ECLI:NL:PHR:2020:682

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
19/01134
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet indienen van middelen van cassatie

In deze zaak is de verdachte bij arrest van 22 februari 2019 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van poging tot doodslag en diefstal door twee of meer verenigde personen. De opgelegde straf bedraagt dertig maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof een schadevergoeding aan de benadeelde partijen toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient een schriftuur met middelen van cassatie binnen twee maanden na betekening van de aanzegging door een raadsman te worden ingediend. Aangezien dit niet is gebeurd, wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/01134
Zitting2 juni 2020

CONCLUSIE

E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 22 februari 2019 door het gerechtshof Amsterdam wegens 1. “medeplegen van poging tot doodslag en medeplegen van poging tot zware mishandeling en medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd” en 2. “diefstal door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toegewezen en voor de toegewezen vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 19/00996, 19/01006 en 19/01116. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Hoewel de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv geldig is betekend, zijn namens de verdachte geen middelen van cassatie voorgesteld.
4. Ingevolge art. 437, tweede lid, Sv dient op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie te zijn ingediend. Nu bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend, dient de verdachte in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG