ECLI:NL:PHR:2021:1107

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
20/01547
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan schending ambtsgeheim en ambtelijke omkoping met bewijsproblemen

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1985, veroordeeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch tot een gevangenisstraf van zes maanden wegens medeplichtigheid aan het schenden van het ambtsgeheim en ambtelijke omkoping. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 een politieambtenaar, bekend als [medeverdachte 3], een of meer giften gedaan met het oogmerk om hem te bewegen om vertrouwelijke informatie uit politiesystemen te verstrekken aan niet-gerechtigde personen. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze veroordeling. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de middelen van cassatie falen. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn betrokkenheid bij de feiten, en het hof heeft terecht geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor zijn medeplichtigheid aan de schending van het ambtsgeheim. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken waarin medeverdachten betrokken zijn. De verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht, wat door het hof is meegewogen in de bewijsvoering. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/01547
Zitting31 augustus 2021
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.

1.Het cassatieberoep

1.1.
De verdachte is bij arrest van 4 mei 2020 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden wegens de volgende feiten:
(i) “medeplichtigheid aan: enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd” (feit 1 subsidiair);
(ii) “Aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd” (feit 2).
1.2.
Er bestaat samenhang met de zaken 20/01564 en 20/01532 betreffende de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1], waarin ik vandaag ook zal concluderen.
1.3.
In deze samenhangende zaken staat de medeverdachte [medeverdachte 3] (20/01564) centraal, die in de media bekend is geworden onder de naam ‘politiemol [medeverdachte 3]’ Hij wordt ervan verdacht dat hij als politieman jarenlang vertrouwelijke informatie heeft opgezocht in politiesystemen en die (tegen betaling) heeft gedeeld met personen uit het criminele circuit. De verdachte wordt kortgezegd het medeplichtig zijn aan het schenden van het ambtsgeheim door de politieman en het omkopen van hem verweten.
1.4.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. A.G. van den Biezenbos, advocaat te Eindhoven, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.

2.De middelen

2.1.
Het eerste middel richt zich tegen de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair, de medeplichtigheid aan het schenden van het ambtsgeheim. In het bijzonder wordt geklaagd dat uit de bewijsvoering niet blijkt dat de verdachte zijn persoonsgegevens heeft verstrekt aan de medeverdachte [medeverdachte 3], waardoor deze een KENO-sleutel (een zoekterm) voor de bevraging van vertrouwelijke gegevens in de politiesystemen kon maken, en de verdachte daarmee de schending van het ambtsgeheim heeft bevorderd en/of vergemakkelijkt.
2.2.
Het tweede middel bevat de klacht dat het hof in zijn bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 ten onrechte heeft betrokken dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder dit is geoorloofd, namelijk dat de omstandigheden “schreeuwden” om uitleg van de verdachte.
2.3.
Het derde middel kom op tegen het bewezenverklaarde (dubbele) opzet onder feit 1 en 2. Dit zou niet uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid.

3.Bewezenverklaring en bewijsvoering

3.1.
Voor de beoordeling van de middelen is het volgende van belang. Ten laste van de verdachte is onder feit 1 subsidiair en 2 bewezenverklaard dat:
“1.
[medeverdachte 3] in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 in Nederland een geheim, waarvan hij wist dat hij uit hoofde van zijn ambt (namelijk het ambt van politieagent) en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden (telkens) door in politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) te bevragen en door vervolgens vertrouwelijke informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en te openbaren, tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 in Nederland (telkens) opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door aan die [medeverdachte 3] persoonsgegevens en/of informatie te verschaffen over (te bevragen) personen en/of informatie over (te bevragen) opsporingsonderzoeken en/of door die [medeverdachte 3] (ten behoeve van en/of met het oog op diens bevragingen) te voorzien van eventuele zoektermen;”
2.
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 in Nederland een politieambtenaar (namelijk [medeverdachte 3]) een of meer giften (namelijk een of meer geldbedragen) heeft gedaan met het oogmerk hem te bewegen om (in strijd met zijn plicht) in zijn bediening iets te doen namelijk telkens het verstrekken van vertrouwelijke informatie (omtrent een of meer personen en opsporingsonderzoeken) uit politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen.”
3.2.
