Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
eerste middelbevat de klacht dat het Hof in strijd met het tweede en derde lid van art. 395 van het Wetboek van Strafvordering van Sint Maarten (hierna: Sv), in samenhang met het algemene motiveringsvoorschrift van art. 402 Sv, niet heeft laten blijken dat het “bij eenparigheid van stemmen” de verdachte in hoger beroep heeft veroordeeld wegens een feit waarvan hij in eerste aanleg was vrijgesproken. Aangevoerd wordt dat de verdachte in eerste aanleg was “vrijgesproken van het hem ten laste gelegde rijden onder invloed”, waarvoor hij in hoger beroep wel is veroordeeld.
o te rijden terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcoholhoudende drank, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan zijn rijvaardigheid kon verminderen, en
o te rijden met een voor de situatie ter plaatse veel te hoge snelheid, en
o (tijdens een inhaalmanoeuvre) te rijden op de linker rijhelft en in de linker berm en tegen de linker vangrail en
o onvoldoende aandacht te hebben voor de overige weggebruikers/aldaar aanwezige voetgangers
o met onverminderde snelheid tegen een voetganger ( [slachtoffer] ) te botsen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] bij gelegenheid van die botsing is gedood, welke dood door die botsing is veroorzaakt.” [2]
tweede middelklaagt over de bewijsvoering waarvoor het Hof ten onrechte gebruik heeft gemaakt van camerabeelden die zijn verstrekt door [A] omdat niet is voldaan aan de toepasselijke regels, in het bijzonder niet aan het voorschrift van art. 177s, vijfde lid, Sv. Het Hof zou het verweer, dat strekt tot bewijsuitsluiting van de door [A] verstrekte camerabeelden, ten onrechte hebben verworpen. Het vormverzuim heeft het Hof ten onrechte beoordeeld aan de hand van art. 413 Sv.
camerabeeldenDoor de verdediging is een beroep gedaan op bewijsuitsluiting van onderzoeksresultaten. Aangevoerd is dat de vordering tot het verstrekken van gegevens van [B] op grond van artikel 177s Sv van 5 mei 2015 nietig is, omdat de mondeling gegeven vordering niet conform lid 5 van dat artikel binnen drie dagen op papier is gezet en dat de op grond van die vordering verkregen camerabeelden van de bewakingscamera’s van [B] daarom - zoals direct uit de BOB-wetgeving volgt - niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
4. Indien de vordering van gegevens betrekking heeft op gegevens die na het tijdstip van de vordering worden verwerkt, wordt de vordering gedaan voor een periode van ten hoogste vier weken en kan telkens met maximaal vier weken worden verlengd. De officier van justitie vermeldt deze periode in de vordering.
5. Bij dringende noodzaak kan de vordering mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt de vordering in dat geval achteraf op schrift en verstrekt deze, op straffe van nietigheid, binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.”
Art. 413, vijfde lid, Sv:
[…]
Camerabeelden [A] :
- 6:54:51; de zwartkleurige Hummer rijdt deels in de zuidelijke berm en deels op de zuidelijke rijstrook, met achter zich een grote stofwolk, en rijdt vervolgens van links naar rechts de rijbaan over en remt sterk af richting de noordelijke berm.
derde middelklaagt over de beslissing van het Hof tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.