“Beoordelingskaders
Medeplegen
Voor het bewijs van medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat bewijs kan alleen worden aangenomen als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking komt onder meer betekenis toe aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, zolang de bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit maar van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger kan ook zijn geleverd door verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. In uitzonderlijke gevallen kan de bijdrage van de medepleger in hoofdzaak vóór of na het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
[…]
Overwegingen met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde
Standpunt van het Openbaar MinisterieDe advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld ter zake van subsidiair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde bepleit, omdat bewijs ontbreekt dat de verdachte enige wetenschap had omtrent de aard, de inhoud, de bedoeling of het land van herkomst van het pakket dan wel anderszins in de fase voorafgaand aan de zending of daarbij achteraf betrokken is geweest. De eerdere zendingen, die de rechtbank bij haar oordeel heeft betrokken, vormen geen solide basis om aan te nemen dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de invoer van cocaïne. Ook heeft de raadsman erop gewezen dat bewijs ontbreekt dat de verdachte een afleveradres ter beschikking heeft gesteld. Uit het dossier kan slechts worden afgeleid dat de verdachte is gevraagd een pakket te onderscheppen dat aan de buurvrouw was geadresseerd, hetgeen onvoldoende bewijs voor de bevordering van de invoer van cocaïne oplevert. Een dergelijke gedraging duidt hoogstens op medeplichtigheid, maar dat is niet ten laste gelegd, aldus de raadsman.
Overwegingen en oordeel van het hofHet hof zal een mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij eerdere zendingen buiten beschouwing laten. De verdachte heeft daarom geen belang bij een bespreking van hetgeen door de raadsman daarover naar voren is gebracht. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op 8 september 2015 heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 4] erop geattendeerd dat 28 september 2015 ‘een topdag’ is, omdat er die dag niet veel douaneambtenaren dienst hebben, zodat hij en [medeverdachte 3] gemakkelijk met zijn tweeën de controle bij DHL zouden kunnen doen.
Op 9 september 2015 heeft [medeverdachte 1] [verdachte] ontmoet op of nabij het adres [a-straat 2] te [plaats] . Op dat adres, waar [verdachte] elke week een aantal keer kwam, woonden de ex-partner van [verdachte] en hun dochter.
Tijdens de doorzoeking van de door [medeverdachte 4] gebruikte auto is op 10 november 2015 een notitie aangetroffen met daarop de gegevens: “ [betrokkene 2] , [a-straat 1] [plaats] ”. Op dat naast [a-straat 2] gelegen adres woonde alleen [betrokkene 2] .
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben geregeld dat zij op 28 september 2015 als douaneambtenaren dienst hadden bij DHL op Schiphol Oost en stonden die dag daar klaar om, in het geval de hierna genoemde zending door de Douane/Belastingdienst voor controle zou zijn geselecteerd, deze niet aan een deugdelijke controle te onderwerpen en door te laten. Zij hebben daarvoor van [medeverdachte 4] geld gekregen. Op 28 september 2015 is door DHL om 11:52 uur op het adres [a-straat 1] [plaats] afgeleverd een op 24 september 2015 vanuit Venezuela verzonden pakket van 3.59 kilogram. Als gegevens van de verzender waren bekend “Centro Cultural Lirerias Del Sur” en de inhoud zou volgens de vrachtbrief “Boeken (libros)” betreffen. Als ontvanger stond vermeld “ [betrokkene 2] , [a-straat 1] [plaats] ”. Uit van de Douane ontvangen gegevens volgt dat deze zending niet voor controle is geselecteerd en rechtstreeks door DHL bij de ontvanger is afgeleverd. Uit de administratie van DHL blijkt dat op 25 september 2015 melding is gedaan van een beschadiging. DHL Venezuela laat na een dergelijke melding een Engels- en Spaanstalige brief achter in de zending.