Gelet op de omvang van de door het hof gebruikte bewijsmiddelen (p. 9-15 van het arrest) volsta ik hier met het citeren van de bewijsoverwegingen van het hof. Deze hebben ook betrekking op de vrijspraak van het aan de verdachte onder 1 primair tenlastegelegde. Omdat het hof met betrekking tot de wel bewezenverklaarde feiten verwijst naar hetgeen het hof naar aanleiding van de vrijspraak heeft opgemerkt neem ik deze overwegingen hieronder ook op:

Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegdeDe advocaat-generaal heeft zich onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie in eerste aanleg en het beroepen vonnis op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen (in de medeplegen-variant).
De verdediging heeft daarentegen op de gronden als verwoord in de pleitnota vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Deze gronden komen in de kern neer op het volgende. Verdachte heeft op geen enkele wijze bijgedragen aan de schending van het ambtsgeheim door medeverdachte [medeverdachte 3]. Dat er achtmaal op verdachtes naam is gezocht in het politiesysteem Blue View zegt niets. Het zoeken op zijn naam kan het gevolg zijn van doorklikken. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De ex-vrouw van verdachte, [betrokkene 21], heeft weliswaar bij de politie belastend over verdachte verklaard, maar haar verklaring is niet geloofwaardig. Zij had destijds namelijk ruzie met verdachte over de omgang met hun zoontje. Verder heeft zij verklaard instabiel te zijn en dat zij tijdens het verhoor is gestuurd door de politie. Ook heeft zij wisselend verklaard. Zij is later op die belastende verklaring teruggekomen. Het onder 1 primair tenlastegelegde kan daarom niet worden bewezen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
InleidingZoals hierna uit de bewijsmiddelen met betrekking tot het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal blijken, was medeverdachte [medeverdachte 3] vanaf 26 januari 2009 in dienst bij de Dienst Nationale Recherche (DNR). Hij had in dat kader een geheimhoudingsplicht. Blue View is een indexsysteem van de politie, waarin dumps plaatsvinden van diverse politiesystemen, zoals BVO, Summ-it, HKS, BVH, Luris, FIU, afkomstig van bijna alle opsporingsinstanties van Nederland (Kmar, FIOD et cetera). De informatie uit Blue View is vertrouwelijk en mag door gebruikers van het systeem niet worden gedeeld met personen die niet gerechtigd zijn tot die informatie. [medeverdachte 3] had vanaf 29 augustus 2011 een account voor Blue View en had tot het voor hem geldende opsporingsniveau toegang tot informatie uit dat systeem. Bevragingen in Blue View geschieden op een zogenaamde lange KENO, een zoeksleutel gebaseerd op onder andere achternaam en geboortejaar van de te bevragen persoon. Het is ook mogelijk om een abonnement te nemen op personen. Abonnementen moeten actief worden aangemaakt, verlengd (driemaandelijks) en afgesloten worden.
Feit 1 primair: (mede)plegen van schending van het ambtsgeheimAan verdachte is onder 1 primair – kort gezegd – tenlastegelegd het (mede)plegen van het schenden van het ambtsgeheim (art. 272 lid 1 Sr).
Het hof overweegt het volgende.
Artikel 272 lid 1 Sr luidt als volgt:
Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moei vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
Het hof stelt allereerst met de advocaat-generaal en in navolging van de rechtbank vast, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde niet alleen kan hebben gepleegd, omdat hij de daarvoor vereiste kwaliteit mist. Verdachte was namelijk niet degene die uit hoofde van (een vroeger) ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht was tot het bewaren van enig geheim.
Het hof ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte dit feit heeft medegepleegd in de zin van art. 47 eerste lid, sub 1, Sr.
(…)
Uit het dossier blijkt het volgende.
Blue View gegevensHet hof stelt vast dat [medeverdachte 3] volgens de logbestanden van Blue View op 8 data een persoon heeft bevraagd aan de hand van zoeksleutels (zogeheten KENO-sleutels) die verwijzen naar de voornamen, achternaam en geboortedatum van verdachte. De eerste bevraging was op 17 februari 2012, de laatste bevraging was op 12 augustus 2015. Ook heeft [medeverdachte 3] twee keer (op 17 februari 2013 en 30 maart 2015) Blue View bevraagd op een KENO-sleutel die verwijst naar het toenmalige woonadres van verdachte. [medeverdachte 3] had een Blue View abonnement lopen op verdachte van juli 2012 tot en met september 2013. Hierdoor kreeg [medeverdachte 3] wekelijks een automatische update van nieuwe politiegegevens over verdachte.
