ECLI:NL:PHR:2020:1263

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
19/02526
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet indienen middelen binnen termijn

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn cassatieberoep. De verdachte, geboren in 1969, was eerder door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot 54 maanden gevangenisstraf voor verschillende misdrijven, waaronder het medeplegen van een feit onder de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De veroordeling vond plaats op 21 mei 2019 en er was sprake van onttrekking aan het verkeer van een jerrycan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, B.F. Keulen, heeft in zijn conclusie aangegeven dat er samenhang is met acht andere zaken, wat de complexiteit van de zaak vergroot.

Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte, maar de aanzegging zoals bedoeld in artikel 435, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is niet persoonlijk betekend op 1 mei 2020. Hierdoor is de verdachte niet in staat geweest om binnen de wettelijke termijn van zestig dagen een schriftuur in te dienen met middelen van cassatie. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, aangezien hij niet heeft voldaan aan de vereisten die de wet stelt. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde cassatieberoep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/02526
Zitting15 december 2020 (bij vervroeging)

CONCLUSIE

B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 21 mei 2019 door het Gerechtshof Amsterdam wegens in zaak A onder 1 ‘medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen, een vervoermiddel en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’; onder 3 ‘medeplegen van witwassen’; onder 4 ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ alsmede in zaak B onder 1 ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ en onder 2 ‘medeplegen van een reisdocument vervalsen, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot 54 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27(a) Sr. Het hof heeft voorts de onttrekking aan het verkeer bevolen van een jerrycan.
Er bestaat samenhang met de zaken 19/02502, 19/02496, 19/02490, 19/02618, 19/02620, 19/02621, 19/02501 en 19/02503. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is op vrijdag 1 mei 2020 niet in persoon betekend. Namens de verdachte is niet binnen zestig dagen nadien een schriftuur, houdende middelen van cassatie ingediend.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG