43.3843.38 O zegt dat hij ook met [betrokkene 31] had gepraat en die had gezegd dat het verstandig is om zo'n kant en klare bedrijf bij te trekken in plaats van dat zelf te gaan oprichten.
44:13 44:13 O: [betrokkene 31] zegt dat als ik dit bedrijf koop dat hij dan met [betrokkene 32] (fon) en [betrokkene 33] (fon) kan gaan praten... ook voor [T] en [U] , (fon) kunnen we dan gaan werken, zegt hij... daarnaast zegt hij dat hij een hele goede relatie heeft met [V] (fon)... hij zegt dat hij dan straks een totaal pakket aan opdrachten kan binnen slepen... want dan kunnen wij tegen opdrachtgevers zeggen: we hebben engineering, want [betrokkene 12] en ... kan dat doen, en als wij nu ook lassers te bieden hebben... en leggen is sowieso geen probleem voor ons...
44:13 Tot 50:00: Er wordt over de mogelijke samenwerking met andere bedrijven en opdrachten gesproken.. Deze nieuwe afdeling wat O van plan is om op te kopen kan ervoor zorgen dat O een totaalpakket aanbiedt aan klanten. Het is verstandig om te doen... Aan de andere kant moet O. voorzichtig zijn om niet onder uit gaan...
44:13 50:22 [verdachte] zegt dat O donderdag met [betrokkene 28] (fon) kan komen praten. [verdachte] zegt dat O kan zeggen dat hij een pakket (opdracht) wil krijgen. [verdachte] zegt dat [W] (fon) nu iedereen pakket opdrachten geeft.
44:13 51:06: O:Als [W] ons een pakket opdrachten geeft, dan wordt het wel aantrekkelijk... [verdachte] : Bij [B] (fon) komen ze voor stal afdeling... Kom anders met hun langs naar [B] en daarna kunnen jullie ook even naar [betrokkene 34] gaan en daarvandaan naar [W] gaan...
44:13 [verdachte] zegt dat [W] een goede opdrachtgever is en goed betaalt. O zegt dat als zij niet meer als onder aannemer maar direct voor/met hun kan werken dat het dan voordeliger zou worden..
44:13 52:31 [verdachte] : Vandaag keek ik naar de boeken; vorig jaar hebben wij in hoedanigheid van onderaannemer voor hen voor 600.000 à 700.000 lira -euro- opdrachten uitgevoerd... Ze betalen ook altijd op tijd.. .Gisteren zag ik die man bij [X] , en hij wil heel graag met ons zitten praten....
44:13 Hierna gaat het gesprek verder over de voordelen over de samenwerking met [W] ...
44:13 55:30 [verdachte] zegt dat dat bedrijf ook veel van hen profiteert,. [verdachte] heeft gezegd dat zij per uur 35 euro willen en langer willen werken voor kleinere bedragen.
44:13 Een tapgesprek van 2 maart 2012 om 15:02 uur tussen de verdachte en NNman 1990:
[verdachte] vraagt of de man geld opgenomen/gepind heeft. Nog niet zegt de man. [verdachte] zegt dat de man vanavond en morgen geld kan opnemen en pas volgende week geven/betalen. Man vraagt waarom.
[verdachte] zegt dat de man niet in stukjes geld moet gaan opnemen; dus niet voor elke persoon apart geld opnemen. [verdachte] zegt dat een bedrag van ongeveer 15.000 genoeg moet zijn voor mensen die contant betaald worden. [verdachte] zegt dat de man even moet berekenen hoeveel contante betalingen zij moeten doen en dat alle mannen die hun geld in hand uitbetaald krijgen tegelijk uitbetaald moeten worden. Man zegt dat een persoon blijft zeuren en dat zij hem in ieder geval gelijk moeten uitbetalen. [verdachte] zegt dat het geen probleem is, en dat hij genoeg geld in zijn bezit heeft om die man uit te betalen. Man moet [verdachte] doorgeven wat voor bedrag [verdachte] aan die man moet betalen.
Een tapgesprek van 2 maart 2012 om 16.21 uur tussen de verdachte (= [verdachte] ) en Nnman (= N) :
N: [betrokkene 35] was hier beneden. [betrokkene 36] kwam naar mij toe. En ik zei, [verdachte] zei mij daar niets over. Moeten we iets doen voor die man?