Voor ontvangst van deze zending is getekend door “ [betrokkene 2] ”. [betrokkene 2] heeft als getuige verklaard dat zij de handtekening niet herkend als de hare en dat zij nooit een pakket uit Venezuela in ontvangst heeft genomen. Zij was op 28 september 2015 tot 16 à 17 uur niet thuis. [verdachte] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij wist dat er een pakketje zou komen, dat naar hem zou worden verzonden en dat hij de zending op 28 september 2015 van DHL in ontvangst heeft genomen.
Op 28 september 2015 om 11:53 uur heeft [verdachte] [medeverdachte 1] een bericht gestuurd met de tekst ‘kom je langs’, waarop [medeverdachte 1] direct bevestigend heeft geantwoord. Op 29 september 2015 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] elkaar ontmoet en hebben zij - kennelijk met betrekking tot voormelde zending - hun teleurstelling gedeeld over het feit dat, terwijl ‘alles klaar stond’ ‘het er niet in zat’ bij ‘deze uit Venezuela’. [medeverdachte 4] heeft op 30 september 2015 met [medeverdachte 2] uitgebreid van gedachten gewisseld over de Engels- en Spaanstalige brief van DHL, die [medeverdachte 4] in het pakket met boeken en stukgesneden materiaal had aangetroffen. Uit deze gesprekken volgt dat zij er vanuit gingen dat in de voormelde zending ongeveer twee of drie kilogram cocaïne zou zitten. Ook volgt uit die gesprekken dat [medeverdachte 2] wist dat de zending kwam en dat hij en [medeverdachte 4] het erover eens waren dat er voor hetgeen door hen was gedaan van de zijde van de cocaïne verzendende en/of afnemende personen een vergoeding op tafel moest komen. Ook komt in deze gesprekken de vraag naar voren, of [medeverdachte 2] de brief van DHL wilde hebben om deze aan [medeverdachte 3] te kunnen tonen, zodat laatstgenoemde niet zou hoeven te denken dat zij genept werd wat betreft de nadere vergoeding voor een succesvol ingevoerde hoeveelheid cocaïne.
Naar het oordeel van het hof kan het gelet op de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de verdachte op 28 september 2015 de zending in ontvangst heeft genomen niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat zich daarin smokkelwaar zou bevinden en dat hij aldus daarbij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die smokkelwaar cocaïne zou betreffen. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte:
- kennelijk is ingegaan op het verzoek van [medeverdachte 1] om voor hem een pakketzending te ontvangen;
- daartoe niet zijn eigen adres, maar dat van de alleenwonende (en overdag werkende) buurvrouw van zijn ex-partner heeft opgegeven: een adres waarmee hij zelf niet direct in verband zou worden gebracht, maar waar hij wel de in ontvangstneming van de zending zou kunnen controleren;
- op 28 september 2015 op de uitkijk en klaar moet hebben gestaan om de bezorger van de zending te kunnen onderscheppen, zodra hij of zij de zending aan het voormelde adres zou aanbieden;
- op 28 september 2015 de bezorger van de zending heeft opgewacht, zich tegenover deze heeft voorgedaan als de geadresseerde en de zending in ontvangst heeft genomen;
- direct na ontvangst van de zending een afspraak heeft gemaakt met [medeverdachte 1] teneinde elkaar te ontmoeten en het pakket aan deze over te dragen.
Dat de verdachte niet zou hebben geweten uit welk land de zending afkomstig was, doet niet af aan het voorgaande.
De verdachte heeft, met de hiervoor beschreven gedragingen, zich en (een) ander(en) inlichtingen en gelegenheid getracht te verschaffen om de invoer van cocaïne voor te bereiden en te bevorderen. Anders dan de raadsman lijkt te betogen, is aan de verdachte (subsidiair) geen medeplegen van de invoer tenlastegelegd, maar het medeplegen van voorbereidingshandelingen. Door zijn gedragingen heeft de verdachte zich en anderen inlichtingen en gelegenheid getracht te verschaffen ter voorbereiding en bevorderen de invoer van cocaïne. Deze gedragingen zijn door de wetgever zelfstandig strafbaar gesteld. De verdachte heeft de gedragingen samen en in vereniging met anderen verricht, zodat ook het medeplegen van die voorbereidingshandelingen bewezen kan worden.”