“Op 12 september 2013 is er in de woning aan de [e-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen verdeeld over twee ruimtes met in totaal 323 volgroeide hennepplanten. Gelet op het feit dat hennepplanten gemiddeld tien weken nodig hebben om te volgroeien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze hennepkwekerij in ieder geval in voornoemde woning aanwezig is geweest sinds 1 augustus 2013.
Eigenaar hennepkwekerij
Voornoemde woning werd gehuurd door [betrokkene 22]. In voornoemde woning is het paspoort van [medeverdachte 2] aangetroffen. Op 11 september 2013 is tijdens een observatie waargenomen dat [medeverdachte 2] samen met NN2 om 21.40 uur bij de woning aankomt en om 21.43 uur de woning via de voordeur binnen gaat. Om 21.57 uur komt hij samen met NN2 de woning weer uit en vertrekt.
Uit de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7], gevoerd in de periode kort voor de inval in de woning door de politie blijkt dat onder andere door [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] wordt doorgegeven dat [verdachte] heeft gezegd dat de plek schoongemaakt en/of afgemaakt kan worden. [medeverdachte 7] zegt verder dat [verdachte] heeft gezegd dat de tien weken zijn verstreken en dat er beestjes/spinnen zijn die de kopjes opvreten. Als er langer gewacht wordt dat ze dan verlies gaan lijden. [verdachte] heeft volgens [medeverdachte 7] voorgesteld beide kanten af te maken en met elkaar te mengen. [medeverdachte 7] zegt ook tegen [medeverdachte 2] dat hij tegen [verdachte] heeft gezegd dat hij baby’tjes moet gaan bestellen. [medeverdachte 2] spreekt in een van deze gesprekken over knippen en wegen.
De rechtbank constateert dat in deze tapgesprekken niet letterlijk over hennep of over de hennepkwekerij aan de [e-straat 1] te [plaats] wordt gesproken. Zij stelt echter, gelet op de inhoud van deze gesprekken en de personen die deze voeren, de tijdstippen waarop gesproken wordt over bepaalde zaken in combinatie met de aangetroffen hennepkwekerij en de verklaring van [verdachte], vast dat deze gesprekken daarop zien. De tapgesprekken worden voorts voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
Uit de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene 24] en [betrokkene 25] die na de inval van de politie in de woning hebben plaatsgevonden volgt dat [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij [verdachte] zijn plek liet doen en dat [verdachte] op zijn plek aan het letten was. Ook zegt hij in een gesprek met een Nnman op de dag van de inval in de woning, dat ze vandaag zijn dinges van honderd duizend lira hebben gestolen en dat het vandaag zijn keerpunt zou worden.
[verdachte] heeft verklaard dat de huur van de woning aan de [e-straat 1] te [plaats] door [medeverdachte 2] werd betaald en dat het ook zijn hennepkwekerij was.
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] als eigenaar van de kwekerij kan worden aangemerkt. De verklaring van [verdachte] wordt op dit punt ondersteund door tapgesprekken, waarin met [medeverdachte 2] overleg is gevoerd over de te nemen stappen in de hennepkwekerij waarin hij beslissingen neemt en zelf spreekt over “zijn plek”. Daarnaast is [medeverdachte 2] de dag voor de inval ter plaatse gezien en is zijn paspoort in de woning aangetroffen.
Rol [verdachte]
Met betrekking tot de rol van [verdachte] voegt de rechtbank nog het volgende toe.
In één van de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] wordt besproken waarom [verdachte] vroegtijdig zou willen knippen omdat hij zelf ook twintig procent verdient.
[verdachte] heeft verklaard dat hij geholpen heeft met het naar binnen brengen van de benodigdheden voor de hennepkwekerij en dat hij de persoon die de hennepkwekerij heeft gebouwd heeft opgehaald en weggebracht. Hij zou tien procent van de opbrengst ontvangen. Volgens hem lijkt het erop dat hij als oppasser is gebruikt.
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in de woning aan de [e-straat 1] te [plaats]. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat [verdachte] geholpen heeft bij het naar en in de woning brengen van de benodigde spullen voor de hennepkwekerij en het vervolgens zorg dragen voor die hennepkwekerij. Daarmee heeft [verdachte] een substantiële bijdrage aan de kwekerij geleverd. Zonder zijn bijdrage zou de kwekerij immers niet hebben kunnen functioneren. Deze rol in combinatie met het feit dat hij daarvoor een bepaald percentage van de opbrengst zou ontvangen, maakt dat de rechtbank [verdachte] hem als medepleger van de kwekerij aanmerkt. Zij acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen met anderen van hennepteelt aan de [e-straat 1] te [plaats].”