“
Oplegging van maatregel en/of straf
[…]
Noodzaak en mogelijkheid van (on)gemaximeerde terbeschikkingstelling
Het hof overweegt dat bedreiging en belaging niet zonder meer zijn aan te merken als geweldsmisdrijven als bedoeld in artikel 38e Wetboek van Strafrecht, zodat TBS met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaren niet te boven kan gaan.
Echter onder omstandigheden kan ook bij bewezenverklaring van artikel 285 en/of 285b van het Wetboek van Strafrecht een ongemaximeerde TBS worden opgelegd.
De Hoge Raad is bij arrest van 12 februari 2013 op deze vraag ingegaan. Of sprake is van een geweldsmisdrijf kan worden afgeleid uit de – al dan niet in onderling verband en samenhang gelezen – overige inhoud van de einduitspraak van de opleggingsrechter, zoals de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, de kwalificatie, de motivering van de weerlegging van de gevoerde verweren en de motivering van de opgelegde san[c]tie(s). Specifiek met betrekking tot bedreiging overweegt de Hoge Raad:
'Daarbij zal hij onder meer kunnen betrekken of de bedreiging werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde dan wel op enigerlei (andere) wijze werd ondersteund, alsmede of destijds aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd.’
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de doodsbedreigingen zal uitvoeren als hij vrij komt. Nadien heeft hij, zowel tijdens de behandeling van de zaak in eerste aanleg als tijdens de behandeling in hoger beroep verschillende uitspraken gedaan waaruit volgt dat hij daadwerkelijk van plan is om de doodsbedreigingen ten uitvoer te brengen.
Gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de wijze waarop de verdachte zich (over de feiten) uitlaat, de vaststelling met betrekking tot het gedrag van de verdachte, en de reële mogelijkheid dat de verdachte de daad bij het woord zal voegen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat sprake is van geweldsmisdrijven in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Het hof acht het daarnaast noodzakelijk dat de TBS met dwangverpleging niet aan enige tijdsduur wordt beperkt, gelet op het volgende.
Uit de over de verdachte opgestelde rapportages, zijn persoonlijkheidsproblematiek, de houding van en de uitlatingen door de verdachte en de omstandigheid dat aan de verdachte eerder de TBS-maatregel met dwangverpleging is opgelegd vanwege belaging en bedreiging van aangeefster, acht het hof het recidivegevaar groot.
Het hof acht het daarnaast niet verantwoord dat de verdachte – zonder dat het recidivegevaar in belangrijke mate is weggenomen – terugkeert in de maatschappij. Het verkleinen van de herhalingskans en het realiseren van hulpverlening is naar het oordeel van het hof alleen mogelijk binnen een zeer strikt juridisch kader waarbij verdachte voor zijn problematiek wordt behandeld. Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat de beveiliging van de samenleving, en in het bijzonder van aangeefster [slachtoffer 1] dient te prevaleren boven de andere doelstelling van de TBS maatregel, te weten het door middel van behandeling weer kunnen terugkeren in de maatschappij. Beveiliging van de maatschappij dient in dit geval leidend te zijn. De verdachte heeft, door in deze zaak te weigeren medewerking te verlenen aan onderzoek van gedragsdeskundigen, iedere opening naar een onderzoek naar alternatieve, minder vergaande modaliteiten van beteugeling van het herhalingsgevaar onmogelijk gemaakt.
Gelet op de ernst van de persoonlijkheidsstoornis, het recidivegevaar, de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en de houding van de verdachte ten opzichte van de bewezenverklaarde feiten, ziet het hof geen mogelijkheid voor een ander minder vergaand behandeltraject.