De militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (verder: het hof), zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 19 maart 2020 met aanvulling van gronden het (promis)vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland (verder: de rechtbank) van 18 februari 2019 bevestigd en aldus de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, wegens 1 “opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen veranderen, wissen, onbruikbaar maken of ontoegankelijk maken, terwijl de schuldige als ambtenaar bij het begaan van het strafbare feit gebruik maakt van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken” en 2 en 3 telkens “valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”.
Namens de verdachte heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte op 23 maart 2016 opzettelijk en wederrechtelijk verschillende mappen met vertrouwelijke informatie van de N-schijf van het computernetwerk van het ministerie van Defensie heeft verwijderd en deze (gewiste) gegevens gedeeltelijk op een, bij hem thuis aangetroffen, DVD+R heeft gebrand. De verdachte kon dit doen omdat hij een geautoriseerde toegang tot die schijf had. Van die mogelijkheid heeft de verdachte gebruik gemaakt om de inhoud van die mappen van de schijf te wissen, aldus het hof in navolging van de rechtbank.
Het
middelklaagt dat het onder 1 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, dan wel dat de desbetreffende oordelen van het hof onjuist en/of onbegrijpelijk dan wel niet voldoende gemotiveerd zijn, nu mede gelet op hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd (i) niet blijkt dat de in de tenlastelegging opgenomen mappen/bestanden op 23 maart 2016 zijn gewist, (ii) evenmin kan worden gezegd dat de verdachte op 23 maart 2016 was ingelogd op de N-schijf omdat hij op die dag op het werk was en daar e-mails heeft verstuurd en (iii) de verklaring van de verdachte is aangemerkt als kennelijk leugenachtig én als niet geloofwaardig.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 23 maart 2016, te Ermelo, opzettelijk en wederrechtelijk gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, te weten gegevens die zijn opgeslagen in de bestandsmap (van […] ) “Beheer- en Bedrijfsvoering” op de netwerkschijf, de N-schijf ( […] ) van het (computer)netwerk van het Ministerie van Defensie, heeft veranderd en gewist, immers heeft hij, verdachte in zijn, verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als sergeant-majoor Beheer & Bedrijfsvoering ( […] ) en hierbij gebruikmakende van gelegenheid en middelen hem door zijn ambt geschonken, terwijl hij, verdachte voor voornoemde bestandsmap was geautoriseerd en waarbij hij, verdachte, gebruik heeft gemaakt van zijn schrijfrechten en de inhoud van de (sub)mappen:
- Verslag B&B en/of
- PPP en/of
- Diversen en/of
- Rapportages en/of
- E-portfolio en/of
- Stage en/of
- Dashboard en/of
- Medailles en/of
- Beheer Financiën en/of
- Intranet en/of
- Reiskosten afdoening en/of
- BHV en/of
- Oefentoelage en/of
- Begeleiding-coaching en/of
- StstCie + Batst documenten en/of
- SMT-SMR en/of
- Rki en/of
- MH17 en/of
- Nota’s veranderd en/of gewist.”
6. Het door het hof in hoger beroep bevestigde vonnis van de rechtbank houdt met betrekking tot de bewijsvoering in (hier met weglating van de voetnoten):
“
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer acht bewezen dat verdachte het feit heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- Plaatsvervangend commandant [betrokkene 1] heeft door de ICT-dienst van het ministerie van defensie “ […] ” onderzoek laten uitvoeren naar het wissen van de bestanden. Medewerker [betrokkene 2] van “ […] ” concludeerde dat de bedrijfsinformatie bewust is verwijderd. [betrokkene 2] concludeerde dat op grond van de omstandigheid dat het uitgesloten was dat de mappen leeg zijn door een computerstoring omdat men een back-up systeem heeft en dat, gezien de wijze waarop de mappen waren verwijderd, het ging om fysieke verwijdering door een persoon. [betrokkene 2] heeft tegenover de KMAR bevestigd dat het wissen van de bestanden opzettelijk moet zijn gebeurd.
- Aan de hand van […] , dat alles registreert wat op de N-schijf gebeurt, heeft “ […] ” geconcludeerd dat het wissen van de mappen is gebeurd op 23 maart 2016.
- Verdachte is op 23 maart 2016 op het werk geweest en heeft daar e-mails verstuurd, hetgeen naar het oordeel van de militaire kamer betekent dat hij toen was ingelogd op de N-schijf.