Getuige [betrokkene 21]Verdachte had van 2012 tot april 2014 een relatie met [betrokkene 21] (hierna: [betrokkene 21]). Zij heeft vanaf eind 2013 meermalen aangifte gedaan van mishandeling, stalking en huisvredebreuk door verdachte. Volgens [betrokkene 21] zelf is haar relatie met verdachte in 2013 verslechterd en is ze tijdens de zwangerschap van hun zoontje [betrokkene 22] (geboren op [geboortedatum] 2013) al naar de politie gegaan. Ze denkt dat ze wel 20 keer aangifte of een melding heeft gedaan.
[betrokkene 21] is op 6 juli 2016 en 7 september 2016 door de politie gehoord. In het dossier bevinden zich ook prints van afgeluisterde telefoongesprekken van [betrokkene 21] met haar vader en moeder, met [betrokkene 23] en met verdachte. Verder is [betrokkene 21] op 16 mei 2017 als getuige gehoord bij de rechter-commissaris.
Tijdens het verhoor van 6 juli 2016 verklaarde [betrokkene 21] dat verdachte kort nadat ze aangifte had gedaan, daarvan op de hoogte was.
In een telefoongesprek met haar moeder op 8 juli 2016 zegt [betrokkene 21]: 'hij [het hof begrijpt: verdachte] heeft ook toegegeven dat hij degene is geweest die de mol naar Nederland heeft gehaald. (...) Die [medeverdachte 3] die was toen [betrokkene 22] één was (...) zat [verdachte] in Kiev. En [verdachte] [het hof begrijpt: verdachte] heeft vandaag tegen mij gezegd dat hij daar dat daar die rechercheur was. Want [verdachte] vertrouwt mij. (...) Dat [verdachte] had gezegd wil jij niet wat verdienen? Ja ja, zei die, dat wil ik wel. [verdachte] heeft hem naar Nederland gehaald, in die zin van in Nederland geïntroduceerd als bij hem kun je dingen kopen en dat is zo'n groot netwerk geworden. Alle criminelen bij hem informatie kopen.'
In haar politieverhoor van 7 september 2016 bevestigt [betrokkene 21] dat 'zoiets' wel door verdachte is gezegd, 'anders zeg ik dat niet in dit gesprek met mijn moeder'.
In een telefoongesprek met [betrokkene 23] op 11 juli 2016 zegt [betrokkene 21]: '[verdachte] is degene geweest die [medeverdachte 3] heeft geïntroduceerd. En zodoende en met name in de onderwereld van Noord-Brabant heeft hij connecties, die [medeverdachte 3]. Komt daar een inval, oh eens even kijken, ja ik heb hier een lijst voor me liggen, er komen daar en daar invallen, en dan konden de criminelen zich voorbereiden.'
In het verhoor van 13 september 2016 verklaart [betrokkene 21] dat niemand anders dan verdachte tegen haar heeft kunnen zeggen dat hij [medeverdachte 3] uit de Oekraïne hierheen heeft gehaald. In een telefoongesprek van [betrokkene 21] met verdachte op 26 augustus 2016 zegt [betrokkene 21] tegen verdachte: 'je hebt toch [medeverdachte 3] vanuit Oekraïne naar Nederland gehaald en geïntroduceerd in de onderwereld? Jij hebt toch informatie gekocht van hem? Onder andere over mij?' Als verdachte dit vervolgens ontkent, zegt [betrokkene 21] tegen verdachte: 'Dat zei je wel tegen mij. Jij bent hier de leugenaar, niet ik.'
Op 26 november 2014 heeft [betrokkene 21] een mailbericht gestuurd naar [betrokkene 24], medewerker intake en service bij de politie in Eindhoven. Daarin schrijft [betrokkene 21] onder meer het volgende: 'Ik ben zojuist geïnformeerd door [verdachte] met het volgende. [verdachte] heeft 'buiten' met iemand gesproken van het CID? (...) Deze man zou hij gesproken hebben over mijn bijlagen (vertrouwelijk en persoonlijk verhaal) wat niet is opgenomen in de aangifte. Deze krijgt (koopt) hij maandag van deze man.'
