Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
30 juni 2014onder parketnummer
10-069064-14is de verdachte wegens (gekwalificeerde) diefstallen veroordeeld tot - voor zover van belang - een gevangenisstraf van 92 dagen, met bevel dat 90 dagen van die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden, gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van drie jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
6 juli 2015onder parketnummer
10-037884-15is de verdachte, wegens kraken en vernieling veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 2 weken met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
25 november 2015onder parketnummer
16-196278-15is de verdachte wegens gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met bevel dat 29 dagen van die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
8 juni 2016onder parketnummer
10-232043-15is de verdachte wegens diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
22 augustus 2016onder parketnummer
16-103545-16is de verdachte wegens gekwalificeerde diefstal veroordeeld - voor zover van belang - tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10-232043-15(een gevangenisstraf voor de duur van 1 week) en
16-103545-16(een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken).
10-069064-14,
10-037884-15en
16-196278-15in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen taakstraffen gelasten van respectievelijk 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, 28 uren subsidiair 14 dagen hechtenis, en 58 uren subsidiair 29 dagen hechtenis. Gelet op de grote hoeveelheid om te zetten dagen gevangenisstraf in taakstraf zal het hof ten voordele van de verdachte afwijken van de geldende LOVS-afspraken ten aanzien van de te hanteren maatstaf bij die omzetting.
10-232043-15), wegens “diefstal”, gepleegd in de periode van 21 t/m 23 april 2015, is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren en dat het vonnis op 23 juni 2016 onherroepelijk is geworden,
16-103545-16), wegens “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”, gepleegd op 3 februari 2015, is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren en dat het vonnis op 6 september 2016 onherroepelijk is geworden,
10-069064-14), wegens 1. “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” en 2. en 3. telkens “diefstal”, gepleegd op respectievelijk 19 maart 2014, 19 maart 2014 en in de periode van 21 december 2013 t/m 30 december 2013, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, welke gedeeltelijk is ten uitvoer gelegd (parketnummer 21-000656-15) en dat vonnis op 15 juli 2014 onherroepelijk is geworden,
10-037884-15), wegens “kraken” en “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen”, beide gepleegd op 23 februari 2015, is veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren, waarvan de werkstraf is verricht en dat vonnis op 5 april 2016 onherroepelijk is geworden, en
16-196278-15), wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming”, gepleegd op 7 december 2014, is veroordeeld tot dertig dagen gevangenisstraf waarvan 29 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en dat vonnis op 25 november 2015 onherroepelijk is geworden.
NJ2019/300 m.nt. Ten Voorde, r.o. 2.5 voor zover hier van belang worden verstaan “het feit ter zake waarvan de verdachte is veroordeeld tot de voorwaardelijk opgelegde straf waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd”. Aan het gelasten van een taakstraf in bovengenoemde zaken kon dus niet in de weg staan de op 30 juni 2015 opgelegde werkstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis. Alle hierboven opgesomde feiten dateren immers van daarvoor. Tot cassatie hoeft dit echter niet te leiden. Het Uittreksel Justitiële Documentatie houdt namelijk ook in dat de verdachte bij vonnis van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, van 7 oktober 2011 (parketnummer
11-164155-11), wegens “diefstal”, gepleegd op 22 mei 2011, is veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren en dat vonnis op 7 oktober 2011 onherroepelijk is geworden . De werkstraf is blijkens het uittreksel voldaan. De feiten ter zake waarvan het hof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft gelast (hierboven onder (i) en (ii) genoemd) zijn soortgelijk en de taakstraf is opgelegd in de vijf jaren voorafgaand aan die door de verdachte begane feiten. Het oordeel van het hof dat het taakstrafverbod eraan in de weg staat om inzake de parketnummers 10-232043-15 en 16-103545-16 de voorwaardelijke gevangenisstraffen om te zetten in taakstraffen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Nu niet wordt geklaagd over de tul-beslissingen inzake parketnummers 10-069064-14, 10-037884-15 en 16-196278-15, zal ik daar niet verder op ingaan.
NJ2018/219 m.nt. Kooijmans – door art. 22b Sr niet werd belet om bij het gelasten van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraffen in de strafzaken met parketnummers 10-232043-15 en 16-103545-16 kortere (onvoorwaardelijke) gevangenisstraffen in combinatie met taakstraffen op te leggen dan het nu heeft gedaan. Dat arrest ging over de zogenoemde ‘Valkenburgse zedenzaak’ en had betrekking op het taakstrafverbod dat geldt op grond van art. 22b, eerste lid, aanhef en onder b, Sr (veroordeling voor jeugdprostitutie art. 248b Sr). Het oordeel van de Hoge Raad omtrent de – vanwege het taakstrafverbod – minimaal op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf luidt als volgt: