ECLI:NL:PHR:2021:712
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en terugwijzing van arrest wegens schending van het aanwezigheidsrecht in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die niet-ontvankelijk was verklaard door het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was bij verstek veroordeeld op basis van een vonnis van de kantonrechter. Het cassatieberoep werd ingesteld door de raadsman van de verdachte, mr. H. Bakker, die aanvoerde dat het hof ten onrechte verstek had verleend, omdat er geen bewijs was dat een afschrift van de dagvaarding was verzonden naar het opgegeven adres van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de vermelding van het adres van de moeder van de verdachte in de volmacht voor het hoger beroep moest worden beschouwd als een adresopgave in de zin van artikel 36g, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat het hof had moeten controleren of de dagvaarding op de juiste wijze was betekend. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet had vastgesteld of de verdachte op de hoogte was van de zitting en dat de beslissing om verstek te verlenen niet begrijpelijk was. Daarom werd het arrest van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.