- Bij een doorzoeking in de woning van verdachte, wiens voornaam [verdachte] luidt, is een DVD+R aangetroffen met daarop de tekst “ [verdachte] backup werk 22/3/16”. Op die DVD+R werden onder meer de volgende bestanden aangetroffen:
- Verslag B&B en/of
- PPP en/of
- Diversen en/of
- Rapportages en/of
- E-portfolio en/of
- Stage en/of
- Dashboard en/of
- Medailles en/of
- Beheer Financiën en/of
- Intranet en/of
- Reiskosten afdoening en/of
- BHV en/of
- Oefentoelage en/of
- Begeleiding-coaching en/of
- StstCie + Batst documenten en/of
- SMT-SMR en/of
- Rki en/of
- Nota’s
Van genoemde mappen waren er 15 gewijzigd op 22 maart 2016.
- Verdachte heeft verklaard dat deze DVD-R is gebrand door de […] van de IT-afdeling en dat hij daarover heeft gesproken met [betrokkene 3] . Hij zou een kopie gehad willen hebben van zijn persoonlijke werkomgeving die op de U-schijf staat. Indien op de schijf een gedeelte van de N-schijf staat heeft de IT-afdeling kennelijk abusievelijk de verkeerde mappen gekopieerd. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het ging om een kopie van zijn persoonlijke map op de N-schijf en niet zijn persoonlijke werkomgeving op de U-schijf. Verdachte heeft voorts ter zitting verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat de naam is van deze persoonlijke map op de N-schijf. [betrokkene 3] is hierover gehoord. Hij heeft hierover verklaard geen autorisatie te hebben voor de N-schijf. Dat hebben alleen [betrokkene 4] van […] en medewerkers van […] . Volgens [betrokkene 3] is niet te verklaren dat […] een andere map op schijf zou branden dan waartoe een medewerker opdracht geeft. Getuige [betrokkene 4] van […] heeft verklaard dat hij opdrachten tot branden van werkgerelateerde bestanden of hele mappen altijd overleg is met het hoofd van […] . Bij het branden van een CD-Rom wordt, in het bijzijn van de aanvrager, bij afgifte van de CD-Rom gecontroleerd of het juiste op de CD-Rom staat.
Getuige [betrokkene 5] van […] heeft verklaard dat zij om iets te branden een gerichte opdracht nodig heeft. Verdachte kon geen kopie laten maken van zijn persoonlijke omgeving omdat zij niet in zijn account kan komen.
Getuige [betrokkene 6] van […] heeft verklaard dat hij altijd zelf controleerde of wat gebrand moest worden op de schijf stond. Het is niet te verklaren dat verdachte zou hebben gevraagd om een kopie van zijn persoonlijke omgeving en daarna mappen van de N-schijf zouden zijn gekopieerd. [betrokkene 6] had geen toegang tot die mappen.
Geen van de hiervoor genoemde personen heeft zich kunnen herinneren met verdachte te hebben gesproken over het maken van een kopie.
Gelet op de verklaringen van de IT-medewerkers van defensie is het niet mogelijk dat de DVD+R is gebrand door een afdeling van de IT. De militaire kamer beschouwt de verklaring van verdachte over het branden van de gegevens van de N-schijf op de bij hem aangetroffen DVD+R dan ook als kennelijk leugenachtig.
14. Daarbij zij nog het volgende opgemerkt. Ter ’s hofs terechtzitting heeft de raadsman betwist dat kan worden vastgesteld dat de gegevens op 23 maart 2016 in de bedoelde mappen zijn gewist, aangezien niet duidelijk is wat de mutaties van 23 maart 2016 precies inhouden (wijzigen, toevoegen of wissen). Gesuggereerd wordt dat het wissen ook op “een ander mutatiemoment” kan zijn gebeurd als gevolg van een technisch falen en door iemand anders. De suggestie van technisch falen wordt echter door het hof, dat de desbetreffende overweging van de rechtbank heeft bevestigd, weerlegd met niet alleen de verwijzing naar de registratie van […] en de conclusie van […] , maar ook met de aanhaling van de verklaring van [betrokkene 2] op dit punt. Deze verklaring houdt in dat het in het voorliggende geval uitgesloten is dat de bestanden door een computerfout zijn gewist. De weerlegging van de mogelijkheid dat (vóór 23 maart 2016) een ander moedwillig de bestanden kan hebben gewist, ligt besloten in het bewijs dat de laatste mutatie in de mappen dateert van 23 maart 2016 en de door het hof voor het bewijs aanvullend gebezigde mededeling van de verdachte aan [betrokkene 7] dat hij, de verdachte, degene is geweest die de bestanden heeft verwijderd. Nu het hof voorts heeft vastgesteld dat de verdachte die dag op het werk is geweest en daar ingelogd was op de N-schijf (en impliciet dat uit niets is gebleken dat iemand anders daarvoor verantwoordelijk is), is het oordeel van het hof dat de gegevens op die 23e maart door de verdachte zijn gewist niet onjuist of onbegrijpelijk. In het licht van het verweer van de verdediging was het hof niet gehouden tot een nadere motivering.