[verdachte] : Ik heb hem al 1100 lira (lees euro) contant in hand gegeven.
N: Oké, dan is het goed...
[verdachte] : Oké?
N: Nee, ik wilde voor alle zekerheid eerst aan jou vragen... Want jij zei toch tegen mij, 'met bepaalde namen, geen problemen krijgen!'
[verdachte] : Nee, nee.. Als er iets is kom jij naar mij toe…
N: Oké, dat is goed...
[verdachte] : Oké, ik zie je nog!
Een tapgesprek van 2 maart 2012 om 19:21 uur tussen de verdachte en NNman7477:
[verdachte] [… ] ( [… ] ) wordt gebeld door NNman [… ] . NNman geeft aan dat hij wat geld nodig heeft. [verdachte] vraagt of het kan wachten tot maandag. NNman zegt het morgen met spoed nodig te hebben. NNman vraagt om 500. [verdachte] zegt zo’n bedrag pas maandag te kunnen betalen, omdat hij alle geld op zak al heeft weggegeven. NNman zegt dat het goed is.
Een tapgesprek van 5 maart 2012 tussen de verdachte en [betrokkene 37] :
[verdachte] beklaagt zich over zijn werkzaamheden en geeft aan dat hij nergens te rade kan gaan. [verdachte] zegt zijn vader zijn hart wil luchten, zijn vader aangeeft dat [verdachte] hem met rust moet laten. [betrokkene 37] vraagt waar de vader van [verdachte] thans zit. [verdachte] zegt dat zijn vader sinds vrijdag, sinds drie dagen in Albanië zit. [betrokkene 37] zegt de vader van [verdachte] ook al een paar maanden niet hebben gesproken.
[betrokkene 37] en [verdachte] beklagen zich verder over de gang van zaken en hun leven.
[verdachte] zegt er soms genoeg van te hebben en te denken dat het beter zou zijn om met een paar man elders te gaan werken. [betrokkene 37] zegt dat dat niet gaat en dat in een dergelijk geval de vader van [verdachte] al zou zeggen dat dat niet kan en dat ze daar al een bedrijf hebben en dat [verdachte] dat bedrijf vertegenwoordigt.
[verdachte] zegt van dat bedrijf dat nu alle last op de schouders van [verdachte] rust en dat hij die last niet langer kan dragen. [betrokkene 37] zegt dat wel te kunnen zien. [betrokkene 37] zegt dat het binnen [B] is dat alles op een persoon aankomt en dat dat [verdachte] is. Het zou daarom stokken. [betrokkene 37] zegt dat een bedrijf als [X] bijvoorbeeld goed draait omdat het niet afhankelijk is van een enkel persoon en er als het ware een systeem werkt.
Volgens [betrokkene 37] moet er naast [verdachte] nog iemand zijn met wie [verdachte] zij aan zij kan werken.
[verdachte] zeg dat hij niemand wat kwalijk neemt behalve zijn vader. [betrokkene 37] zegt dat [verdachte] zijn vader niets kwalijk kan nemen en dat zijn vader de mentaliteit heeft van 'ik heb het opgezet en de rest komt nu op jullie aan..'.
Een tapgesprek van 9 maart 2012 tussen de verdachte en [betrokkene 4] :
[verdachte] vraagt of zij hem kan doorverbinden met [betrokkene 4] . [betrokkene 4] komt aan de lijn. [verdachte] spreekt hem aan met " [betrokkene 4] ” (fon). [verdachte] zegt dat [betrokkene 4] 1000 lira -euro- aan [betrokkene 13] (fon) moet overmaken. [verdachte] zegt of de envelop van [verdachte] [betrokkene 38] (fon) klaar is gemaakt. [betrokkene 4] vraagt of [verdachte] [betrokkene 39] bedoelt. [verdachte] zegt, ja. [betrokkene 4] gaat vandaag klaar leggen. [verdachte] zegt dat van [betrokkene 40] ook klaar maken. [betrokkene 4] gaat dat vandaag regelen.
[verdachte] zegt dat [betrokkene 4] anders die van [betrokkene 40] op de rekening van ... (onverstaanbaar) kan overmaken. [betrokkene 4] vindt dat niet verstandig, alles ligt door elkaar en als een controle komt kan dat allemaal niet meer verklaren zegt hij.