In het politieverhoor van 7 september 2016 bevestigt [betrokkene 21] dat verdachte dit zo tegen haar heeft gezegd.
Op 27 september 2014 vond er een kort geding plaats over het geschil tussen verdachte en [betrokkene 21] over de omgangsregeling van hun kind. Diezelfde dag heeft [medeverdachte 3] Blue View bevraagd op de KENO-sleutel van verdachte.
Tussenconclusie 1Uit het voorgaande concludeert het hof – grotendeels – met de rechtbank het volgende. Verdachte wist, zoals blijkt uit de verklaring van [betrokkene 21], dat [medeverdachte 3] vertrouwelijke politie-informatie aan criminelen verstrekte. Verdachte heeft [medeverdachte 3] Blue View laten raadplegen in verband met de relatieproblemen die hij – [v]erdachte – had met [betrokkene 21]. [medeverdachte 3] heeft die informatie ook verstrekt aan verdachte. Dat laatste blijkt met name uit het feit dat [medeverdachte 3] Blue View op de KENO-sleutel van verdachte heeft bevraagd op dezelfde dag dat het kort geding inzake de omgangsregeling plaatsvond. [medeverdachte 3] moet dat wel op verzoek van verdachte hebben gedaan, omdat [medeverdachte 3] anders niet kon weten van dat kort geding. Het e-mailbericht van 26 november 2014 bevestigt dat verdachte in het kader van dat kort geding bezig was politie-informatie te verzamelen over aangiftes van [betrokkene 21] tegen verdachte. Niet valt in te zien waarom [medeverdachte 3] juist toen Blue View zou raadplegen zonder deze informatie aan verdachte te verstrekken. Uit het vorenstaande volgt dat [medeverdachte 3] bewust informatie vergaarde ten aanzien van verdachte en dat dus niet slechts sprake is geweest van 'doorklikken' door [medeverdachte 3], zoals de verdediging heeft gesteld.
De bevragingen van Blue View in 2012Met betrekking tot de bevragingen in 2012 ziet het hof in navolging van de rechtbank geen verband met mogelijke relatieproblemen en aangiftes van [betrokkene 21]. [betrokkene 21] heeft zelf verklaard dat de relatieproblemen begonnen tijdens haar zwangerschap in 2013. Toch acht het hof met de rechtbank ook met betrekking tot deze bevragingen in voldoende mate komen vast te staan dat [medeverdachte 3] de resultaten van zijn bevragingen aan verdachte heeft doorgegeven. [medeverdachte 3] is niet alleen Blue View gaan bevragen, maar heeft ook een Blue View-abonnement genomen op verdachte, waardoor hij wekelijks een update kreeg van politie-informatie over verdachte. In samenhang bezien met de verklaring van [betrokkene 21], waaruit blijkt dat verdachte politie-informatie kocht van [medeverdachte 3], moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat verdachte zelf in 2012 zijn persoonsgegevens heeft verstrekt aan [medeverdachte 3], waardoor deze een KENO-sleutel voor bevraging in Blue View kon aanmaken. Uit het dossier blijkt ook niet dat andere personen dan verdachte op enigerlei wijze geïnteresseerd waren in politie-informatie omtrent zijn – verdachtes – persoon. Dat dit alles is gedaan zonder dat verdachte wilde weten wat de resultaten van de bevragingen waren, acht het hof niet geloofwaardig.
Dat verdachte in 2012 belang had bij verstrekking van de door [medeverdachte 3] opgevraagde gegevens, maakt het hof ook op uit de volgende feiten en omstandigheden. Op 23 november 2012 treft de politie een hennepkwekerij aan in de woning van [betrokkene 25]. Op diezelfde dag bevraagt [medeverdachte 3] diezelfde [betrokkene 25] op zijn woonadres en daarna in persoon. Nadat [medeverdachte 3] [betrokkene 25] heeft bevraagd op diens woonadres, bevraagt hij nog zeven adressen die alle zeven bij nader politieonderzoek hennep-gerelateerd blijken te zijn. Uit onder meer Facebook-gegevens blijkt dat [betrokkene 25] en verdachte elkaar kenden. [medeverdachte 3] bevraagt [betrokkene 25] voor de eerste keer op 27 februari 2012 om 13:57 uur. Diezelfde dag tussen 13:54 en 13:58 uur bevraagt [medeverdachte 3] ook verdachte in persoon. Dat doet [medeverdachte 3] ook op 9 juli 2012 en op 31 oktober 2012. In de justitiële documentatie staat vermeld dat de strafzaak tegen verdachte inzake verdenking van hennepteelt is geseponeerd op 23 oktober 2012 bij gebrek aan bewijs. Na het aantreffen van de hennepkwekerij op 23 november 2012 blijkt ook niet meer van bevragingen in Blue View tot de eerder genoemde datum van 27 november 2014.
