Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
- het betalen van een geldbedrag,
door:
- een website offline te zetten.”
(…)”
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak, behandeld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, gaat het om de vraag of de verdachte, geboren in 1978, wederrechtelijk heeft gehandeld door een ander te dwingen een geldbedrag te betalen. Het Gerechtshof Den Haag had de verdachte eerder veroordeeld voor het wederrechtelijk dwingen van [betrokkene 1] door diens website offline te zetten. De verdachte had in de periode van 31 december 2015 tot en met 4 januari 2016 de website van zijn zwager offline gehaald, omdat deze een rekening niet had betaald. De verdachte stelde dat hij het recht had om de website offline te zetten, omdat deze op zijn naam stond. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, die aanvoerde dat de wederrechtelijkheid van zijn handelen niet uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid. De Procureur-Generaal concludeert dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat de verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld. De conclusie is dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en de zaak moet worden terugverwezen naar het gerechtshof voor verdere behandeling. De discussie over de betekenis van 'wederrechtelijk' in art. 284 Sr is van belang, waarbij de Hoge Raad in eerdere uitspraken heeft aangegeven dat dit begrip niet alleen 'zonder bevoegdheid' betekent, maar ook kan verwijzen naar de maatschappelijke aanvaardbaarheid van het handelen. De zaak roept vragen op over de reikwijdte van het delict en de invulling van de wederrechtelijkheid, wat in de rechtspraak nog niet volledig is uitgekristalliseerd.