[betrokkene 4] zegt dat het beter is om hem contant in hand te betalen.
[verdachte] vraagt of er nog mannen zijn die niet uitbetaald zijn. [betrokkene 4] zegt dat er een paar mannen zijn die in hand betaald worden nog niet uitbetaald zijn. [betrokkene 4] zegt dat ook ijzer nog betaald moet worden. [betrokkene 4] denkt dat het geld vandaag opraakt.
[betrokkene 4] zegt dat hij een tussenpersoon heeft gevonden voor facturering. [betrokkene 4] heeft hem verteld over het bedrijf en waarom zij nu in geldnood zijn, en die man gaat nu een paar factureringsbedrijven benaderen. Die man maakt woensdag een offerte. [betrokkene 4] is daarmee akkoord gegaan. [verdachte] zegt dat [betrokkene 4] 1000 lira -euro- voor hem moet apart zetten, [verdachte] gaat vandaag naar Turkije. Dat heeft [betrokkene 4] al van [betrokkene 1] gehoord.
Een tapgesprek van 15 maart 2012 tussen [betrokkene 4] en de verdachte:
[betrokkene 4] zegt tegen [verdachte] dat hij een nare/nutteloze persoon is, want zijn we slaven dat jij ons niet belt en niet vraagt hoe wij het maken, zegt [betrokkene 4] . Je neemt niet op, jouw oom neemt niet op en wij werken ons te pletter tot de ochtend toe, maat jullie vragen niet of wij honger of dorst hebben, zegt [betrokkene 4] . [verdachte] zegt dat hijzelf ook tot de avond werkt en wil weten waar ze zijn. [betrokkene 4] vraagt aan [verdachte] of hij zichzelf als een werknemer of als baas ziet. [verdachte] zegt dat hij baas is en [betrokkene 4] zegt dat het opvallend is dat hij als baas niet weet waar ze werken en [verdachte] zegt dat het zou kunnen. [betrokkene 4] zegt dat het zo goed is en het gesprek wordt beëindigd.
Een tapgesprek van 16 maart 2013 (
BFK, bedoeld zal zijn: 2012) tussen de verdachte en [betrokkene 4] :
[betrokkene 4] zegt dat de oom van [verdachte] gebeld heeft, en dat hij wat gaat overmaken. [betrokkene 4] zegt dat als oom wat overmaakt dat hij dan wat aan [IJ] kan overmaken, dan hebben wij dat gehad, zegt [betrokkene 4] .
[verdachte] vraagt hoeveel de oom gaat sturen/overmaken. [betrokkene 4] denkt 30. [verdachte] zegt dat hij tegen hem ( oom ) had gezegd dat de oom per week 20 à 30 moet sturen. Dat is ook hoe het hoort, zegt [betrokkene 4] .
[verdachte] vertelt dat hij zei dat (de oom ) iedere week 20 à 30 moet sturen zodat wij kunnen overbruggen.
[betrokkene 4] denkt dat als op deze manier gaat dat zij dan deze periode wel kunnen overbruggen.
[verdachte] vraagt hoeveel [betrokkene 41] (fon) van hen krijgt. [betrokkene 4] zegt [betrokkene 42] kwam vragen, ik heb het gestuurd, het was ongeveer 6 duizend lira -euro-.
[verdachte] zegt dat hij eerder 10.000 lira -euro- had gegeven, samen met het salaris van [betrokkene 42] (fon) van deze maand kunnen, kunnen wij helemaal afbetalen/verrekenen/afsluiten... Dan zijn wij daarvan verlost....
[betrokkene 4] vraagt waar [verdachte] nu is. Hij is nu in Amsterdam. [betrokkene 4] zegt dat zij op deze manier moeten blijven puzzelen. [verdachte] zegt nog iets over [betrokkene 43] (niet goed te verstaan.) [verdachte] zegt dat [betrokkene 4] voorrang moet geven aan urgente betalingen.
[betrokkene 4] zegt dat vandaag [betrokkene 44] (fon) en anderen bij hem waren gekomen om geld te vragen. Ze hebben allemaal rekeningen van 200 lira -euro- die ze moeten betalen.