Dit wijst er op dat de bevragingen van [medeverdachte 3] in 2012 op de zoeksleutel van verdachte betrekking hadden op (de verdenking van) hennepteelt. Verdachte had in dat geval alle belang bij de door [medeverdachte 3] opgevraagde politiegegevens.
Tussenconclusie 2Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beziend, concludeert het hof in navolging van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte 3] vertrouwelijke politie-informatie over verdachte niet alleen heeft opgevraagd, maar ook aan hem heeft verstrekt. Gelet op de hiervoor weergegeven, de verdachte belastende feiten en omstandigheden, had van verdachte mogen worden verwacht dat hij een aannemelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring zou hebben gegeven. Dat heeft hij echter niet gedaan. Hij heeft ervoor gekozen gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
Conclusie m.b.t. schending ambtsgeheimOp grond van al het vorenstaande en de daarbij genomen tussenconclusies stelt het hof vast dat [medeverdachte 3] zijn geheimhoudingsplicht gedurende langere tijd bij herhaling heeft geschonden door politie-informatie te delen met (onder andere) verdachte, terwijl verdachte niet bevoegd was om van die informatie kennis te nemen.
Medeplegen door verdachte?Uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 3] gedurende langere tijd verschillende malen in Blue View zonder legitieme reden bevragingen op de KENO van verdachte heeft gedaan en dat hij een abonnement op de persoon van verdachte heeft gehad in dat systeem. Ten behoeve van die KENO had verdachte zijn persoonsgegevens aan [medeverdachte 3] doorgegeven.
Verdachte wist ook dat [medeverdachte 3] vertrouwelijke politie-informatie aan derden, waaronder criminelen, verstrekte. [medeverdachte 3] heeft dergelijke informatie ook aan verdachte verstrekt. Deze vormen van betrokkenheid van verdachte bij de schending van het ambtsgeheim door [medeverdachte 3] leveren naar het oordeel van het hof echter geen wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte aan dit strafbare feit door [medeverdachte 3] heeft deelgenomen in de vorm van medeplegen. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier tegen de achtergrond van het in het voorgaande weergegeven toetsingskader inzake medeplegen onvoldoende bewijs dat tussen verdachte, [medeverdachte 3] en/of andere personen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht was. Een afweging aan de hand van de eventuele intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte maakt dat het hof, mede in ogenschouw nemend het ontbreken van enige bewijs van een eventuele compenserende mate van betrokkenheid in de voorbereiding van het tenlastegelegde delict, oordeelt dat van een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte bij het strafbare feit geen sprake is.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
(…)
Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan (mede)plegen van schending van het ambtsgeheim
De verdediging heeft op de gronden als verwoord in haar pleitnota, onder verwijzing naar hetgeen zij met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde heeft aangevoerd, betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Volgens de verdediging ontbreekt bewijs dat verdachte informatie heeft verschaft aan [medeverdachte 3] over te bevragen personen, laat staan dat hij de resultaten daarvan heeft aangehoord of heeft aangenomen. Hetgeen zijn ex-vrouw [betrokkene 21] heeft verklaard is onbetrouwbaar, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van het hof wel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de schending van het ambtsgeheim door [medeverdachte 3] heeft bevorderd en/of heeft vergemakkelijkt, door opzettelijk inlichtingen te verschaffen en opzettelijk behulpzaam te zijn. [medeverdachte 3] heeft, zoals blijkt uit het dossier, zonder legitieme reden bevragingen op de KENO van verdachte gedaan en heeft een abonnement op de persoon van verdachte gehad in dat systeem. Verdachte wist, zoals blijkt uit de verklaring van [betrokkene 21], dat [medeverdachte 3] vertrouwelijke politie-informatie aan criminelen verstrekte. Verdachte heeft [medeverdachte 3] benaderd en op grond van de in het voorgaande weergegeven feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat verdachte ten behoeve van die KENO zijn persoonsgegevens aan [medeverdachte 3] heeft doorgegeven.
