Polen. Hoe het ook zij, vanaf het moment dat de voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven en hij niet meer op zijn detentieadres kon worden bereikt, hebben de justitiële autoriteiten uitsluitend nog gewerkt met
adres Ién het gegeven dat de verdachte niet over een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland beschikt.
4.De aan de Hoge Raad toegezonden stukken
adres II.
adres I. Dit adres is ook als woonadres van de verdachte opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 november 2013 en in het arrest van het hof van 10 december 2013.
adres I.
5.Bespreking van het middel
adres Ien
adres II.
per gewone postnaar
adres Ien
adres IIis verzonden. Maar daarmee is niet nog gezegd dat het middel slaagt.
adres I) met het verzoek deze
via de juiste instantieste laten betekenen voor de zitting van 26 november 2013. Deze wijze van uitreiken van een gerechtelijke mededeling wordt in art. 588 lid 2 (oud) Sv náást de rechtstreekse verzending per gewone post als gelijkwaardig alternatief genoemd. Voor zover in het middel wordt geklaagd dat uit de stukken niet blijkt dat de dagvaarding overeenkomstig het bepaalde in art. 588 lid 2 (oud) Sv naar
adres IIis verzonden, mist het dus feitelijke grondslag. Volledigheidshalve voeg ik hier nog aan toe dat uit de stukken niet het ernstige vermoeden rijst dat de Poolse autoriteiten geen uitvoering hebben gegeven aan het rechtshulpverzoek. Als dat wel zo zou zijn had het hof het onderzoek ter terechtzitting dienen te schorsen.
adres II. In het proces-verbaal van die zitting is te lezen dat de verdachte dit adres heeft opgegeven als postadres. Voor zover het middel uit gaat van de opvatting dat (een afschrift van) de dagvaarding naar dit postadres in Polen had moeten worden verzonden, faalt het omdat die opvatting geen steun vindt in de geldende regelgeving. Uitsluitend aan in Nederland gelegen postadressen dienen afschriften van gerechtelijke mededelingen te worden verzonden. De tekst van art. 588a (oud) Sv en de wetsgeschiedenis laten over de limitatief bedoelde opsomming van art. 588a lid 1 (oud) Sv geen misverstand bestaan.