[verdachte] vraagt [betrokkene 4] vanavond nog een bedrag van 1000 lira -euro- op te nemen voor urgente betalingen. [betrokkene 44] had gezegd dat hij [verdachte] had gesproken. [verdachte] zegt dat het niet zo is. [betrokkene 4] zegt dat hij met [verdachte] in contact wil blijven over zulke zaken, als iemand geld komt vragen, moet [betrokkene 4] weten of [verdachte] daar goedkeuring voor geeft. [verdachte] is nu bezig met het verzamelen van de (productie)bonnen. [verdachte] zegt dat het fijn zou zijn als [medeverdachte] iedere week 20 à 25 overmaakte. [betrokkene 4] zegt: jazeker! Zo kan je tenminste mensen zoet houden, hoeven ze niet te zeuren.
[verdachte] : We krijgen toch nog wat van hem....
[betrokkene 4] : Verkoopfacturen... Ik zei tegen hem, zoek hier een oplossing voor.., laten we gaan verrekenen of zo... dan weten we precies hoe en wat. Op dit moment hebben wij 270.000 te krijgen van hem.
[verdachte] : vorige week hebben we nog aan 25.000 werk voor hem gedaan.
[betrokkene 4] : Zeg maar 300.
[verdachte] : 300... en plus 25 van deze week... maakt 325.. als hij dit geld zou overmaken dan zouden wij niet meer krap zitten....
[betrokkene 4] Hij krijgt ook nog wat van ons...
[verdachte] : Dat is ook zo... maar dat is iets van 200 à 250... [betrokkene 4] : 72 aan facturen van [betrokkene 47] . . . zoals hij beweert nog 140 op de andere wijze.. 140 + 72... dat is 212...Daarnaast is er ook nog [betrokkene 45] (fon) van hem...
[verdachte] : (geïrriteerd) Veel dingens van hem zijn er... Als je naar hem luistert zijn wij hem tot aan onze broek schuldig...
[betrokkene 4] : Er is ook nog [betrokkene 46] (fon)... Dit alles bij elkaar, kan makkelijk 300 worden...
[verdachte] : Jij zegt dat het dus kan 300 worden...
[betrokkene 4] : Wat hij krijgt... [betrokkene 47] en [betrokkene 45] , op dit moment 240... [verdachte] : Maar wij hebben ook wat te krijgen van [betrokkene 45] , wel iets kleiner...
[verdachte] : Zie die van hem als 250..
[betrokkene 4] : En zie die van ons als 350...
[verdachte] zegt dat wat zij van hem krijgen is een bedrag van 300 à 350... [verdachte] zegt dat het fijn zou zijn als hij iedere week wat overmaakt. [betrokkene 4] denkt dat als iedere week 25 binnenkomt dat daarmee tenminste gezeur van mensen kan tegengehouden worden maar het zou geen oplossing bieden voor alle problemen...
[verdachte] denkt dat zij met wat hij nu verzamelt en met die van kabel 150 aan facturen te kunnen sturen volgende week. Verder hebben we geen alternatieven zegt [verdachte] . Uit het gesprek blijkt dat [IJ] een bedrijf is waar brandstof afgenomen wordt. [verdachte] is 40.000 euro schuldig aan dat bedrijf. [verdachte] kan zich goed voorstellen dat die mensen niet langer willen wachten.
Uit deze gesprekken leidt het hof af dat de verdachte een leidinggevende rol heeft vervuld binnen [B] en [A] . Hieruit volgt immers dat verdachte loonbetalingen heeft verricht en daartoe opdracht heeft gegeven, dat hij zichzelf als 'baas' ziet en dat alle last van het bedrijf op zijn schouders rust. Daarnaast volgt ook uit verklaringen van werknemers van [B] en [A] dat de verdachte een belangrijke rol heeft vervuld bij deze bedrijven. Zo heeft [betrokkene 10] verklaard dat de verdachte het aanspreekpunt was voor alle zaken die op de buitendienst betrekking hadden, dat hij iedere dag de planning maakt en dat hij de urenlijsten maakt.Daarnaast heeft [betrokkene 39] verklaard dat hij opdrachten krijgt van [verdachte] , dat hij samen met enkele andere werknemers heeft geklaagd bij [verdachte] over salarissen en dat zij daarmee naar [verdachte] zijn gestapt omdat [verdachte] de enige verantwoordelijke is die zij kennen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte feitelijk (mede) een leidende positie bekleedde binnen [B] en [A] . Gezien deze leidende positie mocht van de verdachte worden verwacht dat hij maatregelen zou treffen om de belastingfraude te stoppen dan wel te voorkomen, om te beginnen door een einde te maken aan het zwartwerken. De verdachte heeft dit achterwege gelaten, hoewel hij daartoe, gelet op zijn positie, wel bevoegd en redelijkerwijs gehouden was. Door zo te handelen heeft hij de rechtspersonen en [betrokkene 4] in staat gesteld om de belastingfraude te continueren en heeft hij feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging.’