Gelet op de hiervoor weergegeven, de verdachte belastende feiten en omstandigheden, had van verdachte mogen worden verwacht dat hij een aannemelijke, ter zake van de redengevendheid van de feiten, een ontzenuwende verklaring zou hebben gegeven. Dat heeft hij echter niet gedaan. Hij heeft ervoor gekozen gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuige [betrokkene 21], overweegt het hof met de rechtbank als volgt.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 21], voor zover deze tot het bewijs hebben gediend. De bewijsmiddelen hebben vrijwel uitsluitend betrekking op hetgeen [betrokkene 21] in afgeluisterde telefoongesprekken met haar moeder, met [betrokkene 23] en met verdachte heeft gevoerd. Niet valt aan te nemen dat zij in deze gesprekken met personen uit haar familie- en vriendenkring leugenachtig heeft verklaard. Voor zover verklaringen uit de politieverhoren zijn gebruikt voor het bewijs, vinden deze verklaringen bevestiging in die telefoongesprekken. Uit de processen-verbaal blijkt ook niet dat de verhorende politiemedewerkers haar onder ontoelaatbare druk hebben gezet.
Met betrekking tot het verhoor van 6 juli 2016 wijst het hof erop dat [betrokkene 21] op de meeste vragen steevast geen antwoord heeft willen geven. Het proces-verbaal van verhoor is op verzoek van [betrokkene 21] nog aangepast, waarna zij het op 13 september 2016 alsnog heeft ondertekend. Dat daarbij in de woorden van de verdediging sprake is geweest van koehandel, waardoor [betrokkene 21] min of meer gedwongen werd te tekenen, is het hof evenmin gebleken. Bij de rechter-commissaris verklaarde [betrokkene 21] hierover: 'Het verslag is aangepast en uiteindelijk heb ik ondertekend, maar niet met een goed gevoel. Ik was bang als de informatie over [betrokkene 22] in handen van [verdachte] zou komen, hij dat zou gebruiken op de zitting en mij daarmee om mijn oren zou slaan. Mijn gevoel is geweest dat de rechercheurs daar gebruik van hebben gemaakt. Dat is een gevoel’.
Naar het oordeel van het hof is daarmee onvoldoende concreet onderbouwd dat [betrokkene 21] onder ontoelaatbare druk is gezet om een verklaring af te leggen en daarna het proces-verbaal van verhoor te ondertekenen.
Uit het proces-verbaal van verhoor van 7 september 2016 is het hof evenmin gebleken dat [betrokkene 21] onder ontoelaatbare druk is gezet. Zij heeft die verklaring ook direct na het verhoor ondertekend.
Dat [betrokkene 21] is teruggekomen op eerder afgelegde verklaringen en ook tot tweemaal toe per e-mail de politie heeft bericht dat ze haar verklaringen wilde intrekken, maakt het oordeel van het hof niet anders. Het eerste verzoek tot intrekking is gedaan op 13 juli 2016 en betreft naar het hof aanneemt het verhoor van 6 juli 2016. [betrokkene 21] heeft uiteindelijk een aangepaste versie van dit proces-verbaal alsnog op 13 september 2013 ondertekend. Het tweede verzoek is gedaan op 6 april 2017. Daarin schrijft ze zonder nadere toelichting dat ze haar verklaring wil intrekken. In een e-mailbericht van 13 april 2017 licht ze dit nader toe: 'Je kunt van mij niet eisen dat ik in een zaak betrokken raak waar de vader van mijn zoon volgens jullie in betrokken is waar ik feitelijk gezien niets van afweet'. Dat ze niets (meer) met de strafzaak tegen haar voormalige vriend te maken wil hebben, maakt haar verklaringen niet minder betrouwbaar. In het verhoor bij de rechter-commissaris op 16 mei 2017 verklaart ze bovendien dat ze 'niet het gevoel heeft dat ze heeft gelogen' tijdens de politieverhoren.
Het hof verwerpt dan ook het betrouwbaarheidsverweer.