15. Wat de tweede deelklacht betreft heeft de steller van het middel in zekere zin een punt. De enkele omstandigheid dat de verdachte op 23 maart 2016 op het werk e-mails heeft verstuurd, impliceert niet zonder meer dat hij toen was ingelogd op de N-schijf. Dat de verdachte op de N-schijf moest zijn ingelogd om e-mails te verzenden, volgt niet uit de bewijsvoering. Tot cassatie hoeft dit echter niet te leiden. Het gaat namelijk niet om het versturen van de e-mails, maar om het inloggen op de N-schijf. Ook als het verband tussen het verzenden van de e-mails en het inloggen op de N-schijf wordt weggedacht, is er voldoende door het hof gebezigd bewijsmateriaal waarop het oordeel gegrond kan worden dat het de verdachte is geweest die op 23 maart 2016 de gegevens van de N-schijf heeft verwijderd. Onder verwijzing naar mijn bespreking van de eerste deelklacht, attendeer ik hier in het bijzonder erop dat (i) uit het verzenden van de e-mails door verdachte niet onbegrijpelijk de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat de verdachte op die dag wel in het systeem was ingelogd en dus toegang tot de N-schijf heeft gehad en (ii) hij blijkens ’s hofs aanvullende bewijsmiddel tegenover [betrokkene 7] heeft verklaard dat hij, de verdachte, degene is geweest die de bestanden van de N-schijf heeft weggehaald.
16. Volgens de derde deelklacht zou het onbegrijpelijk en innerlijk tegenstrijdig zijn dat de verklaring van de verdachte zowel is bestempeld als kennelijk leugenachtig alsook is betiteld als niet geloofwaardig,
17. De rechtbank heeft bij haar – door het hof bevestigde – oordeel betrokken de als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaring van de verdachte dat de DVD is gebrand door iemand van de IT-afdeling en dat diegene waarschijnlijk (per abuis) daarop de verkeerde mappen heeft gekopieerd. Dit oordeel is klaarblijkelijk (en niet onbegrijpelijk) gebaseerd op de verklaringen van de IT-medewerkers die allen hebben verklaard niet over een dergelijke kopie gesproken te hebben met de verdachte, laat staan dat zij die gegevens op de DVD hebben gebrand.
18. Ter terechtzitting is door de verdediging hiertegen ingebracht dat de verdachte niet over de juiste autorisatie en middelen beschikte om de bestanden op de N-schijf naar een externe gegevensdrager (zoals een DVD of USB-stick) over te schrijven. Dat het hof de verdediging hierin niet heeft gevolgd blijkt het meest duidelijk uit het aanvullende bewijsmiddel en de aanvullende bewijsoverweging van het hof. Beide behelzen de verklaring van [betrokkene 7] , die inhoudt dat de verdachte hem heeft verteld dat op de DVD bestanden stonden van de N-schijf die de verdachte daarop zelf heeft gezet. Omdat er naar het oordeel van het hof geen reden is om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaring van [betrokkene 7] te twijfelen, wordt de verklaring van de verdachte door het hof niet geloofwaardig geacht. Daarmee is – voor zover het middel ook hierover klaagt – het door de verdediging op dit punt aangevoerde voldoende gemotiveerd door het hof verworpen.
19. Uit hetgeen hiervoor is uiteengezet volgt dat de kennelijke leugenachtigheid op een ander onderdeel van de verklaring van de verdachte ziet dan het onderdeel dat het hof niet geloofwaardig heeft geacht, zodat hier van de in (de toelichting op) het middel gestelde innerlijke tegenstrijdigheid geen sprake is.
20. Evenals de eerste twee deelklachten mist ook de derde deelklacht het beoogde doel.
21. Het middel faalt in alle onderdelen en kan met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan.
22. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
23. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.