7. Ingevolge art. 51, tweede lid, Sr kan in het geval een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, de vervolging ook worden ingesteld ‘tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven, alsmede tegen hen die feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging’. Uw Raad heeft het beslissingskader inzake ‘feitelijke leidinggeven’ in het overzichtsarrest van 26 april 2016, waar de steller van het middel ook op wijst, als volgt weergegeven (met weglating van de voetnoten):
‘3.5.1. ‘3.5.1. Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt aan de orde of iemand als feitelijke leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. Bij de beoordeling daarvan moet worden vooropgesteld dat uit de taalkundige betekenis van het begrip feitelijke leidinggeven enerzijds voortvloeit dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit. Maar anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste, terwijl ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon feitelijke leidinggever kan zijn aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit.
‘3.5.1. Aan hetzelfde strafbare feit kan door meer personen – al dan niet gezamenlijk - feitelijke leiding worden gegeven. Ook een rechtspersoon kan een feitelijke leidinggever zijn.
3.5.2.3.5.2. Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
3.5.3.3.5.3. In feitelijke leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. Een ander voorbeeld van een geval waarin onder omstandigheden voldaan kan zijn aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste biedt een leidinggever die de werkzaamheden van een onderneming zo organiseert dat hij ermee rekening houdt dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet kunnen worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard gaat met het begaan van strafbare feiten.’
8. De steller van het middel betwist niet dat er valse aangiften door de vennootschappen zijn gedaan, maar wel dat de verdachte daarop invloed ‘zou moeten hebben kunnen uitoefenen’. De verdachte zou in loondienst zijn geweest bij de vennootschappen en ‘viel onder het gezag van deze vennootschappen’. Hij zou zich ‘ook nooit en te nimmer (hebben) beziggehouden met het doen van (valse) aangiften.’ De werkzaamheden van verdachte zouden – samengevat – geen kantoorwerkzaamheden betreffen.
9. Dat de verdachte in loondienst was, staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van feitelijk leidinggeven. Uit het overzichtsarrest van 26 april 2016 volgt dat de juridische positie van de verdachte niet leidend is bij de vraag of er sprake is van feitelijke leidinggeven (rov. 3.5.1). Ook de omstandigheid dat de verdachte geen werkzaamheden op kantoor zou hebben verricht, staat er niet aan in de weg dat hij feitelijke leiding kan hebben gegeven aan de bewezenverklaarde gedragingen van de rechtspersoon.Uit het genoemde overzichtsarrest volgt dat daarvan ook sprake kan zijn indien de verboden gedraging ‘het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (…) gevoerde beleid’. En ook bij een ‘meer passieve rol’ kan van feitelijke leidinggeven sprake zijn (rov. 3.5.2). Voor zover het middel is gebaseerd op andere uitgangspunten berust het op een verkeerde rechtsopvatting.
10. De steller van het middel signaleert vervolgens dat in de voor het bewijs gebezigde tapgesprekken niet iets wordt gezegd over belastingaangiften. De aanwijzingen inzake de positie van de verdachte binnen beide rechtspersonen die het hof aan de bewijsmiddelen ontleent vormen volgens de steller van het middel – zo begrijp ik – in dat licht een ontoereikende onderbouwing van het oordeel dat van de verdachte verwacht mocht worden dat hij maatregelen zou treffen om de belastingfraude te stoppen.