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat verdachte daarmee het door [medeverdachte 3] begane misdrijf van schending van het ambtsgeheim heeft bevorderd en/of vergemakkelijkt door opzettelijk inlichtingen te verschaffen. Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 2: omkopingDe advocaat-generaal heeft zich onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie in eerste aanleg en het beroepen vonnis op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging heeft op de gronden als verwoord in de pleitnota vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Deze gronden zijn in feite gelijk aan die zij heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar bewijsverweer met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven weergegeven.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aan [medeverdachte 3] persoonsgegevens heeft verstrekt ten behoeve van het aanmaken van een KENO, waarmee [medeverdachte 3] gedurende langere tijd verschillende malen in Blue View zonder legitieme reden bevragingen heeft gedaan op de persoon van verdachte, alsmede dat [medeverdachte 3] een abonnement heeft gehad op de persoon van verdachte in dat systeem. De door [medeverdachte 3] aldus opgevraagde vertrouwelijke informatie is blijkens de verklaringen van [betrokkene 21], welke verklaring het hof, zoals hiervoor is overwogen, betrouwbaar acht, haar moeder [betrokkene 26] en [betrokkene 24] ook bij verdachte terechtgekomen, terwijl verdachte daartoe niet gerechtigd was. [medeverdachte 3] heeft aldus gehandeld in strijd zijn met geheimhoudingsplicht en ambtseed.
Uit de verklaringen van [betrokkene 21] en haar moeder [betrokkene 26] blijkt voorts dat verdachte voor die informatie aan [medeverdachte 3] heeft betaald. Daarbij overweegt het hof dat de verklaringen van [betrokkene 21] en haar moeder [betrokkene 26] worden ondersteund door een afgeluisterd telefoongesprek tussen hen beiden en dat deze niet op zichzelf staan, maar tevens worden ondersteund door het feit dat uit het systeem blijkt dat door [medeverdachte 3] in de betreffende periode daadwerkelijk bevragingen zijn gedaan op verdachte. Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is weergegeven.”

4.Beoordeling van de middelen

4.1.
In de rechtspraak van het EHRM ligt besloten dat het niet in strijd is met art. 6 EVRM indien de rechter de omstandigheid dat de verdachte geen verklaring geeft voor feiten, die er op wijzen dat hij het strafbare feit waarvan hij wordt beschuldigd heeft begaan, bij de waardering van die feiten betrekt. [1] In zo'n geval is het "a matter of common sense" dat uit het ontbreken van een verklaring van verdachte voor feiten die op zijn daderschap wijzen de conclusie wordt getrokken dat hij voor deze belastende feiten geen verklaring geeft omdat hij schuldig is. [2] Ook volgens de Hoge Raad brengt art. 29 lid 1 Sv niet mee, dat een rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid [3] die redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, dat niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken. [4]
4.2.
Het tweede middel werpt de stelling op dat het hof het zwijgen van de verdachte niet mocht meewegen omdat kennelijk naar het oordeel van de steller van het middel geen sprake was van belastende feiten en omstandigheden die om een uitleg van de verdachte vroegen. Wat betreft de vastgestelde feiten en omstandigheden die volgens het hof zouden moeten nopen tot een dergelijke uitleg heeft het hof, gelet op de bewijsvoering, de volgende vaststellingen gedaan die in cassatie niet worden bestreden:
(i) Volgens de logbestanden van Blue View heeft politieambtenaar [medeverdachte 3] op verschillende dagen een persoon in de politiesystemen bevraagd aan de hand van een zogenaamde (lange) KENO, een zoeksleutel/zoekterm, die verwijst naar de verdachte. Ook blijkt daaruit dat [medeverdachte 3] een abonnement had lopen op de verdachte zodat hij regelmatig informatie verkreeg. Daarnaast blijkt uit die logbestanden dat [medeverdachte 3] tweemaal de politiesystemen heeft bevraagd aan de hand van een KENO (zoeksleutel), te weten ‘[plaats] [a-straat]’, die verwijst naar het adres van de (toenmalige) woning van de verdachte, te weten [a-straat 1] [plaats].
(ii) Een lange KENO (zoeksleutel) van een persoon bestaat uit de vier beginletters van de achternaam van de persoon, eerste voorletter van de eerste voornaam, gevolgd door geboortejaar, geboortemaand en geboortedag.
