Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.Het middel
Redelijke termijn
“Tenslotte is de verdediging van oordeel dat van zodanig ernstige overschrijding van de redelijke termijn sprake is, dat tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te worden besloten”. Voor zover in het middel wordt geklaagd dat het hof het niet-ontvankelijkheidsverweer op onbegrijpelijke wijze heeft verworpen, faalt het. Het hiervoor onder 2.3. geciteerde oordeel van het hof dat en waarom het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging wordt verworpen, is in het geheel niet onbegrijpelijk, is toereikend gemotiveerd en ligt geheel in de lijn van de jurisprudentie. [3]
eerdere cassatieprocedurereeds is aangevoerd dat de redelijke termijn was geschonden omdat het hof de stukken niet binnen acht maanden na het instellen van cassatie naar de Hoge Raad had verzonden, maar dat de Hoge Raad aan deze klacht niet is toegekomen omdat hij het arrest van het hof heeft vernietigd. Door “het talmen van het hof” heeft de Hoge Raad pas uitspraak gedaan op 24 maart 2020. Daardoor is de Hoge Raad niet in staat is geweest binnen twee jaar na het instellen van cassatie uitspraak te doen, zodat ook hierdoor de redelijke termijn was geschonden, aldus de stellers van het middel.
ambtshalvebij de strafoplegging te betrekken. [5] Uiteraard kan de verdediging dat specifieke tijdsverloop bij de behandeling door het hof ook zelf expliciet aan de orde stellen. [6]