10. In de tapgesprekken wordt niet met zoveel woorden gesproken over belastingaangiften. Maar uit de tapgesprekken kan wel worden afgeleid dat de verdachte zich met loonbetalingen bezig hield en dat hij wist dat over een deel van het uitbetaalde loon geen belasting werd betaald. Het hof wijst onder het kopje ‘Feitelijk leiding geven’ op de reactie van de verdachte bij het aantreffen van de USB-stick: ‘We zijn dus de klos’. Het hof leidt daaruit, niet onbegrijpelijk, af dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de administratie op de USB-stick deels zag op zwarte betalingen en wist dat de aangiften loonheffing ten name van [B] en [A] onjuist of onvolledig waren.In het tapgesprek dat de verdachte op 2 maart 2012 met medeverdachte [medeverdachte] voerde is onder meer gesproken over belastingverklaringen en het officieel melden van gewerkte uren. De verdachte zegt: ‘Maar kan dat later geen problemen geven? (…) De meeste mannen hebben wij niet officieel gemeld’. In een tapgesprek tussen de verdachte en NNman1990 van diezelfde dag zegt de verdachte dat de onbekende man niet in stukjes geld moet gaan opnemen, dat hij niet voor elke persoon apart geld moet opnemen en dat ‘een bedrag van ongeveer 15.000 genoeg moet zijn voor mensen die contant betaald worden’. De verdachte zegt ook dat de onbekende man moet berekenen hoeveel contante betalingen zij moeten doen en dat alle mannen die hun geld ‘in hand uitbetaald krijgen tegelijk uitbetaald moeten worden’. In een later tapgesprek met deze onbekende man op die dag zegt de verdachte dat hij een man ‘al 1100 lira (lees euro) contant in hand’ heeft gegeven en dat de onbekende man naar hem moet komen als ‘er iets is’. In een tapgesprek met NNman7477 op diezelfde dag wordt gesproken over het betalen van de onbekende man, omdat deze zegt het met spoed nodig te hebben. Verdachte zegt dat ‘hij alle geld op zak al heeft weggegeven’. In het tapgesprek tussen de verdachte en [betrokkene 4] op 9 maart 2012 geeft de verdachte [betrokkene 4] opdracht om geld over te maken. [betrokkene 4] zegt dat het overmaken niet verstandig is, dat alles ‘door elkaar’ ligt en dat ‘als een controle komt’ hij dat allemaal niet meer kan verklaren. De verdachte vraagt ook ‘of er nog mannen zijn die niet uitbetaald zijn.’
12. Het hof heeft mede op basis van deze feiten en omstandigheden bewezen kunnen verklaren dat de verdachte aan het onjuist of onvolledig doen van belastingaangiften door beide rechtspersonen feitelijke leiding heeft gegeven. Voor zover de steller van het middel ervan uitgaat dat voor een bewezenverklaring als de onderhavige noodzakelijk is dat wordt vastgesteld dat de verdachte rechtstreekse bemoeienis had met het doen van de belastingaangiften, berust het middel op een verkeerde rechtsopvatting.
12. Dat van de verdachte mocht ‘worden verwacht dat hij maatregelen zou treffen om de belastingfraude te stoppen dan wel te voorkomen, om te beginnen door een einde te maken aan het zwartwerken’, heeft het hof gebaseerd op de ‘leidende positie’ die de verdachte binnen [B] en [A] bekleedde. Het hof baseert de vaststelling van die ‘leidinggevende rol’ op verschillende feiten en omstandigheden. Het hof leidt in de eerste plaats uit de tapgesprekken af dat de verdachte ‘loonbetalingen heeft verricht en daartoe opdracht heeft gegeven, dat hij zichzelf als ‘baas’ ziet en dat alle last van het bedrijf op zijn schouders rust’. Het hof baseert die vaststelling in de tweede plaats op ‘verklaringen van werknemers van [B] en [A] dat de verdachte een belangrijke rol heeft vervuld bij deze bedrijven’. [betrokkene 10] heeft verklaard dat de verdachte ‘het aanspreekpunt was voor alle zaken die op de buitendienst betrekking hadden, dat hij iedere dag de planning maakt en dat hij de urenlijsten maakte’. [betrokkene 39] heeft verklaard ‘dat hij opdrachten krijgt van [verdachte] , dat hij samen met enkele andere werknemers heeft geklaagd bij [verdachte] over salarissen en dat zij daarmee naar [verdachte] zijn gestapt omdat [verdachte] de enige verantwoordelijke is die zij kennen’.