(iii) De verdachte had om verschillende redenen, te weten relatieproblemen en (verdenkingen rondom) hennepteelt, belang bij de door [medeverdachte 3] opgevraagde vertrouwelijke informatie;
(iv) Getuige [betrokkene 21], de ex-partner van de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte [medeverdachte 3] in Nederland heeft geïntroduceerd als iemand waarvan je informatie kunt kopen en dat de verdachte ook informatie van hem heeft gekocht. Dit heeft zij ook verteld aan haar moeder (per telefoon) en eerder aan een medewerker van de politie (per e-mail);
(v) Op 27 september 2014 vond een kort geding plaats over een geschil tussen de verdachte en de getuige [betrokkene 21] over de omgangsregeling van hun kind en diezelfde dag is door [medeverdachte 3] Blue View bevraagd op de KENO-sleutel (zoekterm) van de verdachte.
(vi) Op grond van de in het voorgaande weergegeven feiten en omstandigheden heeft het hof aangenomen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ten behoeve van het aanmaken van een KENO zijn persoonsgegevens aan [medeverdachte 3] heeft doorgegeven.
4.3.
Gelet op de hiervoor weergegeven vaststellingen van het hof, die ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 zeer belastend zijn, meen ik dat het hof niet onbegrijpelijk ervan uit is gegaan dat sprake is van een situatie die vraagt om uitleg van de verdachte. Dit moet – gelet op de tenlastelegging – voor de verdachte ook duidelijk zijn geweest. Desalniettemin heeft hij er voor gekozen dat niet te doen. In dit verband is niet geheel zonder betekenis dat de verdachte werd bijgestaan door een raadsman die uitgebreid heeft bestreden dat het tenlastegelegde bewezen kon worden. Dat het hof het zwijgen van de verdachte heeft betrokken bij de redengevendheid van de overige bewijsmiddelen, acht ik dan ook niet onbegrijpelijk.
4.4.
Het tweede middel faalt.
4.5.
In het verlengde van het voorgaande acht ik ook niet onbegrijpelijk dat het hof aan de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden (inclusief de zwijgende houding van de verdachte) de gevolgtrekking verbindt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte opzettelijk zijn persoonsgegevens heeft verstrekt aan [medeverdachte 3], waardoor deze een KENO-sleutel voor bevraging in de politiesystemen kon aanmaken. Daarbij wijs ik erop dat voor de benodigde sleutels die door [medeverdachte 3] zijn gebruikt niet alleen voornaam en achternaam, maar ook geboortedatum en adres bekend moeten zijn. Tot slot blijkt niet, of is niet aangevoerd, dat [medeverdachte 3] en de verdachte elkaar al op een andere manier en/of elkaar al langer kenden op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat de benodigde gegevens reeds bij [medeverdachte 3] bekend waren en/of niet voor het strafbare doel waren verstrekt.
4.6.
Ook het eerste middel faalt dus.
4.7.
Datzelfde geldt tot slot voor het derde middel, dat opkomt tegen het bewezenverklaarde opzet ten aanzien van beide feiten. Uit de bewijsvoering volgt immers, in het bijzonder de verklaringen van [betrokkene 21] en haar moeder, dat de verdachte niet alleen alle belang had bij de opgevraagde gegevens, maar er ook actief om heeft gevraagd en daarvoor heeft betaald. Daarin ligt genoegzaam het opzet besloten.
4.8.
Alle middelen falen.

5.Conclusie

5.1.
Alle drie de middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
5.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie bijv. EHRM 8 februari 1996, ECLI:NL:XX:1996:AC0232, NJ 1996/725, m.nt. Kn (Murray t. Verenig Koninkrijk); EHRM 6 juni 2000, Appl. no. 36408/97 (Averill t. Verenigd Koninkrijk); EHRM 2 mei 2000, Appl. no. 35718/97 (Condron t. Verenigd Koninkrijk); EHRM 8 oktober 2002, Appl. no. 44652/98 (Beckles t. Verenigd Koninkrijk).
2.Murray t. Verenigd Koninkrijk, par. 51, en Averill t. Verenigd Koninkrijk, par. 51.
3.Op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd.
4.Zie bijv. HR 3 juni 1997, NJ 1997/584; HR 15 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9639 en HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97.