12. Dat het hof gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd heeft geoordeeld dat de verdachte een leidende positie had binnen [B] en [A] en dat van hem verwacht mocht worden dat hij maatregelen zou treffen om de belastingfraude te stoppen dan wel te voorkomen is niet onbegrijpelijk en evenmin ontoereikend gemotiveerd. Ik wijs er daarbij op dat uit de vaststellingen van het hof zowel volgt dat de verdachte loonbetalingen heeft verricht en daartoe opdracht heeft gegeven, als dat hij meer in het algemeen een leidende positie had binnen beide rechtspersonen.
12. Daarbij teken ik nog aan dat Uw Raad in het overzichtsarrest overweegt dat van een meer passieve vorm van feitelijke leidinggeven sprake kan zijn ‘bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat’. Bij een meer actieve rol wordt de aansprakelijkheid op die actieve rol gebaseerd, en niet op het nalaten in te grijpen (zie hierna).
12. De steller van het middel klaagt voorts dat het hof niet heeft vastgesteld dat de verdachte de verboden gedraging zodanig heeft bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken.
12. In het overzichtsarrest inzake feitelijke leidinggeven wordt over het bevorderen van de verboden gedraging gesproken bij gevallen waarin van ‘een meer passieve rol’ sprake is. Uit ’s hofs vaststellingen en overwegingen volgt dat de verdachte een meer actieve rol heeft vervuld. De verdachte heeft loonbetalingen verricht en opdracht tot loonbetalingen gegeven terwijl hij wist dat deze loonbetalingen niet bij de Belastingdienst werden opgegeven. Daarmee is sprake van een situatie waarin ‘de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (…) gevoerde beleid’. Bij een dergelijke vorm van feitelijke leidinggeven behoeft niet te worden vastgesteld dat de verdachte de verboden gedraging heeft bevorderd; een overweging van die strekking zou ook geen recht doen aan de feitelijk vastgestelde gang van zaken. In zoverre het middel wel een overweging van die strekking eist, miskent het dat het hof de bewezenverklaring van feitelijk leidinggeven niet op de vaststelling van ‘een meer passieve rol’ heeft gebaseerd. Daaraan doet niet af dat het hof ook een overweging heeft gewijd aan de gehoudenheid tot ingrijpen van de verdachte.
18. De steller van het middel klaagt ook dat het hof niet zou hebben vastgesteld dat de verdachte opzet op de verboden gedraging had.
18. Het hof heeft onder het kopje ‘Feitelijk leiding geven’, zo bleek reeds, meteen vastgesteld dat de verdachte ‘op de hoogte was van het feit dat de administratie op de USB-stick ook deels zag op zwarte betalingen’ en dat het in het verlengde daarvan niet anders kan dan dat de verdachte wist ‘dat de aangiften loonheffing ten name van [B] en [A] onjuist of onvolledig waren’. Daarbij wijst het hof erop dat de verdachte naar aanleiding van het aantreffen van de USB-stick in een tapgesprek heeft gezegd: ‘We zijn dus de klos’. Voor zover het middel klaagt dat het hof niet heeft vastgesteld dat de verdachte opzet op de verboden gedraging had, ontbeert het derhalve feitelijke grondslag. Ten overvloede merk ik op dat ’s hofs op de tapgesprekken gebaseerde oordeel dat de verdachte opzet op de verboden gedraging had geenszins onbegrijpelijk is.
20. De steller van het middel klaagt tenslotte dat de verdachte niet gehouden was tot ingrijpen. Daarbij wordt erop gewezen dat de verdachte heeft gesteld dat hij niet in de positie verkeerde om de verboden gedraging te voorkomen. In zoverre is de klacht naar het mij voorkomt een doublure van de klacht dat ‘s hofs oordeel dat van de verdachte verwacht mocht worden dat hij maatregelen zou treffen om de belastingfraude te stoppen ontoereikend is onderbouwd. Ik volsta derhalve met een verwijzing naar de bespreking van die deelklacht.
20. Het middel faalt en kan met de aan art. 81 RO ontleende formulering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden